Beste
vrienden.
Ik ben voor het eerst in mijn leven in Spijkenisse geweest.
Vroeger waarschijnlijk een vissersdorp. Nu verstrikt in de tentakels van de
stad Rotterdam die als een inktvis overal de omliggende dorpen verstikkend
heeft omarmd. Ik kwam er over een rondweg vol verkeer langs grauwe betonnen
schermen en eindeloze fabrieksterreinen. In Spijkenisse - in een warempel toch
wat vriendelijk buurtje - een vrij
grote, moderne kerk: De ontmoetingskerk. Daar werd mevrouw Jepke Kerssen
beroepen als dominee. De kerk liep goed vol. Het orgel glorieerde feestelijk.
Er werd uit volle borst gezongen. De meeste liederen kende ik wel. En die ik
niet kende kon ik toch op protestante wijze meezingen; een halve noot achter
het orgel aan. De Predikant die de pastorale taak overdroeg was in stemmige
zwarte toga en witte bef. De nieuwe dominee droeg een gebedsmantel en een mooie
rode stola. Toen ik dat thuis vertelde zei een van ons:”Ja, de protestanten
nemen wel iets van ons over”. Ik zei: “Het voelde goed: een vrouw op de kansel.
En daarna achter de avondmaalstafel met brood en beker in haar handen. Misschien
moeten ook wij nodig het een en ander van hen overnemen”.
Maar waar het me nu
eigenlijk om gaat was de preek: Het aan ons voorgelezen verhaal was dat over de
bruiloft van Cana. Over dat feest waarop Jezus water veranderde in wijn. Wat me
trof was hoe dominee Kerssen dit verhaal betrok op onze huidige ervaring als
gelovigen. Heel veel mensen buiten de kerken denken zo over kerk en christendom:
”De wijn is op. Het feest is over “. Maar voor ons, zei ze, is dat niet zo.
Tenminste als we op Maria's aansporing ingaan en “doen wat Jezus ons zeggen
zal”. Dan raakt de wijn niet op. Dat
betekent niet noodzakelijk dat veranderingen onmiddellijk merkbaar zullen zijn.
Dat heeft tijd nodig: “Mijn uur is nog niet gekomen”, zei Jezus. Geduld.
Hoopvol verwachten. En meer dan dat: Het Uur waar Jezus over sprak verwijst
naar lijden en dood. Pas daar doorheen naar verrijzenis en nieuw leven! Maar
laten we intussen vertrouwvol, hoopvol “doen wat Jezus ons zegt”. Dan wordt
water wijn en de bruiloft gaat door. Zo’n inkorting doet de preek natuurlijk
tekort. Maar zo ongeveer droeg ze haar hoop op ons over. Een goed geluid.
Een andere dominee, Dorothé Sölle, vergeleek ons soms moeizame
kerkelijke geploeter met het bouwen van een middeleeuwse kathedraal. Je ziet
hem misschien nooit voltooid. Maar je gelooft erin: in je bijdrage. In de
groei. In de schone voleinding.
Geloven in de Lage Landen is niet langer vanzelfsprekend.
Wat me-vrouw Kerssen signaleerde: Die tegenstemmen. Die soms nauwelijks
verholen afkeer van alles wat Christelijk is in kranten en media… Maar ook de
neergang, het gebrek aan vitaliteit en aantrekkelijkheid, de veroordelende
starheid in onze kerkgemeenschappen…: dat kan soms ontmoedigend werken. Geloven
in Afrika is ook niet altijd van-zelfsprekend.
In gebieden van oorlog en geweld, in landen waar verkrachting een oorlogsmethode werd en
kinderen gedwongen kindsoldaten worden, waar bendes de dienst uitmaken en politici zich verrijken ten koste van de
armen, waar dagelijks honderden mensen sterven aan aids… Daar zal menig
missionaris zich vaak machteloos voelen
en soms twijfelen aan het komen van het Rijk van gerech-tigheid en vrede:
“Zoveel goede mensen in de greep van armoede en ziekte. We hebben toch geleerd
dat juist de armen Gods vrienden zijn???
