Missionarissen van Afrika.
(witte paters)
(NL).

Contactbrief 3e editie 2018. (nr.208)

zondag 23 december 2018 door Webmaster



.-.-.-.-.-.-.-.-.-.



INHOUDSOPGAVE




OUDERE WITTE PATERS
AAN HET WOORD
*

MIGRATIE UIT AFRIKA
*

MIGRANT AAN ZIJN
VROEGERE PASTOOR
*

TOEKOMST VAN HET
CHRISTENDOM
*

OVERLEDEN FAMILIELEDEN
EN VRIENDEN
*

OVERLEDENEN CONFRATER
JAN BRUIJNS
*

HET LAATSTE WOORD
is aan Sector-gedelegeerde
Jozef de Bekker
*



.-.-.-.-.-.-.-.-.-.




Lieve lezer, de omslag van deze uitgave van de Contactbrief wijst er op een nogal luchtige wijze op dat het 150 jaar geleden is, dat de Franse kardinaal Charles Lavigerie zijn ‘Petite Société’, zijn kleine Sociëteit, stichtte, die in de jaren zestig met haar 4.350 leden zou uitgroeien tot een van de grootste missionaire congregaties van Afrika.

Kardinaal Charles Lavigerie

Lavigerie was een van de meest invloedrijke persoonlijkheden van de Katholieke Kerk aan het einde van de 19de eeuw: leider van Franse katholieken, adviseur van pausen en strateeg van de Katholieke Missies van Afrika. Lavigerie was, net zoals de H. Ignatius van Loyola die hij erg bewonderde, een Bask en net zoals alle Basken was hij wilskrachtig, zelfbewust en, net als zijn idool, een geboren leider maar meer autoritair en minder mystiek van inslag. Vanwege zijn onstuimige karakter was hij een nogal moeilijke man om mee samen te werken. Maar met zijn strijdlustige opstelling was hij wel een teken van de veerkrachtige vitaliteit van de Kerk van na het eerste Vaticaans Concilie.

De H. Ignatius van Loyola

Op één punt was Lavigerie bescheidener dan de H. Ignatius: Ignatius wilde de hele wereld voor Christus veroveren, Lavigerie was tevreden met het Afrikaanse continent!

Lavigerie was bisschop van Nancy in Noordoost-Frankrijk en had al een aanbod afgewezen om primaat van heel Frankrijk te worden, toen hij ‘solliciteerde’ voor de bisschoppelijke zetel van Algiers in Noord-Afrika. Naar Algiers gestuurd worden werd gezien als een soort ballingschap, maar voor hem was het een invalspoort naar heel Afrika. Lavigerie’s directe apostolaat, en ook de eerste tien jaar van de activiteiten van de Witte Paters, waren beperkt tot Algerije, Tunesië en de grensstreek van de Sahara. Maar hij werd voor zijn volgelingen een drijvende stuwkracht die hen deed uitgroeien tot een van de meest indrukwekkende missionaire organisaties, die in de meeste landen van Afrika werkzaam waren. Hij leeft voort in zijn Sociëteit. Nu wij de 150 jaar van ons bestaan vieren, denken we met dankbaarheid aan het leiderschap van Lavigerie.

In de loop van die 150 jaar zijn 1023 Nederlanders Witte Pater geworden en die hebben bij elkaar een geweldige hoeveelheid werk verzet in Afrika. Een relatief klein aantal daarvan is uitgetreden. Maar de grote aantallen zijn er niet meer en vandaag zijn we nog maar met 62 man sterk: 43 in Nederland en 19 in Afrika of elders. Vergrijzing grijpt om zich heen, ook bij ons. Een aantal van hen laten we ‘aan het woord’ op de volgende pagina’s. Sommigen gaven heel spontaan, anderen na wat aandringen, heel wat van hun geestelijke wijsheid prijs. Fascinerende lectuur!

Vervolgens snijden we ook een ander vraagstuk aan, zo actueel in onze dagen, namelijk dat van de migratie binnen de Afrikaanse landen en migratie van Afrika naar Europa, met daarop aansluitend een brief van een Afrikaanse migrant, die – eenmaal in Europa – op zoek gaat naar een witte pater die zijn pastoor was in Afrika. Hoe treden die elkaar tegemoet? Zijn wij voor hen net zo gastvrij als zij ons indertijd in hun land ontvingen?

Momenteel bereiden we ons ook voor op Kerst en Nieuwjaar. Bij deze gelegenheid aan al onze lezers: vrede en vreugde van Christus zij met u allen.


In onze seminarietijd – al ruim 50 jaar geleden – werd in onze Sociëteit het Engelse woord ‘Sharing’ nogal eens gebruikt. Sharing betekende voor ons toen vooral: ‘delen’ op spiritueel vlak. Het was iets dat in die dagen erg werd aangemoedigd. Wat daar in feite mee bedoeld werd, was dat we van gedachten moesten wisselen met en vooral goed moesten luisteren naar medestudenten en medebroeders. Je moest leren jezelf bloot te geven, jezelf kwetsbaar op te stellen en proberen iets van je eigen innerlijkheid vrij te geven voor de ander. Je moest vooral luisteren naar wat hen bezig hield, en wat hun diepste gedachten en gevoelens waren. Het betekende: oor hebben voor wat de ander in zijn leven belangrijk vond, gewoon op menselijk vlak, maar ook luisteren naar wat God hem te zeggen had en wat Hij via hem aan jou en anderen wilde meedelen. We werden aangemoedigd dat in praktijk te brengen in onze vormingshuizen, met de bedoeling dat ook later toe te passen in onze leefgemeenschappen in Afrika, en zo beter te kunnen werken aan onze persoonlijke geestelijke ontwikkeling en die van onze witte pater-gemeenschappen. En dat natuurlijk altijd met het oog op en ten dienste van onze missie en onze pastorale taken.

