EUCHARISTIEVIERING
EN BEGRAFENIS van Br. WILLY DE BOER M. AFR.
Heythuysen, 25 februari 2006
Lezingen:
1 Johannes
4,7-17.
[7] Geliefde broeders en
zusters, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder
die liefheeft is uit God geboren en kent God. [8] Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde. [9] En hierin is Gods liefde ons
geopenbaard: God heeft zijn enige Zoon in de wereld gezonden, opdat we door hem
zouden leven. [10] Het wezenlijke van de liefde
is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn
Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden.
[11] Geliefde broeders en
zusters, als God ons zo heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar liefhebben. [12] Niemand heeft God ooit
gezien. Maar als we elkaar liefhebben, blijft God in ons en
is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden. [13] Dat wij in hem blijven en
hij in ons, weten we doordat hij ons heeft laten delen in zijn Geest. [14] En we hebben zelf gezien
waarvan we nu getuigen: dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als redder van de
wereld. [15] Als iemand belijdt dat Jezus
de Zoon van God is, blijft God in hem en blijft hij in God. [16] Wij hebben Gods liefde, die
in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde
blijft, blijft in God, en God blijft in hem.
[17] Zo is de liefde bij ons
werkelijkheid geworden, en daardoor kunnen we op de dag van het oordeel vol
vertrouwen zijn, want hoewel wij nog in deze wereld zijn, zijn we als Jezus.
Lucas
14,1. 12-15
[1] Toen hij op sabbat naar het
huis van een vooraanstaande Farizeeër ging, waar hij voor een maaltijd was
uitgenodigd, hielden ze hem in het oog. [12] Hij zei ook tegen degene die
hem had uitgenodigd: ‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft,
vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de
verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. [13] Wanneer u mensen ontvangt,
nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. [14] Dan zult u gelukkig zijn,
zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden
bij de opstanding van de rechtvaardigen.’
[15] Toen een van de anderen die
aan tafel aanlagen dit hoorde, zei hij tegen hem: ‘Gelukkig al wie zal
deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!’
WOORDEN VAN WELKOM
Beste zus, verdere familieleden en medebroeders, beste
verzorg(st)ers, beste vrienden en kennissen van
Broeder Willy: Broeder Willibrordus de Boer.
Na een hele periode van langzaam
verval is Broeder Willy toch nog vrij plotseling gestorven.
U, zijn zus en verdere familie,
zijn vrienden en kennissen hebben hem leren waarderen als een
"mens-voor-anderen". Een diep gelovig mens ook. In zijn brieven citeert hij graag
het evangelie van Johannes waar telkens sprake is van Gods liefde en de liefde
van mensen voor elkaar.
LEVENSLOOP
Dat geloof kreeg hij van huis uit
mee. Hij werd geboren te Rotterdam op 7 April 1921 in het gezin van Joannes de Boer en Maria Koets en had tien broers en
zussen. Na de ambachtschool waar hij het timmervak leerde sloot hij zich aan
bij de Sociëteit van Missionarissen van Afrika. Op 8 september 1942 legde hij de
missionariseed af.
In 1949 werd hij benoemd voor de missie
van Opper Volta, nu Burkina Faso.
Daar zou hij 30 jaar werkzaam zijn. Als hoofd van de katoenweverij van de Missie, en van de grote
timmermanswerkplaats; en later als bouwer van talloze scholen, missie gebouwen en een
paar kerken. En ook als gastenmeester. Hij pakte alles aan. Maar altijd met het
evangelie als richtlijn.
Altijd als getuige van de
menselijke rijkdom van Afrika; en om de zinvolheid van het evangelie gestalte te geven. Altijd open
naar mensen en gastvrij. Toen hij tenslotte naar
Nederland kwam bleef hij zo missionaris: ook dáár met open deur en open hart.
En tenslotte kwam hij hier, naar Heythuysen, waar hij
uitstekend werd verzorgd. Hier is hij rustig gestorven.