“Dat Rijk van U: komt daar nog wat van?”
Een ding is wel zeker: Als we inderdaad zouden doen “wat hij
U zeggen zal” en dat evangelie van Jezus in de praktijk zouden brengen; dan zou
de wereld er intussen heel wat menselijker uitzien. Het zou al een heel ding
zijn als de tien geboden wat meer impact zouden hebben!
Maar de dominee in die gemeente, midden in die megastad vol
huizenhoge problemen, hield ons voor dat
de bruiloft, het verbond van God met ons mensen, niet over is. En dat onder
onze handen water tot wijn kan worden. Als we “doen wat Hij ons zeggen zal”.
Geduldig. Met moed dragend wat gedragen moet worden. Hoopvol. Doende vanuit
bewogenheid en overweging.
Een nieuw jaar is alweer een stuk onderweg. “Doen wat Hij
ons zegt” moet NU gebeuren.
Het is goed te beseffen dat we met onze tijd mee moeten.
Het is de enige tijd die we hebben. Vroeger is voorbij. Blijven steken in het
verleden kan niet; de tijd gaat onverbiddelijk verder.
En naar de toekomst zijn we nog onderweg. We kunnen haar wel
voorbereiden maar we hebben haar niet in
hand.
Mijmeren over wat voorbij is of dromen over wat komen gaat
is goede vrijetijdsbesteding. Als het tenminste in dankbaarheid en hoopvol
gebeurt: Goed voor de vrije tijd. Bedenken dat alles vroeger beter was is
echter tijdverspilling: Als je wat scherper kijkt dan was niet alles
vroeger zo fraai. En dan is niet alles
wat er nu gebeurt kommer en kwel. Wie wil er echt terug naar 50 jaar geleden?
Zolang je maar met
mensen verbonden blijft -zowel in Afrika als hier- dan kom je ook vaak
ongelooflijke kwaliteit tegen in heel gewone mannen en vrouwen; Mensen die het
woord spiritualiteit niet kennen. Maar die zonder dat misschien zelf in de
gaten te hebben “doen wat Hij zegt”. Dat geeft de burger moed.
Het gaat om HIER. Een gewone dorpsvrouw had deze geloofs-belijdenis
op haar grafsteen laten beitelen: “Als je God niet overal vindt, dan vindt je
hem nergens”: dominee Kerssen in de Randstad. Wij: overal in Afrika, in India,
in Brazilië, of in Heythuysen, Den Haag…of waar dan ook in de Lage landen.
Het gaat om NU: In de jaren van volop actief leven zowel als in
onze ouderdom.
Het gaat om 2006. Dat
is ons gegeven. Gegund. Daar doen we het mee.
Zegen. Vertrouwen. Goede moed. (En de dominee die me aan het
denken zette is de vrouw van onze vroegere confrater Pieter Reesink.)
Pater Piet Kramer, provinciaal.
Van de vergadertafel:
De toekomst van “St. Charles”, Heythuysen.
Hoe behouden we de eigenheid van onze missionaire
gemeenschap
daar?
Na de renovatie zullen er genoeg gemeenschappelijke ruimtes
tot onze beschikking blijven: kapel, ruimte voor samen eten en recreatie,
vergaderingen… Afspraken daarover moeten duidelijk zijn en/of tijdig gemaakt
worden. Voor bijeenkomsten waarbij veel mensen verwacht worden kan zo nodig
uitgeweken worden naar gelegenheden buitens-huis.
Alle
huidige bewoners kunnen mee verhuizen.
De overste
kan vervangen worden en woonruimte krijgen.