Vandaag, nu we ouder worden, is die manier van met elkaar communiceren niet meer zo zichtbaar en niet meer zo nadrukkelijk aanwezig als vroeger. Soms lijkt het zelfs of wij onszelf steeds minder willen laten horen en dat we – afgezien van wat ‘small talk’ – elkaar steeds minder te vertellen hebben. Iemand die bij tijd en wijlen over ons kerkhof loopt, kan zich verbazen over wat daar allemaal aan spiritualiteit, aan wetenschap, levenswijsheid, levenservaring en talenkennis begraven ligt en zich afvragen of dat alles voor eeuwig en altijd het zwijgen is opgelegd. Hij kan zich dan ook afvragen of dat wij, die hier nog wel rondlopen, ons al op die stilte aan het voor bereiden zijn. Zijn wij inderdaad steeds stiller, minder spraakzaam en minder mededeelzaam aan het worden? Vinden we ‘Sharing’ lastiger worden en kruipen we liever in onze schulp? Een artikeltje schrijven of iets vertellen over ons verleden, over ons werk of de keuzes die we gemaakt hebben, lijkt net iets te veel gevraagd op deze leeftijd. Misschien maakt het deel uit van het zwakker en het ouder worden. Toch geloof ik dat er onder onze ‘langlevenden’ in Heythuysen en elders een ‘stille meerderheid’ is die beslist heel wat te vertellen heeft. Ik heb wel eens gedacht dat de Bijbel het over hen heeft waar er geschreven staat: “De rechtvaardigen groeien als palmen, als ceders op de Libanon. Geplant in het huis van God, groeien en bloeien zij op de pleinen van de tempel. In hoge ouderdom dragen zij nog vrucht, op hoge leeftijd zijn zij nog fris en groen.” (Psalm 92, 13-15)

In de loop van de voorbije jaren hebben we ‘stiekem’, als in een soort langgerekt en onopgemerkt ‘interview’, veel opmerkingen, ontboezemingen en uitlatingen van oud-missionarissen verzameld. Vandaag is dat interview afgerond en presenteren wij daar een bloemlezing van. We legden ons oor te luisteren en vingen links en rechts van die losse opmerkingen op over hun verleden, en ook over hun teleurstellingen en verdriet. Soms getuigden ze met een spontaan enthousiasme over hun keuzes, hun toewijding en hun vertrouwen, en soms ook met wat nostalgie, emotie of verdriet. Door dat alles heen klonk vaak een humoristische en blijde ondertoon; per slot van rekening was het van jongs af aan hun roeping een Blijde Boodschap te verkondigen! En zo bleek er uiteindelijk – als je het maar wil horen – toch nog behoorlijk wat ‘sharing’ aan de gang te zijn en ging de deur open naar aardig wat spiritueel erfgoed!





‘Ik heb er bewust voor gekozen om te vertrekken. Ik wilde dat de Afrikaanse Kerk zou afrikaniseren zonder dat wij als Europeanen daarbij in de weg zouden lopen’.

‘Ik voelde me ouder worden en besloot terug te gaan met volledige toestemming van de bisschop. Ik maakte een toer door alle dorpen van de parochie. Tijdens het afscheid daar wilden de jongeren dat ik met hen danste. Ik danste en ging weer zitten, maar de jeugd danste door. Afrika danst door, ook zonder mij. Hopelijk houden zij de goeie pas erin.’

‘Ik was oud aan het worden zonder het zelf te merken. Mijn oversten moesten me er van overtuigen te gaan. Maar, uitgeschreven uit het werknemersregister van de Heer? Nee, hoor! Een missionaris gaat toch nooit met pensioen! Het afscheid nemen deed wel zeer’.

‘Ze hebben het hier soms over “oud-missionarissen”, maar het is niet omdat ik uit Tanzania ben teruggekomen dat mijn zending beëindigd is. Ik moet gewoon doorgaan te beleven hoe God wil dat ik vandaag nog missionaris ben.’





‘Jazeker, mijn vertrek uit Afrika was als een dolksteek in mijn hart.’

‘Terugkeer naar je eigen land zonder enig toekomstperspectief kan ontmoedigend zijn voor menig confrater. Wij worden hier in Nederland prima opgevangen, daar niet van; we hebben het goed, materieel gezien. Toch komt er meer bij kijken.’

‘Je voelt dat je op onze leeftijd hier in het pastoraat eigenlijk niet nodig bent en dat je het lekenpastoraat maar in de weg staat.’

‘Ik kwam in een vacuüm terecht, als een stuk gereedschap dat ongebruikt op het schap ligt. Over dat gevoel ben ik nu wel heen gestapt.’

‘Ik heb in Afrika heel wat posten en benoemingen gehad en ben dikwijls verhuisd. Nooit heb ik de tijd gehad ergens vast te roesten. Daarom voel ik me mentaal nog soepel genoeg om overal te wonen en te werken. Je moet altijd open blijven staan voor Gods roepstem.’

‘Mijn doofheid isoleert me erg. Maar och, ik accepteer die machteloosheid.’

‘Een bladzijde omgeslagen; een hoofdstuk afgesloten. Het deed pijn, maar ik geef me helemaal aan mijn nieuwe taak.’




‘Voor mij werd het een andere manier van missionaris zijn.’

‘Een paar operaties en de gevolgen daarvan hebben me ervan overtuigd dat ik nu bij de oudjes hoor. Toch heb ik echt niet de indruk dat ik aan de zijlijn sta.’

‘Je kunt overal missionaris zijn. Dat is geen onverschilligheid, maar gezond realisme; het geeft een breder perspectief.’

‘Het is belangrijk open te blijven staan, eventuele nieuwe uitdagingen aan te gaan en uit te zien naar kansen op nieuwe ontmoetingen.’

‘Een paar hartaanvallen bereidden me voor op een eventueel radicaal en definitief vertrek, waarbij elk vorig vertrek secondair was. Het boek Prediker sprak over IJdelheid der IJdelheden en dat alles IJdelheid is, maar ik heb het liever over Volheid zonder Einde, alles is Volheid.’






‘Ik ben nog steeds erg geïnteresseerd in Afrika. Ik ben niet meer in staat tot concrete actie, maar ik ben nog wel steeds met Afrika bezig in mijn gebed.’