We bidden dat zijn leven voor velen in Burkina Faso en voor ons allen een inspiratie mag blijven. En we bevelen
hem vol vertrouwen in Gods goedheid aan.
PREEK
Op de avond na het sterven van
broeder Willy heb ik urenlang over de stapel brieven en rapporten gebogen
gezeten, die hij ons ooit geschreven en toegezonden heeft. Aanvankelijk
uitgebreide verhalen over zijn belevenissen als jong missionaris.
Reisverslagen over tochten vanuit
zijn standplaats, Oeagadoegoe, naar verre buitenposten. In soms krakkemikkige vrachtautos beladen met spanten, deuren en ramen, met banken
en meubels voor scholen, zusterhuizen, missiegebouwen, kerken. Omwegen in de regentijd
als de bruggen over de Voltarivier weg geslagen waren. Naar dorpen met huizen
opgetrokken in het oranje bruine leem van het land.
Samen met de werklui die hij opleidde,
vormde, en die hij leerde vertrouwen en waarderen. En, toen hem gevraagd werd ook
het bouwen zelf op zich te nemen, ofschoon hij dat nooit eerder gedaan had, met
metselaars die hem het vak bijbrachten.
BRIEVEN
EN VERSLAGEN
Stapels brieven. Uitgebreid en vol
levendige ideeën. Maar moeilijk te ontcijferen doorslagjes op een oude typemachine
of vellen met een groot wijdlopig handschrift. Van lieverlee legde hij daarin
ook meer en meer zijn gedachten en persoonlijke ervaringen neer.
Zijn ontdekking van de grote verschillen
in opvattingen, mentaliteit en cultuur bij missionarissen en de mensen met wie
en voor wie ze werkten. En hoe hij steeds beter besefte dat die verschillen
veelal respect verdienden. Dat ook een missionaris eerst moet luisteren en zijn
ogen de kost geven, meeleven met de mensen, zijn hart moet openzetten vooraleer
te oordelen.
Hij nam op, leerde, en – waar
nodig- corrigeerde hij . Hij werd gevormd door zijn mensen en vormde ze met
zijn kennis en inzicht. En probeerde zijn ervaring in brieven en rapporten maar
ook in zijn gesprekken over te dragen aan leerlingen, collega missionarissen,
oversten, vrijwilligers en gasten. Hij leerde dat vriendschap alle verschillen
overbrugt.
En hij leerde óók dat vriendschap ontstaat als je
mensen echt in je leven toelaat, hen nabij probeert te zijn. En door contacten te leggen. Hij
vond dat je niets moet opdringen, maar het evangelie moet voorleven, ervan
getuigen metterdaad voordat je het woord neemt. Het Johannes evangelie was zijn
richtlijn. “Broeders, bemint elkaar.
Hieraan zullen allen erkennen dat jullie mijn leerlingen zijn als je liefde
hebt voor elkaar” (Joh.13,35)
Een gedreven missionaris. Een man
met open oren en een open, ontvankelijk en mededeelzaam hart. Het verslag van
een gedreven missionarisleven in die stapel paperassen.
VORMING
Willy was gevormd in een groot en
gezellig groot gezin. In de stad Rotterdam waar hij levenslang trots op bleef.
Een stevige vorming voor een soms rebelse jonge snuiter. Toen hij ooit met de
politie in aanraking kwam zei zijn vader:”Houd hem maar een tijdje. Dan zijn
wij eventjes van hem af”.
Hij werd timmerman en meubelmaker
en toen missionaris. Witte Pater. Zijn moeders familie kende de Witte Paters:
Heeroom Nicolaas van de Vliet en neef Frans Koets
hoorden ertoe. Na zijn opleiding in Boxtel en ’s Heerenberg
werd hij benoemd voor Oeagadoegoe, hoofdstad van Opper Volta, nu Burkina Faso. Later zou hij
schrijven: “Ik heb voor de zwaarste
missie gekozen en heb er nooit spijt van gehad”.
