Homepagina > Afrika > Kenia > Over “roet en as”

Riny van Broekhoven schrijft vanuit Kenia.

Over “roet en as”

door Riny van Broekhoven

maandag 4 mei 2009, door Riny van Broekhoven, m.afr.

Over “roet en as”

Kenia in vuur en vlam! Pater Rodger komt met een heel dossier, en geeft een gedocumenteerd verslag van de laatste 24 uur over Kenya. We bidden: “Houdt moed; ik ben het; wees niet bang”…met de woorden van Jezus in het evangelie van vandaag. Maar met óns zijn er wel veel mensen bang. Wij denken dat het nog maar het begin is! We horen veel! Het hart is geschaad en onze mensen beginnen elkaar te wantrouwen!

OOGGETUIGE

Gisteren ging ik met een cheque en wat duizenden keniaanse shillings naar onze parochie om onze steun te betuigen aan de hulp pogingen die opgezet zijn voor de getroffen families, speciaal vrouwen en kinderen in de slum Kibera. De betoging in Uhuru Park voor de O.D.M. kandidaat, Mr. Raila (die ongegrond als verliezer werd aangewezen door de zittende president) was op het laatste nippertje afgelast en dus dacht ik dat alles veilig was. En wat zie ik? Nog nooit zo’n verwoesting gezien van de hele omgeving hier, in de anders zo bruisende achterbuurt. Direct zag ik dat er iets heel ergs was gebeurd in de afgelopen dagen. Mensen had ik wel gezien met baggage op hun hoofden; en met golfplaten bij elkaar gerold en ook met kleine bestelwagentjes met bed en tafel er bovenop. Weg, weg, weg……

Een van de straten, gewoonlijk vol mensen met kraampjes langs de kant van de weg - het hele jaar door, is nu volledig leeg, niemand te zien! En verder op een andere weg met winkeltjes: leeg, zwart geblakerd, en mensen die je verweesd aankijken.

Ik draai de weg in naar de Kibera-slum: vuil, afval, en allerlei rommel tegen de muur en over het prikkeldraad er boven op; stukken uit de muur geslagen, waardoor je binnen de schoolruimte kan komen, om te stelen en te plunderen zoals ik later hoorde. Ik zie een volkswagenbusje omgegooid en een oud wagentje totaal uitgebrand langs de weg; uitgebrande rubber banden als een verkoold, zwart geblakerd bundeltje ijzerdraad. Een grote container moet op de weg zijn geduwd die nog midden op de weg ligt. Voor mijn neus zie ik een benzine station totaal uitgebrand en al die auto’s die daar eens geparkeerd stonden, totaal in as gelegd.

VISITE BIJ DE BROEDERS

Een jonge kerel doet voor mij de poort van de Broeders open. Aan de poort had ik al een aantal kinderen en vrouwen gezien maar binnen zag ik er nog meer. De mensen groeten me, speciaal de geestelijk gehandicapten; ik stap naar de dames toe, groet hen en vraag hoe het gaat. “O.K.”, krijg ik als antwoord maar geen leuk, glimlachend toetje als anders. En als ik Kishwahili begin te spreken, en vertel wat ik gezien heb, dan laten ze zich kennen: dat ze geen eten hebben, dat er geen winketjes meer op hun pootjes staan en dat ze geen rooie cent meer hebben. Ze vragen om hulp bij de Broeders: eten of een stukje zeep. De Broeders leven van wat ze van goede gevers ontvangen, en delen het met de armen.

Broeder Michel uit Madagascar vertelt me hoe vlak vóór Kerstmis een jonge kerel en zijn vrouw bij hen aanklopten, en wat spulletjes achterlieten zoals suiker, rijst, kookolie, maizbloem, snoep en koekjes. Voor de rest van de afgelopen weken waren de Broeders er goed mee, want de laatste dagen konden ze niet weg om wat inkopen te doen voor de 20 leden van hun communiteit en de 25 geestelijk gehandicapten. Het was een van die stille gevers, die ik daar eens had binnen geloodsd. UIt eigen wil had hij zijn bijdrage gegeven.