‘Ik houd zielsveel van Afrika en de Afrikanen. Ik ben er later nog verschillende keren op bezoek geweest. Maar heimwee? Nee, niet echt. Wel heb ik bewondering voor sommige collega’s die daar nog steeds werken in soms pijnlijke en gevaarlijke omstandigheden.’

‘Zo veel mogelijk probeer ik via het internet en kranten te volgen wat er gaande is in mijn tweede vaderland. Ik heb ook nog steeds telefonisch veel contact. De moderne media helpen daar echt bij. Ook heb ik een collectie van wel duizend foto’s waar ik regelmatig naar kijk.’

‘Persoonlijke contacten met mensen daar zijn voor mij nog erg belangrijk. Hoe parochies en projecten nu gerund worden, daar wil ik me niet meer mee bemoeien; daar zijn zij nu zelf verantwoordelijk voor. Zij doen het anders, maar dat is hun goed recht.’

‘Ik vind het verschrikkelijk dat er nog zoveel ellende is in die landen, oorlogen en stammentwisten. Ik draag dat in mijn hart en in mijn gebed.’

‘Ik zou wel wat meer ‘Sharing’ willen zien in onze gemeenschap, niet zozeer over wat we allemaal gedaan hebben in Afrika, maar over de vooruitgang van Kerk en samenleving daarginds’.

‘Er zijn onder ons wel een paar mensen geweest die met een zekere bitterheid terugkeken op een bepaald missionair verleden dat in hun ogen een mislukking was. Ze maken er van die cynische moppen over en barsten soms uit in zuur hoongelach. Volgens mij hebben wij toch de zekerheid dat God het laatste woord heeft!’








‘Het was een geleidelijk proces, en ik heb geen groot gevoel van shock ervaren. Dat was vooral vanwege het warme welkom door mijn familie, maar ook door de witte pater-gemeenschap. Ik voel me omringd en beschermd door warme mensen in een toch wel erg geseculariseerde westerse wereld.’

‘Loslaten, niets het mijne noemen, niets bezitten! Geen definitief resultaat zien. Een stap achteruit zetten. Dat is essentieel verbonden aan het missionaris zijn.’

‘Ik voelde me op menselijk vlak, maar ook geestelijk, behoorlijk ontwricht toen ik in zo’n bejaardenhuis terecht kwam. Alsof ik een lange donkere tunnel inging. Maar mijn nieuwe leefgemeenschap aanvaardde me al gauw en ik ben in een vrolijke en opgeruimde groep beland die ook bidt.’

‘Hier kan ik mezelf zijn. Er is respect voor mijn vrijheid, die voor mij even noodzakelijk is als ademhalen.’

‘De overgang van een jarenlang verblijf in Afrika naar mijn thuisland vroeg wel wat aanpassing, maar de dagelijkse routine hielp me mezelf aan te passen aan de verschillende types hier in huis die – ondanks de verschillen – toch een goede familiegeest uitademen.’

‘Ik ben negenenzeventig. Ik lijd aan PHPD (pijntje hier, pijntje daar)! Altijd nog wel goesting om iets nuttigs te doen. Al is het maar zoiets als de bloemkes water geven of iemand vooruit dauwen in zijn rolstoel.’

‘Ik ben tachtig geweest! De kalender zal het wel niet mis hebben. De psalmist (Ps. 89: 10) zegt dat tachtig al een hele mijlpaal is. Ik erken mijn beperkingen, maar ben ik echt een fatale drempel overgestoken? De onvermijdelijke etappes van een kort mensenleven zijn toch niet zo duidelijk gemarkeerd?!’’

‘Het is me in Afrika verschillende keren overkomen dat ik me afvroeg: Waar ben ik mee bezig? Heeft het nog zin na al die moordpartijen? Ik ben aan het morren en jammeren geweest: heb ik mijn jonge leven vergooid? In de Bijbel staan ook van die klaagzangen waarin een tastende gelovige zijn hart lucht. God zal dat wel verstaan.’

‘Iemand zei ooit tegen me: “Beleef je missie waar ge ook bent”. En een onbekende middeleeuwse mysticus zei eens: “God kijkt niet naar wat je bent of wat je geweest bent, maar naar wat je wilt zijn.” ’

‘Ik probeer humor, blijheid en vreugde uit te stralen. Van een chagrijnig ‘ouw mènneke’ verwacht niemand een Blijde Boodschap.’

‘Als je ouder wordt, wordt je kwetsbaarder. Je wordt bang van het nieuwe en het onverwachte. Dan moet je wel reageren en misschien wel jezelf forceren en niet wegzakken in passiviteit.’

‘Heerlijk! Eindelijk vrij van structuren en administratieve verantwoordelijkheden! Vrij voor anderen. Nu kan ik bezoekjes afleggen of mensen verwelkomen. Iemand zijn voor een ander. Als je ziek of oud bent, kun je dichter bij andere zieken of ouderen staan.’

‘Een vriendelijk gebaar of een teken van oprechte belangstelling doen mij goed; dus waarom niet eenzelfde geste aanbieden aan anderen? Dat is het wat mijn missionaris-zijn nu inhoudt.’

‘Ik hoop dat ik straks heel rustig de overgang kan maken naar een minder actief leven. Ondertussen bewonder ik wel de kalmte die een aantal collega’s uitstralen die op rust zijn.’

‘Gemeenschapsleven, het voorbeeld van confraters, de gezonden en de zieken, openheid voor moderne vraagstukken: dat alles brengt geluk en tevredenheid in mijn leven. Een kostbare gift terwijl ik wacht op de ‘Grote Passage’.







‘God verscheen aan Abraham op het heetst van de dag’, zo lezen we in Genesis 18:1-5. Hij komt altijd onaangekondigd, tijdens siësta-tijd nog wel – het heiligste uur van de dag! De oude Abraham zat klaar bij de ingang van zijn tent’, niet in een ivoren toren. Ik wil op mijn leeftijd ook nog graag aanspreekbaar, benaderbaar en toegankelijk zijn. Dat is toch het kenmerk van ons missionaris-zijn!

‘Ik ben God dankbaar voor de innerlijke rust die Hij mij … meestal … geeft!’