Besproken
moet nog wel worden of missionarissen die in de toekomst in aanmerking komen
voor verblijf in “St. Charles” voorkeur behan-deling zullen krijgen bij
toewijzing van vrijgekomen kamers.
Missionarissen
op vakantie zullen in Dongen of elders in de provincie opgevangen moeten
worden. Voor enkele overnachtingen zullen
wel-licht een of twee logeerkamers beschikbaar komen voor álle bewoners
van “St. Charles” en gehuurd kunnen worden.
Met
bewoners-van-buiten kunnen duidelijke afspraken gemaakt worden over de
eigenheid van de gemeenschap. De meer praktische afspraken kunnen elk jaar
worden bijgesteld.
“Het Land van Horne” (LvH) is verantwoordelijk voor de
pastorale zorg. Tot nu toe werd dat door
LvH toevertrouwd aan de overste van de
communiteit. Maar dat is niet automatisch. Een intake-gesprek hoort aan de
aanstelling vooraf te gaan. De pastoralewerker is in loondienst voor 5 uur per
week.
Behoud van eigen keuken?
De aankleding van het huis is belangrijk voor de sfeer:
Handhaven van de uitstalling van Afrikaanse voorwerpen…Het is belangrijk om een
lijst op te maken van ons bezit aan Africana e.a. voorwerpen die betrekking
hebben op onze geschiedenis. Die blijven ons eigendom. Het is belangrijk om al
ons bezit in zoverre we het willen behouden te inventariseren. En op te ruimen
wat niet meer dient. Overdragen wat LvH
wil overnemen.
Is er bij de verbouwing ruimte voor opslaan van meubelen etc
aanwezig ?
De bouwplannen.
De architect heeft plannen getoond: Carrés met woningen aan één kant van de gang. Goed
uitzicht op de tuinen. Dat lijkt aanmerkelijk duurder dan een bouw met kamers
aan weerskanten van de gang. Dat laatste verkort ook de loopafstanden.
Afgesproken is dat de laagbouw niet afgebroken wordt voordat
de nieuwbouw voor de daar wonende geïndiceerde bewoners klaar gekomen is. Maar
wat gebeurt er met onze bewoners ( geïndiceerd en niet-geïndiceerde) die in het
klooster wonen?
Onze inbreng over de voorzieningen en de stijl van de renovatie is beperkt. Het LvH bouwt voor een
toekomst waarin onze aantallen sterk zullen teruglopen en het huis toch
aantrekkelijk moet zijn voor eventuele bewoners. LvH koopt ons eigendom, voorafgaande aan de
verbouwing en bepaalt dus wat zij in de
toekomst nodig achten.
Wij kunnen alleen aangeven waar voor ons de bestedingsgrens
ligt. Het zal altijd beduidend meer kosten dan de AOW inbrengt. Huursubsidie
kan mogelijk aangevraagd worden. We kunnen ook aangeven geen voor Nederlandse
begrippen overbodige luxe op prijs te stellen.
Mantelzorg.
De vergrijzing van onze gemeenschap zal voortzetting van de mantelzorg aan onze eigen
mensen moeilijker en zwaarder maken. De overheid benadrukt echter de
verantwoordelijkheid van betrok-kenen
voor zorg aan familie- en gemeenschapsleden. We zijn dus toch deels op elkaar
aangewezen. Vrijwilligers kunnen die last verlichten. Zij worden door het LvH
aangetrokken. Het LvH is uiteindelijk verantwoordelijk voor het leveren van
zorg en verpleging.
Wellicht moeten op de duur ook professionele krachten of
bedrijven door ons worden ingehuurd voor
bepaalde functies: voor bepaalde huishoudelijke functies. Maar er zal ook steeds meer kundigheid en
kennis vereist worden in de begeleiding van onze mensen: Er moeten zakelijke contacten gelegd worden
met de gemeente i.v.m. de WMO
(= Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Herindicatie moet
aange-vraagd worden. De cliënten raad heeft adviezen nodig om goed te
functioneren…
Cliëntenraad.