Broeder Michel liet me zien wat er allemaal gebeurd was een grote week geleden; hun ommuurd huis met wat kleine binnenplaatsjes voor de zieken was gespaard gebleven van de branden die overal langs de 4 kanten van hun muur hadden gewoed. Langs de buitenmuren hadden er kleine geimproviseerde stalletjes gestaan waar de mensen hun waar, kleren, groenten, snuisterijen onder dekzijl hadden verkocht. Nu bij het open grendelen van een van de zij-poorten zag ik hoe het vuur alles maar dan ook alles had weg gelikt. Hij vertelde dat de jongeren eerst de waar hadden gestolen; anderen kwamen hen daarbij helpen, liepen met de buit weg en staken toen de geraamtes nog in brand. Niets maar dan ook niets is er gespaard gebleven. Je ziet stompen hout uit de grond steken, stukken ijzer krom getrokken, as, roet, stof, zand, verkoolde stukken …..wat? In as zou je kunnen gaan zitten! Ik zag een man, haveloos gekleed een oud stuk hout in de grond hameren! Wat wil hij daar opnieuw gaan opzetten? Mensen zijn niet kapot, niet klein te krijgen maar wij kunnen wel veel kapot maken, alles in 3 uur tijd, zo werd me verteld.

We gingen de trap op waar bezoekers hun intrek kunnen nemen en koekeloerden uit het raam; een paar van de gegalvaniseerde golfplaten dakjes waren aan die kant naast hun huis intact gebleven: armoe troef! Heel, heel veel geluk hadden de Broeders gehad. Alles was nu een open plaats; niets en niemand meer op zo’n ontredderd stukje grond. Daar waar mensen armzalig hun hebben en houden hadden gehad, was nu een verlaten stuk zwart en grijs geblakerde hoop vuil.

Ik vroeg of ik even naar de Zusters van Charles de Foucauld kon gaan want die ken ik goed. Maar die waren gevlucht, zei hij en zaten nu in South C., aan de andere kant van de stad. Ik ben niet naar de Jarumal Missionarissen geweest die daar midden in de slum hun vormingshuis hebben. Ik heb me daaraan niet gewaagd; zij kennen de mensen; en ik zou dan doorgaan als een nieuwsgierige bezoeker.

HULP AAN 2000 VLUCHTELINGEN

Zaterdag had ik met een van ons, Ludwig en zijn “helers’ team” een andere ervaring: op de tentoonstellings-ruimten van de wereldstad Nairobi, net zoiets als de AHOI hallen in Rotterdam; nog geen 3 km van ons huis in de Ngong Road. Er waren in die brand vernielende dagen veel mensen gevlucht. Ze kregen hun intrek op de show-grounds, alleen kinderen en vrouwen. Daar kregen we weet van, en zijn er toen met wat jongeren naartoe gegaan - die ons wilden helpen bij het uitdelen van melk voor de babies; maismeel, suiker, snoep, koekjes en zeep voor de 2000 mensen. Zelf moesten ze koken, maar brandhout zal wel een ander problem worden. Want wie weet hoe lang ze daar nog moeten blijven want de situatie is er niet beter op aan het worden. Andere centra voor vluchtelingen zijn er ook her en der.

Welke hulp de leiders van dit land en van andere landen kunnen geven, blijft een vraag. Intussen lijden mensen onder deze omstandigheden; hetgeen niemand eigenlijk voorzien had. Een smeulend vuurtje is nu als een vlam in de pan geschoten en de kleinen moeten er voor boeten.

Ik vraag u dat onze mensen vanuit onze parochie, en de Broeders en Zusters van Moeder Tereza, hun werk kunnen voortzetten door middel van uw vrijwillige gaven. Van harte bedankt.


U kunt geld sturen naar: “De Witte Paters van Kardinaal Lavigerie”, te Dongen, Modestusstr.20; Giro:107 12 50. t.g.v. R.v.Broekhoven; project Kenya. Of: mijn persoonlijke Giro: 2272527; t.g.v. R.v.Broekhoven; met adres: Modestusstr.20. 5101 BP Dongen.
Project Kenya.


Mijn email is: rinyvanbr1938@yahoo.fr