‘Wat mij stimuleert? Zonder enige twijfel is dat de eindeloze liefde die God heeft voor ieder van ons. ‘

‘De bronnen van mijn geestelijk leven zijn: God mijn Vader en Jezus mijn vriend, in een inwendige dialoog in de alledaagse praktijk van het leven.’

‘In het verleden werd ik gemakkelijk uit mijn evenwicht gebracht door bepaalde gebeurtenissen, maar nu vind ik het eenvoudiger gewoon rustig te blijven. Meer dan ooit ben ik er nu zeker van dat God dicht bij me is.’

‘Wie heeft er in zijn leven geen fouten gemaakt? Ik leg die allemaal voor de Vader neer. Dat zie ik niet als een vlucht, maar als een bevrijdende noodzaak.’

‘We hebben nu meer tijd om te bidden. Veel méér dan bidden kan ik toch niet meer.’

‘De schitterende omgeving waarin we nu wonen helpt ons om in vrede en rust te leven in afwachting van de Grote Ontmoeting met God.’

‘Dagelijks opnieuw edelmoedig zijn en elkaar ondersteunen in kleine dingen, dat lijkt me ontzettend belangrijk nu we oud zijn.’

‘Op mijn ouwe dag blijft me alleen het apostolaat van de glimlach over. Het kost niks en je beoefent het vanuit je rolstoel. Ik hecht veel waarde aan openheid tegenover anderen. Constructief en mededeelzaam, zonder overal te kritisch op te zijn.


Migratie is een belangrijk en actueel onderwerp in onze dagen en dat zal voorlopig nog wel zo blijven. In het verleden was er een tekort op de arbeidsmarkt in Europa en toen waren arbeidsmigranten de oplossing. Turkse en Marokkaanse en andere gastarbeiders kwamen om de Europese economie draaiende te houden. Vandaag worstelen we opnieuw met een migrantenprobleem, voornamelijk uit Azië en Afrika, maar nu denken we dat we ze niet meer nodig hebben en dat veroorzaakt politieke aardbevingen. Duitsland raakte dit jaar nog in een regeringscrisis vanwege het migrantenvraagstuk. De huidige regeringen van Oostenrijk en Italië komen voort uit de roep om die crisis het hoofd te bieden en de diepste reden van de Brexit lijkt wel de wil van Engeland om greep te krijgen op arbeidsmigranten uit Oost-Europa.

Afgezien van de talloze vluchtelingen uit oorlogsgebieden zijn er ook nog de migranten die ons continent een aantrekkelijke bestemming vinden vanwege haar grote welvaart. Het probleem is steeds dat de EU niet tot een echt migratiebeleid kan komen. Een aantal Oost-Europese landen, zoals Polen, Tsjechië, Hongarije en Slovakije, weigeren deel te nemen aan het opgezette spreidingsplan, terwijl het Duitsland van Mama Merkel heel veel voor haar rekening nam. Ook Nederland neemt mensen op, maar reageert tegelijkertijd tamelijk alarmistisch: wij zouden de aantallen vluchtelingen en migranten niet aan kunnen; mensen met een moslimachtergrond zullen veel moeilijker integreren; een groot deel van hen zijn niet echt politieke maar economische vluchtelingen! De vraag blijft: wat voor invloed gaat migratie hebben op het Westen zoals we dat nu kennen?

Vanuit ons perspectief van Missionarissen van Afrika zijn wij bekend met de talloze heel aannemelijke redenen waarom zoveel Afrikanen weg willen uit eigen land. Om te beginnen is er een bevolkingsexplosie aan de hand die er voor gaat zorgen dat de Afrikaanse bevolking in 2050 zal zijn verdubbeld tot 2.5 miljard. Daarnaast zorgen extreme klimaatveranderingen voor zowel droogte als overstromingen. Reeds bestaande migrantengemeenschappen in het Westen trekken nieuwe migranten aan. De welvaartskloof tussen Noord en Zuid is voor iedereen duidelijk. En ten slotte zijn er nog steeds veel politieke crisissituaties in diverse landen die op veel plaatsen gewelddadige conflicten teweegbrengen.

Daarom trekt de jeugd weg, grotendeels naar andere Afrikaanse landen, maar daar nemen wij in Europa geen notitie van. Wat wij wel zien is dat duizenden anderen naar ons Europa willen komen en bereid zijn daarvoor hun leven te riskeren. Het is duidelijk dat er in het Afrika van vandaag een hele jonge generatie is die volledig gedesoriënteerd is. Zij is opgegroeid te midden van corruptie en van politiek en economisch wanbeleid in een toenemend materialistische maatschappij, waaraan zij door gebrek aan middelen niet deel kunnen nemen. Deze jeugd maakt meer dan de helft uit van de Afrikaanse maatschappij; zij heeft nauwelijks een goede basisscholing gehad, geen beroepsopleiding, geen toekomst of verstandelijke waarden waar ze op terug kan vallen.

Eén ding is duidelijk: Afrika, zonder kansen en vaardigheden die brood op de plank brengen, zal binnen afzienbare tijd de wereld destabiliseren en de migrantenstroom zal alleen maar toenemen. Niemand zal die nog tegen kunnen houden.

Wat doen wij, wat doet Europa hieraan? In Europa is in 2015 het z.g. ‘Trust Fund for Afrika’ opgericht. Dat is een fonds dat 3,2 miljard euro vertegenwoordigt en tot doel heeft migranten buiten Europa te houden en alternatieven wil vinden binnen de eigen regio. Het gaat er van uit dat de migratiestromen uit Afrika alleen maar afgeremd kunnen worden als de Afrikaanse jeugd een helder perspectief wordt geboden. Maar bij de jongeren is het idee van Europa als een El Dorado buitengewoon hardnekkig.

De Europese Unie steunt initiatieven om jongeren in Afrika duidelijk te maken dat ze niet weg hoeven uit hun land, en dat ze hun leven niet hoeven te wagen in de woestijn, in de hel van Libië of op de Middellandse Zee. In de regio Kolba van Senegal b.v. kennen de jongelui allemaal wel iemand die is verdronken of verdwenen op reis naar Europa. De rampen op de Middellandse zee hebben er bij hen flink ingehakt. Enkele maanden geleden zijn er uit een van hun dorpjes nog vijf jongens verdronken.