Die raad heeft een wettelijke basis en een belangrijke
functie. Zeker in deze overgangsperiode voor, tijdens en onmiddellijk na de
verbou-wing. Het is dus van belang er mensen voor te kiezen die nog
een inbreng kunnen hebben en een zekere kennis hebben van wat er
wettelijk geregeld en mogelijk is. De
leden van de raad hoeven geen bewoners te zijn. Wel moeten de bewoners de
aanstelling goedkeuren.
Er bestaat een organisatie ter ondersteuning van
cliëntenraden !!!
Wie “van buiten” zouden erin gekozen kunnen worden? Als vrijwilliger ??? (Er is een
onkostenvergoeding voorzien in het budget van de cliënten raad).
Onze Overledenen:
Paul van Thiel
Paul werd geboren op 7 december
Paul was een musicus. Al jong speelde hij piano en
orgel en bestudeerde hij de theorie van de gregoriaanse kerkmuziek,
muziekgeschiedenis en compositie. Eenmaal in Afrika toonde hij grote interesse
in de Ankole traditionele muziek. Zijn
levenswerk werd het bestuderen,
bevorderen en vastleggen van deze
muziek en het invoegen ervan in
de liturgie van de kerk. Hij legde contact
met Banyankole musici en dansers,
met koorleiders en missionarissen die
ook probeerden de kerkmuziek te afrikaniseren. Hij deed onderzoek, maakte band
opnamen, foto’s en films en componeerde
Afrikaniserende hymnen. In 1963 volgde
hij cursussen aan de “School of Oriental
and African Studies” in Londen , in 1965 aan de Makerere universiteit van
Oeganda en in 1967-68 aan de UCLA universiteit te Los Angeles. Al die toeleg en
studie leidde tot publicaties in tijdschriften, verder onderzoek, sessies,
adviezen, radio uitzendingen. Hij schreef “Multi-tribal Music of Ankole”,
stelde een lexicon samen over Runyankole muziek terminologie, hielp de monniken
van een Trappisten abdij in Kenia bij het verbeteren van de zang van de
getijden en stelde een kerkelijke zangbundel samen …
Al dit werk riep soms ook weerstanden op en er waren altijd
geldzorgen om onderzoek te bekostigen.
Dat leidde tot spanningen en ondermijnde
zijn kwetsbare gezondheid. In 1974 keerde hij voorgoed naar Nederland terug. In
1978 werd hij pastor in het bejaardenhuis “de Beemden” in Michielsgestel. Ook
daar zette hij zich in voor de actieve deelname van de bewoners aan de
liturgie. Maar hij gaf ze ook de nodige pastorale zorg. In 1992 ging hij rusten
in ons klooster bejaardenoord te Heythuysen. Hij was uiterst tevreden en
dankbaar over de verzorging die hij daar ontving. En hij bleef bereid om in de dorpen rondom het orgel te
bespelen. Hij stierf op 3 januari 2006.
De psalmen moedigen ons tot
musiceren: “Zingt een nieuw lied alle landen. Zingt tot de Heer en
verheerlijkt zijn naam”. Moge hij nu zijn stem voegen in de muziek van de
hemelse koren.
Willem van der
Smissen.
Ieder die Willem gekend heeft was
aangeslagen toen ze het bericht hoorden van zijn plotselinge overlijden. Toen
hij ’s morgens op 9 januari niet kwam
opdagen werd hij op zijn kamer gevonden. In de vroege ochtend was hij overleden
aan een hartaanval. Daarmee verliest de gemeenschap van “St Charles” -medebroeders, mede-werkers in
verzorging en verpleging en andere bewoners - een man die hogelijk gewaardeerd werd om zijn nooit aflatende
dienst-vaardigheid, zijn grote toewijding aan de mantelzorg voor zijn
confraters, zijn stijlvolle assistentie aan de liturgie, zijn altijd goede
humeur en zijn smakelijke verhalen. Hij was een man die de goede sfeer in ons
woon - en zorgcentrum “St. Charles” duidelijk mede bepaalde.