VERTREK NAAR AFRIKA
In zijn afscheidsbrief waarin hij
om reisgeld bedelde om naar de missie te vertrekken had hij het nog over “de
zwartjes”. Dat was 1949. Maar dat neerbuigende was er gauw af. Hij sloot al meteen
een totaal verouderde textielfabriek waar hij directeur van was en begon er met
25 leerlingen een timmermanswerkplaats.
Hij vormde uitstekende vaklui en
droeg ook arbeids-ethos en zijn geloof op hen over. “Je moet heel de mens vormen. Anders kun je
beter niets doen”. Toen meteen al groeiden levenslange vriendschappen
tussen hem en zijn leerlingen.
Zoals zoveel van onze Broeders
bleek Willy een ondernemend man die alles aanpakte
wat gedaan moest worden. Ook bouwen, wat
hij nooit geleerd had. Met ontzag keek hij naar de gevel van zijn eerste
kerk:”Dat zo’n grote kerk door zo’n klein hoofd bedacht is”. Hij erkende daarbij hoe hij
profiteerde van de kennis van de traditionele metselaars. “Ik was één met de werkers”.
Hij maakte de overgang naar
onafhankelijkheid (1960) positief door. Met als kanttekening:”De enige revolutie die uiteindelijk zin
heeft is de revolutie van het Evangelie." Met als wapenspreuk het woord
uit het Johannes evangelie: charité = naastenliefde. Ook het Vaticaans
concilie juichte hij toe. En de verandering die het meebracht in de
verhoudingen tussen priesters en broeders.
GASTENMEESTER
Toen, in 1970, werd hij belast met
het gastenhuis in de stad. Het werd een open huis voor ieder die een maaltijd
of een bed nodig had. Zijn collega’s bromden wel ooit dat ze niet langer onder
elkaar waren als ze er logeerden. Maar Willy vond dat ook zij het nodig hadden
om met allerlei ander slag mensen in aanraking te komen. Omdat in die contacten
ervaringen uitgewisseld konden worden.
Enthousiast deelde hij ook van
zijn eigen ervaringen mee aan ieder die hem horen wilde: Over de waarden van
Afrika en de waardigheid van Afrikanen. Over wat missionarissen bezielt en over
zijn eigen geloof. Wederzijdse verrijking van kerkmensen en vrijwilligers die
zich ook met toewijding inzetten.
Contacten tussen Afrikanen en
Europeanen die tot begrip en waardering, zelfs tot vriendschap konden leiden.
Hij praatte en schreef erover met geestdrift. Legde zijn bedoelingen uit in
rapporten en discussies met zijn oversten. En zette door. Soms chaos. Want
Willy weigerde enige controle te houden over het personeel.
“Je moet ze vertrouwen schenken”. Zelf
weigerde hij overigens ook gecontroleerd te worden. Zijn openheid had dan
kennelijk toch grenzen. Zeker als hij meende met vooroordelen te maken te
hebben.
Het gastvrije huis werd
een begrip voor velen.
Waarderend schrijft hij in die
periode: “Ik heb mensen ontmoet over wie ik kon zeggen: je bent een engel".
Grote waardering had hij voor de oude Broeders: Jan van Hees, Athanase, Constantin…: “Een prachtstel toffe jongens. Onbetaalbaar
en onvervangbaar. Ze doen wonderen met niks”, schrijft
hij aan de provinciaal. “Als u een van hen in Holland houdt, dan komen we met
pijl en boog op u af !!! Ze hebben meer gepresteerd
dan anderen met honderd diploma’s”.
Grote waardering had hij ook voor
de inzet van de Kajotters die hij er leerde kennen. Maar scherpe kritiek op sommige
journalisten en zgn. experts die haastig rondtrokken: “niet om te leren en contacten te leggen maar om in hun vooroordelen
bevestigd te worden”
EEN GEDREVEN
MISSIONARIS
Een gedreven missionaris.