Toch is de ‘obsessie’ voor Europa sterker dan hun angst. Werkloze jongeren zien mooie stenen huizen verrijzen naast de rieten hutjes van hun dorp. Die zijn gebouwd door succesvolle migranten die de oversteek gemaakt hebben en dat betekent een plotselinge en ongekende rijkdom voor mensen die zonen in Europa hebben. Migranten sturen miljarden euro’s terug naar huis en dat geld draagt in belangrijke mate bij aan het nationale inkomen. In Senegal bijvoorbeeld verdubbelden deze zogenoemde ‘remittances’ in de afgelopen tien jaar tot 2 miljard euro. De 161 miljoen euro uit het Europese Trust Fund voor Senegal steken hierbij vergeleken schril af. Een nieuw huis bouwen of vaders die ineens op pelgrimstocht naar Mekka kunnen! Dat willen de achterblijvers ook wel. ‘Barça ou Barzakh’ – Barcelona of hier sterven – dat zijn de gevleugelde woorden onder de migranten.

‘Het idee van Europa als een El Dorado is hardnekkig’, zegt Abdoulah Kharma, de onder-gouverneur van Pakour. ‘Jongeren hier hebben geen idee; ze zijn niet naar school geweest en niet gewend om te werken of te sparen. Alles wat je vroeger nodig had groeide hier in het bos. Maar de tijden zijn veranderd. Nu willen jongens mobiele telefoons en mooie spullen. Onze voedselvoorziening wordt bedreigd door klimaatveranderingen. Jongeren hebben nu geld nodig. Voor de meeste baantjes hier halen ze hun neus op, maar paradoxaal genoeg willen ze wel werken in Europa. Ze hebben geen idee dat Europa niet meer is zoals vroeger.’

De jongens die onlangs naar Europa vertrokken, weten ondertussen wel beter. Het grootste deel van hen strandt in Libië of zelfs al in doorgangsland Niger, dat met hulp van de EU zijn noordelijke grenzen beter bewaakt. Steeds meer migranten keren daarom terug naar Senegal of waar ze ook vandaan komen en onze confraters in Noord-Afrika krijgen met veel van deze jongelui te maken. In 2016 waren dat er 1.818, dit jaar al zo’n 5.000, vooral vanuit Libië, waar naar schatting 400.000 migranten vastzitten in detentiecentra of werkkampen. Men verwacht dat de komende drie jaar nog minstens 10.000 migranten terugkeren.

De 28-jarige Abdullah Bah heeft twee keer geprobeerd Europa te bereiken. “Ik zag hoe goed mijn buren het hadden, omdat ze geld uit Europa kregen. Op een gegeven moment realiseerde ik me dat mijn hele schoolklas weg was, behalve ik. Toen ben ik ook gegaan”. Drie jaar is Bah onderweg geweest om eerst vanuit Mali en later bij een tweede poging vanuit Mauritanië te worden teruggestuurd. “Weggegooide jaren” zijn het geweest, die hem en de andere migranten zichtbaar hebben getekend.

Het aantal migranten dat de oversteek waagt is in de loop van verleden jaar al wel gedaald, mede door Europees ingrijpen aan de grenzen van de Sahel. In 2016 stak een record van 181.000 migranten uit Afrika over; nu is de stroom afgezwakt en blijft de teller steken op zo’n 100.000. Maar de grondoorzaken van migratie – armoede, werkloosheid, onderdrukking en gebrek aan perspectief – zijn lastig weg te nemen. Hoe kunnen we die last verlichten?


Onder de talloze migranten, nu op Europese bodem, komen er veel uit Afrikaanse landen waar wij, Witte Paters, gewerkt hebben en nog werken. Een van hen schreef onderstaande brief aan zijn vroegere pastoor die nu in zijn thuisland met pensioen is:
“Ik heb in de voorbije tijd veel aan u gedacht. Maar nu ik hier in uw vaderland ben, zou ik u heel graag willen ontmoeten.”

En hij daagt hem uit:
“Daarom vraag ik u: Laat uzelf vinden!”

En hij gaat verder:
“U weet nog wel: ik kom uit Mali, waar u als missionaris hebt gewerkt en waar we elkaar hebben gekend. Ik schrijf u deze brief om u te vragen mij bij te staan op deze weg die ik ingeslagen ben. Enkele jaren geleden had ik me niet voor kunnen stellen dat ik me eens hier in uw land zou bevinden, maar de tragische gebeurtenissen, het terrorisme, de droogte, de steeds oprukkende armoede en tal van andere factoren waarvan ik en veel van mijn landgenoten slachtoffer zijn, hebben me gedwongen de woestijn, de Middellandse Zee en veel gevaren te trotseren om hier te komen.

Ik ben naar u op zoek om twee redenen. Allereerst omdat ik in mijn hoofd en hart zo’n mooie herinnering aan u heb. Ginds in mijn land hebben wij u destijds gastvrij ontvangen. Ik van mijn kant rekende veel op u. U kende mij bij naam. Dankzij de scholen die u bouwde, heb ik leren lezen en schrijven en ben ik me bewust geworden van een aantal van mijn mogelijkheden… In het Centrum voor Sociale Vooruitgang hebben de zusters mijn moeder, mijn zussen, mijn tantes en andere vrouwen leren lezen en koken, en werden hen belangrijke noties over voedingswaarden en hygiëne bijgebracht.

Leer mij uw mensen kennen
De tweede reden waarom ik naar u op zoek ben is dat u ons liet zien hoe het Evangelie als een deeg moet zijn dat de mens bevrijdt in al zijn dimensies - de ‘hele mens’. Daar van uitgaande begonnen een aantal van mijn vrienden en kennissen zich te interesseren in menselijke vooruitgang, door bijvoorbeeld zelf bakstenen te maken en betere huizen te bouwen. Ik heb gezien hoe zij coöperaties vormden en voor hun rechten op kwamen… Ik ben u erg dankbaar voor wat u allemaal voor mijn land gedaan hebt. Ik dank ook uw medebroeders en medezusters die nog daar zijn en uw werk voort zetten. Ik dank ook uw familie en uw parochie van herkomst die zo veel deden om ons te helpen.