Willem heeft geen gemakkelijke jeugd gehad. Hij werd geboren
te Breda op 29-10-1930. Armoede en tegenslagen troffen het gezin. Willem werd
opgevangen bij de Broeders van Huybergen. Onder hun hoede volgde hij lager onderwijs
en ging hij naar de ambachtschool om huisschilder te worden. Het lezen van het
missietijdschrift van de Witte Paters leidde tot intrede in hun “Sociëteit van de Missionarissen van Afrika”.
Hij werd opgeleid in ’s Heerenberg en in “Marienthal” (Luxemburg). Op 8
augustus 1952 legde hij zijn missionaris belofte af. Hij kreeg de naam: Broeder
Anselmus.
In Afrika is Willem nooit geweest. Hij werkte als schilder in
ver-schillende huizen van de Nederlandse Provincie: in Sterksel,
’s Heerenberg, Rotterdam en Boxtel. Verreweg de langste tijd
bracht hij door op het oude “St. Charles” bij Boxtel en op het nieuwe “St
Charles” te Heythuysen. Bij de bewoners van Hal en Esch werd hij een vertrouwde
figuur omdat hij jarenlang assisteerde bij de zondags- en trouwdiensten in de
open kapel. Dat dienstwerk zette hij voort in en vanuit Heythuysen: naast zijn
trouwe inzet voor de receptie, de opvang van gasten en de mantelzorg waarvoor
altijd een beroep op hem gedaan kon worden. Altijd stond hij klaar. En ’s
avonds was hij de spil van de
gemeenschap met zijn humoristische kijk op het dagelijkse leven. Hij bracht
leven in de brouwerij. We zullen hem missen.
Broeder Willy de Boer.
(Willibrordus Josephus)
Broeder Willy werd geboren op 7 April
In 1949 werd hij
benoemd voor Oeagadoegoe, hoofdstad van Opper Volta, nu Burkina Faso. Als
directeur van een weeffabriek. Die was echter totaal verouderd en Willy begon er een timmermanswerkplaats en een
ambachtschool. Er werden meubels gemaakt, banken voor scholen en kerken,
dakspanten, deuren en ramen…Willy zorgde er ook voor dat zijn “jongens”
beroepseer opdeden, eerlijkheid leerden en hun godsdienst kenden. “Je moet de
hele mens ontwikkelen. Anders kun je beter niets doen”. Oud-leerlingen hielden
levenslang contact met hem.
Willy was zich bewust van de grote verschillen in cultuur en
mentaliteit tussen blanke missionarissen
en de mensen met wie zij in Afrika leefden en werkten. Hij vond vriendschap
belangrijk om die verschillen te overbruggen. En beval aan om
te luisteren en te kijken vooraleer te oordelen.
Toen, in 1956, vroeg
Bisschop Soquet aan Willy om een
kerk te bouwen. Dat had hij nog nooit gedaan. Maar hij trok naar Manga en later naar Kaya en er
kwamen kerken van de grond. Na de bouw in Manga
keek Willy omhoog en verbaasde zich dat er “zo’n grote kerk bedacht was
door zo’n klein hoofd”. Willy leerde van de traditionele metselaars
en zij van hem. Er volgden veel scholen, missiegebouwen, kloosters…. In de
jaren zestig kwamen de eerste Nederlandse vrijwilligers, de Kajotters.
Waardering over en weer.
In 1970 werd hij belast met de leiding van het gastenhuis in
de hoofdstad. Het werd een open huis waar iedereen welkom was: missionarissen
en Afrikaanse priesters, oud-leerlingen en vrijwilligers, journalisten en
vacantiegangers…. Ze profiteerden van zijn keuken en zijn ervaring. Want voor
Willy was ook dat missiewerk: getuigen van
de rijkdommen van Afrika en de waarde van wat missionarissen bezielt.