Overdreven soms? Willy had er last van dat zijn lichamelijke conditie in het
zware klimaat van Burkina Faso
hem steeds meer beperkingen oplegde. Dat leidde soms ook tot een zekere
gespannenheid en lichamelijke klachten. Zijn vriend, bisschop Socquet, vermaande hem om “niet te doen wat hij vond dat moest gebeuren,maar
te doen wat hij kon”.
Maar tenslotte voelde hij dat na dertig jaar in
Burkina Faso “de rek eruit
raakte”. Hij kreeg last van nervositeit, slapeloosheid en verlies van energie.
Hij bouwde nog het groot seminarie af op verzoek van
kardinaal Zoungrana (wiens haren hij ook geregeld
knipte) En hij ging in 1980 voorgoed terug naar Nederland.
NIEUWE UITDAGINGEN
Zelf sloot hij die lange periode
in dankbaarheid af: “We hebben veel geluk gekend. Er is veel goeds verricht. Ik
ben er trots op missionaris te zijn. En onze fouten? Zo komt Gods werk beter
uit!
Ik GELOOF niet in Gods
voorzienigheid: ik heb Gods goedheid in mijn eigen leven aan het werk GEZIEN” !
En prins Claus met wie hij
meerdere keren mondeling en schriftelijk contact had, schreef bij zijn afscheid: ”Wat een rijk
leven. Hoeveel goeds hebt u niet volbracht ten bate van arme en lijdende mensen
onder erg moeilijke omstandigheden. Het bedroeft me dat ook U onder een
handicap lijdt dat vergelijkbaar is met het mijne…Uw afscheid is een verlies
voor het voortreffelijke werk dat de Witte Paters doen en waar een arm land als
Burkina Faso zo veel
behoefte aan heeft. Het ga u goed.” Was getekend: “met
gevoelens van grote achting, Uw Claus”.
Ook in Nederland bleef Willy missionaris in hart en ziel. Getuigenis
geven: “Wij, missionarissen met onze rijke ervaring van die zgn. arme mensen in
Afrika hebben een heel blijde boodschap voor
iedereen in de zgn. welvaartslanden. Zo van: Wees gelukkig met wat je hebt. Ook al
lijkt het weinig”.
En in een andere brief schrijft
hij: “we willen getuigen van alle goeds dat we ondervonden hebben in Afrika”. Samen met
zijn vriend Ben Balink zette Willy ook de deur van het huis aan de
Oranjeboomstraat in Breda wijd open. Iedereen was welkom en velen kwamen. Missionarissen
en woonwagenmensen, vrienden en vreemden, IKV en MOV leden. Geen reglementen:
“We rommelen maar door”. Wel weer echte gastvrijheid en inzet.
LAATSTE LEVENSJAREN
In 1989 werd ook dat te veel. Na
nog een paar jaar inzet in zijn geliefd Rotterdam kwam
hij hier, naar Heythuysen. Omringd door zijn
Afrikaanse spulletjes en nog veel meer omringd door de goede zorg van de mensen hier - keek
hij tevreden op zijn lange leven terug. Na een scherpe terugval in gezondheid
bezocht ik hem:
Ik vroeg:“Hoe maak je het?" Hij
glimlachend: “Ik wil onderhand Ben Balink wel gaan opzoeken”.
Ik: “Ik hoor het al. Je komt de hemel in en
zegt tegen onze lieve Heer: O. Leuk dat U er ook bent. En je stevent recht op
Ben Balink af”!
Moge deze mens die een
mens-voor-anderen probeerde te zijn, een ware broeder voor wie met hem in
aanraking kwam, nu leven in Gods liefde.
(1 Joh.4,17)
Moge de wens uit de eerste lezing
van vandaag opgaan voor deze gastvrije mens: “Zalig wie deel mag hebben aan de maaltijd in
het rijk Gods”.(Luc.14,15)
Piet Kramer, Provinciaal
Dankwoord en afscheid, door Willy's zus Leny.
van nichtje Liesbeth en neef Stef. klik hier.
Gedachtenis-prentje. hier