Maar de laatste maanden voel ik een immense behoefte u, hier in uw land, terug te vinden nu ik als migrant onderweg ben. De mensen hier hebben zich een beeld van ons gevormd: wij zijn bedelaars, dieven of armoedzaaiers waar ze muntjes naar toe gooien zonder ons in het gezicht te kijken. Zij weten niet dat achter dat beeld een mens schuil gaat met eenzelfde menselijke waardigheid als de hunne, maar een waardigheid die bedolven wordt onder de ellende, de frustraties, de onzekerheden of de wanhoop ten aanzien van het verloren paradijs dat wij hier in Europa dachten te vinden. Ik zou hen kunnen uitleggen dat ik daarginds weinig of geen kansen had, maar dat ik in ieder geval mijn waardigheid nog bezat. U bent bekend met onze levensvreugde en onze dans, de avonden met het ritme van de trommen die het hele dorp samenbrachten voor het feest van het samenzijn in het schijnsel van de maan. Ik zie de vreugde van mijn volk nog voor me toen u bij ons was: de mensen brachten u het beste van wat ze hadden om u zo goed mogelijk te ontvangen. U betekende zo veel voor ons. Als vreemdeling in Europa, ontmoet ik veel mensen, veel groeperingen die de rechten van migranten zeggen te verdedigen. Maar anderen willen ons verjagen en uitzetten. Koloniale mogendheden hebben Afrika jarenlang uitgebuit en zich aan ons verrijkt. Maar nu wij een beter leven zoeken kennen zij ons niet meer. Mijn situatie als migrant blijft zodoende precair. Toch ben er zeker van dat mijn leven er heel anders uit zal zien als u mijn zaak wilt bepleiten en u mij in mijn taal zou uitleggen hoe men hier dient te leven. Ik zou niet meer dagelijks op straat rondhangen, ik zou niet meer hoeven te stelen of me zelf prostitueren. Men zou in mij een menselijk wezen erkennen zoals zijzelf zijn. En ikzelf, als ik me eenmaal ontworsteld heb aan de segregatie en de frustratie, zal dan beter begrijpen hoe ik me hier moet gedragen en ik zal vast en zeker die diepe medemenselijkheid ontdekken van uw medeburgers, die tot nog toe dikwijls verborgen lijkt achter hun ‘overdaad aan welvaren’. Als het zover is, dan zullen ons ‘gezamenlijk mens-zijn’ en onze ‘Ubuntu’-gedachte [1] elkaar beslist ontmoeten.

Help me mijn geloof te bewaren
Uit wat u mij vertelde had ik begrepen dat het christelijk geloof in uw land goed beleefd werd: broederschap, solidariteit, dialoog, vergeving, respect voor morele waarden, familie-eenheid… Maar soms ben ik teleurgesteld in wat ik hier zie. Er zijn mensen die zeggen dat God niet bestaat en dat in God geloven goed is voor de zwakkeling, de arme of de onvrije. Sommigen van mijn vrienden zijn – nu ze gedesoriënteerd zijn – geneigd opnieuw veiligheid te zoeken in ons traditioneel geloof. In moeilijke tijden gaan ze opnieuw amuletten dragen of de waarzegger raadplegen. Ik heb daar tot nog toe niet aan toe willen geven. Maar hoe lang kan ik dat nog volhouden? Ik heb u nodig mijn christelijk geloof te bewaren.

Ik heb nog veel andere dingen met u te bespreken, maar het zou beter zijn als wij elkaar daadwerkelijk zouden ontmoeten. Een ding wil ik hier nog aan toevoegen, iets wat u zelf natuurlijk beter weet dan ik: tijden zijn veranderd en daarmee ook de missionaire werkelijkheid. Vanwege de huidige migrantenstroom, die alleen maar gestopt kan worden door wat meer rechtvaardigheid op internationaal niveau, zijn de Europese ‘moederkerken’ zelf missieterrein geworden. En omdat de dienaar Gods eigenlijk nooit met pensioen gaat, hebt u ook hier bij u thuis nog steeds handen vol werk… Zoals u deed bij ons in Mali: ga naar buiten en zoek ons op in de buurt van jullie paleizen en wolkenkrabbers, of in ons tentenkamp in de Jungle van Calais. En, zoals u dat deed bij ons in Mali: open de deur voor ons. Dan zullen wij ons thuis voelen.

Met diepe vriendschap en warme groet, teken ik: Faustin


Ieder jaar als paus Franciscus zijn kerstboodschap uitspreekt stromen er naar schatting zo’n 150.000 mensen samen op het St. Pietersplein in Rome. Sinds de tijd van keizer Constantijn zijn Rome en sindsdien ook Europa het centrum van de christenheid geweest en nu, twee millennia later, is het christendom nog altijd ’s werelds grootste godsdienst.

Europa is officieel nog steeds het werelddeel met de grootste christenbevolking, zij het dan in naam, want Europese priesters en dominees preken voor steeds legere kerkbanken. In Nederland gaat nog maar 12% een of twee keer per maand naar een zondagsdienst; in Frankrijk, Zweden en Finland is dat 10%, terwijl gegevens van het European Social Survey (ESS) tonen dat van de totale Europese bevolking een derde van wie zich christen noemt op zondagen naar de kerk gaat. De terugloop in kerkbezoek is grotendeels te wijten aan een voortschrijdend secularisme en de trend onder de jeugd om individuele spiritualiteit te verkiezen boven ‘geïnstitutionaliseerde godsdienst’.

Als Witte Paters vragen wij dan meteen: hoe zit dat in Afrika? Daar is 46,53% christen, 40,46% moslim en 12% animistisch. De bevolking van Sub-Sahara Afrika omarmde tot nog toe het evangelie dikwijls met de ijver van jonge bekeerlingen. In 1900 waren er 6 miljoen Afrikaanse christenen, vandaag zijn er dat 50 miljoen op een bevolking van 1.2 miljard. Een survey in Ghana, Nigeria, Rwanda, Zuid-Afrika en Zimbabwe laat zien dat 90% van hen die zich christen noemen ook regelmatig de kerk bezoeken. Als die landen inderdaad representatief zijn voor heel Afrika, dan zouden er daar in totaal een kleine 500 miljoen reguliere kerkgangers moeten zijn.