Waardering leidde tot vriendschappen. Met mensen ter
plaatse. Met Bisschop Soquet. Met prins
Claus: Die schreef hem: “Ik ben na herhaaldelijke bezoeken aan Opper Volta onder de indruk gekomen van de manier waarop
de Witte paters ontwikkelingswerk aan de
basis doen”. Ondertekend: “Uw Claus”. Er volgden meerdere ontmoetingen.
Willy keek altijd met dankbaarheid op zijn Afrikaanse jaren
terug.: “We hebben veel geluk gekend. Er is veel goeds verricht. Ik ben er
trots op missionaris te zijn. En onze fouten ? Dan komt Gods werk beter uit. Ik
GELOOF niet in Gods voorzienigheid. Ik heb Gods goedheid aan het werk GEZIEN
!!!”
Willy moest uiteindelijk de tol betalen van 30 jaar werk in
een zwaar klimaat. Hij keerde naar Nederland terug. Met Ben Balink betrok hij
het huis aan de Oranjeboomstraat in Breda. Een open huis. Missionarissen en
woonwagenbewoners, leden van MOV en IKV, buren en vreemden, allemaal vonden
ze er een gastvrij onthaal en een open
oor. Toen er na 9 jaar “de rek uit was” vertrok Willy naar Rotterdam en daarna
naar Heythuysen. Hij bleef opgewekt en monter
totdat hij steeds meer hulpbehoevend werd. Daar is hij toch nog
plotseling gestorven op 22 februari.
Andere overledenen:
26 febr. ’05 Nagekomen
bericht: Ad Marijnissen, broer van overleden
broeder Christ Marijnissen.
17 dec. ‘05
Mevr. Monique van Hövel tot
Westerflier en Wezeveld – Tilman, zus van Pater
Adelbert Tilman.
29 dec.’05 Hans Bogaers, ex-confrater. Echtgenoot
van Marita Bogaers-der
Meer.
3 jan ‘06 Pater Paul van
Thiel, 85 jaar.
9 jan Broeder Willem
van der Smissen, 75 jaar.
22 jan. Willem Strijbos,
broer van overleden Br Bruno en Br Godfried.
22 febr. Broeder Willy de Boer, 85 jaar.
24 febr. Walther Heijkant, 92 jaar. Broer van overleden Broeder Marturin of Jan Heijkant.
Statistieken over de Witte Zusters: Op het ogenblik telt onze
congregatie 963 leden. Hiervan zijn 226 zusters in Afrika werkzaam.
Er zijn twee noviciaten waar onze jonge kandidaten hun
opleiding ontvangen. Eén in Burkina Faso voor Frans sprekenden en één in Kenia
voor Engelstaligen. Dit jaar hebben negen van hen hun eerste professie gedaan
en er zijn 12 novicen in opleiding. De 15 postulanten, waaronder twee Poolse
kandidaten en één Duitse, zijn verspreid over de verschillende Afrikaanse
landen. Ook krijgen jonge Europese vrouwen die interesse tonen voor ons leven
als religieus missionaris de gelegenheid om stage te lopen in een van onze
communauteiten in Afrika.
De Europese provincie, waarvan ook de Nederlandse regio deel
uitmaakt, bestaat nu 5 jaar. Uit een evaluatie blijkt dat de onderlinge
samenwerking in de provincie goed is en de verbondenheid tussen de zusters van
de verschillende regio’s sterk is toegenomen. Het provinciale bestuur, waar ook
de regionale overste van Nederland lid van is, heeft dit jaar weer vier keer
vergaderd, iedere keer in een andere regio.
Het aantal Nederlandse zusters in de congregatie bedraagt nu
98 waarvan er nog vijf in Afrika werkzaam zijn. Eén zuster woont in Canada als
lid van het provinciaal bestuur en één zuster verblijft in de Verenigde Staten.