Het zwaartepunt van het christendom is dus duidelijk verschoven naar het zuiden. Daar zijn verschillende redenen voor aan te wijzen. De economie lijkt daarbij een belangrijke rol te spelen: hoe welvarender een land, des te minder haar burgers kerkgangers zijn. Kijk maar naar het rijke West-Europa. Als economische ontwikkeling en een gelijkere distributie van inkomen de oorzaak is van lager kerkbezoek, dan zou je zeggen dat wat goed is voor de armen van deze wereld slecht is voor de christenheid en dan zou je zeggen dat paus Franciscus voorzichtig moet zijn met zijn ‘arme kerk’!

Sub-Sahara Afrika is niet alleen de thuisbasis van de meest praktiserende christenen ter wereld, het is ook de snelst groeiende regio van onze planeet wat betreft bevolkingsgroei en binnen tien jaar zal meer dan de helft van alle christenen in Afrika wonen. Maar zelfs als het een snelle economische ontwikkeling tegemoet gaat, dan nog is het onwaarschijnlijk dat men een niveau van rijkdom bereikt dat gelijke tred houdt met de toenemende secularisatie.

Terwijl christenen overal de geboorte van Jezus vieren, lijkt het centrum en het zwaartepunt van de meest populaire godsdienst ter wereld naar Afrika te verschuiven, naar de geboorteplaats van de mensheid zelf.



Jan werd geboren op 10 augustus 1940 te Gilze-Rijen als oudste van een gezin van vijf. Hij studeerde in de vormingshuizen van de Witte Paters in Sterksel, Santpoort, St. Charles bij Boxtel, Dorking (Engeland) en Vals (Frankrijk) en werd priester gewijd op 2 juli 1966 in de St. Martinuskerk in Princenhage (bisdom Breda).

Op 19 december 1966 vertrok hij naar Mali en begon daar met het leren van de plaatselijke taal, het Bobo. Hij werd benoemd voor parochiewerk, maar al gauw bleek dat hij niet op zijn gemak was in het basispastoraat. Vanwege zijn impulsieve en soms ongeremde opmerkingen kon hij koel overkomen, maar hij was ook bereid om alles weer recht te zetten. Hij was wilskrachtig en had een groot doorzettingsvermogen. Iemand karakteriseerde hem als een “realist met een hoog ideaal”, maar Jan zag zichzelf liever als “iemand die knopen doorhakte”.

Hij was iemand met een duidelijk inzicht in pastorale en financiële kwesties en werd daarom in 1974 benoemd tot coördinator van het nationale bureau voor projecten van de bisschoppenconferentie, het BECAD. Daarnaast werd hij secretaris van de bisschoppenconferentie en in 1977 ook procurator van het bisdom Bamako, Mali’s hoofdstad. In 1979 benoemde de aartsbisschop hem bovendien ook nog tot algemeen econoom van het bisdom. Jan deed al dit werk graag, met succes en tot tevredenheid van allen. Als secretaris van de bisschoppenconferentie bereidde hij o.a. de “Ad Limina”-bezoeken voor van de bisschoppen aan Rome, het 100-jarig bestaan van de kerk in Mali, en het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Mali. Voor de BECAD had hij o.a. te maken met medicamenten, voedsel, zaaigoed, en transport. Van alle gelden (jaarlijks zo’n 10 miljoen euro) die van over de hele wereld bij de kerk in Mali terecht kwamen werd 80% beheerd en gecontroleerd door Jan en zijn bureau.

Het was in die tijd dat de Sahellanden, waaronder Mali, een moeilijke periode beleefden vanwege mislukte oogsten. Jan vond dat er om humanitaire redenen voedselhulp moest gegeven worden, maar eigenlijk was hij gelukkiger met structurele hulp. De samenwerking met de Malinezen, die overwegend Moslim zijn, verliep overigens goed.

In 1984 werd duidelijk dat men Jan te zwaar belast had. In mei 1985 werd er daarom een nieuwe econoom van het bisdom benoemd. Jan behield het BECAD en het secretariaat van de bisschoppenconferentie. Volgens de regionale overste zag iedereen dat Jan er van opfleurde. Samen met zijn bureau lukte het hem een systeem op te zetten dat de plaatselijke kerk financieel onafhankelijk moest maken. Hij stelde er een handleiding voor op, getiteld: “Kerk van Mali, werp je krukken weg”, die gepubliceerd en verspreid werd. Bij gelegenheid van zijn 50-jarig priesterjubileum, toen Jan al terug was in Nederland, reikte het bisdom hem de medaille uit van Bijzondere Verdienste.

Op 1 juli 1998 werd hij gevraagd provinciaal econoom van de Nederlandse Provincie te worden. Ondanks zijn liefde voor Mali en de Malinezen aanvaardde hij die benoeming en keerde terug naar Nederland.

Na al eerdere gezondheidsperikelen kreeg hij in november 2001 een tia. Hij moest met een kruk gaan lopen, en bleef wat belemmerd in zijn spraak. Op 18 december 2006 moest hij opgenomen worden in het ziekenhuis. Na een lang verblijf daar, werd hij verwelkomd en hartelijk verzorgd bij de Broeders van Glorieux.

In januari 2010 ging Jan naar Heythuysen. Rond 20 oktober 2018 werd het duidelijk dat zijn krachten op waren. Zijn zussen en andere familieleden kwamen hem dagelijks bezoeken. Hij werd goed verzorgd door de verpleging en door de coördinatoren van onze gemeenschap. Op 31 oktober 2018 is hij rustig in zijn appartement overleden.


Over enkele weken zitten we midden in de winter. We hebben juist de eerste nachtvorst gehad, een teken dat de lange droge en warme zomer en de (ook te droge) herfst voorbij zijn en dat de winter aan komt zetten.

Bij het woord “winter” gaan mijn gedachten uit naar kou, ijs en sneeuw, donkere dagen. IJs en sneeuw zijn verbonden met het woord pret, maar ook met moeilijkheden in het verkeer en bij werkzaamheden in de buitenlucht. Donkere dagen doen me denken aan de warmte van de feesten van Sinterklaas, Kerstmis, Oud en Nieuw. Het zijn dagen en feesten waarbij de saamhorigheid, het bij-elkaar-horen, op een intense manier beleefd worden. Dat is in ieder geval de bedoeling. Die feesten zijn uitermate geschikt om de banden met vrienden, familie en collega’s te vieren, en indien nodig, nog eens aan te halen en te verstevigen.

Maar voor veel mensen zijn die dagen allesbehalve feestelijk en warm. Miljoenen mensen leven in slechte omstandigheden, hebben honger en dorst, zijn ziek, zijn vluchteling in eigen land of in een vreemd land. Als ik stil sta bij de reis van Jozef en Maria naar Bethlehem, dan denk ik aan zoveel mensen die altijd maar onderweg zijn en nergens thuis zijn. Als ik de kerststal zie, dan denk ik aan zoveel mensen die in een vluchtelingenkamp wonen en afhankelijk zijn van wat hen te eten gegeven wordt. Ja, Jezus kwam de wereld binnen via de achterdeur. Hij kwam binnen daar waar ook de minsten een plaatsje hadden.

Met de feestdagen kunnen we mijmeren over de kansen die wij in Nederland hebben om gelukkig te zijn. We kunnen dan dankbaar zijn voor de vele mooie momenten en gebeurtenissen die ons leven aangenaam hebben gemaakt, en nog maken. Tegelijkertijd kunnen we stilstaan bij de gebeurtenissen die ons pijn en droefheid bezorgd hebben. Ja, deze donkere dagen rond Kerstmis en Nieuwjaar hebben een dubbele betekenis: zowel vreugde als verdriet, we kunnen zowel geluk als pijn ervaren. Dat doen we als familie, dat doen we als vrienden, dat doen we als mensen die elkaar liefhebben.

Als Missionarissen van Afrika hebben we, naast redenen om bedroefd te zijn, ook veel redenen om dankbaar te zijn. De ervaringen van heel veel missionarissen getuigen van het vele goede dat in de mens leeft, van het vele mooie dat zij bij de anderen hebben ontdekt. Met die ontdekking zijn ze zelf veranderd, hebben ze steeds meer gevoel en begrip gekregen voor de manier waarop andere mensen de dingen bekijken en doen. Sommige confraters hebben die ontdekkingen en ervaringen opgeschreven en gepubliceerd. De een beschreef de veranderingen in het land waar hij werkzaam was, de ander publiceerde documenten over de sociale leer van de Kerk, en hoe die kan worden toegepast in de plaatselijke situatie, een derde schreef de memoires van zijn eigen missionair leven. Dat alles vormt een hele schat aan documenten waarvoor we dankbaar zijn.

Maar we hebben nog meer redenen om dankbaar te zijn. Drie jaar lang hebben we onszelf voorbereid op de viering van ons 150-jarig jubileum. Gedurende die jaren hebben we met dankbaarheid gekeken naar het verleden, met vertrouwen gekeken naar het heden en met hoop gekeken naar de toekomst. Van 12 tot 16 december 2018 wordt het jubeljaar (2018-2019) officieel geopend in Tunesië, waar heel veel generaties Witte Paters hun opleiding in de theologie hebben gevolgd. We vieren dat samen met de Congregatie van de Witte Zusters die een jaar na ons werd opgericht.

Op 8 december van dit jaar worden 19 martelaren zalig verklaard in Algerije, ons “geboorteland”. Onder hen zijn 4 Witte Paters: een Belg en drie Fransen, vermoord in Tizi-Ouzou. In een pastorale brief schrijft de huidige aartsbisschop van Algiers daarover het volgende: “Deze martelaren hebben hun leven gegeven voor God, maar ook uit liefde voor de Algerijnse bevolking. Door hun bloed dat werd vergoten, is deze band onlosmakelijk geworden. Tegelijk deelden zij het lot van duizenden Algerijnen die op dezelfde verschrikkelijke wijze zijn omgebracht. Ook zij vonden de dood uit liefde voor de Algerijnse bevolking en voor hun land”.

Deze zaligverklaring kunnen we ook op twee manieren beleven. Enerzijds roept het in ons weer de pijnlijke herinneringen op aan wat er in december 1994 is gebeurd in Tizi-Ouzou. Anderzijds vinden we hier een aanleiding om te danken voor zoveel toewijding en zelfopoffering van deze medebroeders….en van zoveel anderen.

Dankbaar en blij sluiten we het jaar 2018 af, met hoop en vertrouwen gaan we het jaar 2019 tegemoet. Namens alle Witte Paters in Nederland of afkomstig uit Nederland wens ik u allen Zalig Kerstmis en Zalig Nieuwjaar. Wij wensen u blijdschap, hoop en vertrouwen toe, die hun oorsprong vinden in Jezus, de mens geworden Zoon van God. Mag zijn boodschap van Vrede en Gerechtigheid, van Barmhartigheid en liefde ons allemaal vergezellen en inspireren in dat nieuwe jaar.

Jozef de Bekker


[1‘Ubuntu’ is een Bantoe term (afkomstig van etnische groeperingen in sub-Sahara Afrika) die letterlijk ‘mensheid’ of ‘menselijkheid’ betekent. Het is dikwijls vertaald als: ‘ik ben omdat wij zijn’ en ook als: ‘mens-zijn voor elkaar’. Het is vooral gebruikt in de meer filosofische betekenis van het geloof: in een universele band van Sharing die de hele mensheid omvat.


Homepagina | Contact | Overzicht van de site | | Statistieken van de site | Bezoekers : 1183 / 406418

De activiteit van de site opvolgen nl  De activiteit van de site opvolgen Nederland  De activiteit van de site opvolgen Contactbrieven   ?

Site gebouwd met SPIP 4.2.14 + AHUNTSIC

CC BY-SA 4.0