De voorgenomen sluiting en opheffing van ons klooster te
Esch hield ons al lange tijd bezig. Het spreekt vanzelf dat dit gebeuren veel
drukte en reorganisatie met zich mee bracht. Het vertrek van de zusters uit
Esch is niet ongemerkt verlopen. Op allerlei manieren wilden buren, vrienden en
kennissen ons uitgeleide doen en ons alle goede wensen meegeven voor de
toekomst. Het was hartverwarmend en overweldigend zoveel hartelijkheid en
medeleven te ontvangen. Ook in de locale kranten werd er uitvoerig aandacht aan
besteed, Hieruit bleek hoe de zusters die op Sancta Monica gewoond en ge-werkt
hebben gewaardeerd waren en deel uitmaakten van hun omgeving. Ook bij het
vertrek lieten de bewoners van Esch zich niet onbetuigd en werden we plechtig
door het gilde uitgezwaaid. Het parochiebestuur van de Esche Willibrordus
parochie had zondag 6 maart gekozen om ons afscheid van Esch waardig te vieren.
Alles ging met een gevoel van dankbaarheid maar ook met een vleugje weemoed en
gemengde gevoelens gepaard.
Martien van de Ven schrijft: Ieder jaar is het een
verademing wanneer na zes maanden de eerste regens weer vallen. In een week
tijd verandert de wereld en wordt alles weer groen. Alles komt tot leven,
planten, dieren, en ook de mens bruist van energie. Men dankt de Schepper die
ons dat allemaal geeft. De Basukuma mengen zich niet in de discussie of het
allemaal begonnen is met een “Big Bang” die evolueerde en een “Intelligent
Design” erachter. Mungu, Liwelero, Limatunda en de voorouders worden geëerd
omdat ze met ons be-gaan zijn. Gedurende de droge tijd hebben we feest gevierd
en familieleden bezocht die te maken hadden met een sterfgeval. Nu is de
veldhak en de ossenploeg weer klaar gemaakt en is men druk bezig op de velden.
Men hoopt en bidt dat de regens gunstig zullen zijn, want een goede oogst is
het verschil tussen relatieve overvloed en hongersnood. Maar we leven in een
snel veranderende maat-schappij. Tanzania, bijna 40 maal de oppervlakte van
Nederland, telde 9.7 miljoen inwoners toen het land in 1961 onafhankelijk werd.
De volkstelling van twee jaar geleden wees uit dat dit aantal intussen is
gegroeid tot over 34.5 miljoen: dit betekent dat het gemiddelde aantal inwoners
per vierkante kilometer van 14 is gestegen naar 38.
Er is dus minder ruimte, minder
land om te cultiveren, minder grasland voor het vee. Er ontstaan situaties
vergelijkbaar met die welke Antoon Coolen beschrijft in zijn boeken, zoals
`Hoeksteen verleggen`. Geschillen over velden kunnen niet meer zoals vroeger
opgelost worden door de ouderlingen van de gemeenschap maar gedaan moeten worden
door het gerecht, dat niet altijd optimaal functioneert. Bovendien zijn er
grote gebieden van Tanzania die ongeschikt zijn voor landbouw. Er zal dus
intensiever en efficiënter landbouw moeten worden bedreven om de
voedselproductie op te voeren. Gebrek aan ruimte voor bevolkingsaanwas doet
zich ook voor op scholen. In Bujora basis school zag ik 120 kinderen
samengepropt in een lokaal dat oorspronkelijk gebouwd is voor 35
leerlingen.Geen banken of stoelen, geen boeken, geen schriften enz. Eigenlijk
nog geen fysieke ruimte genoeg om op de grond te zitten. Er was alleen een
schoolbord. De onderwijzer schreef dit bord vol en de kinderen memoriseerden
het geschrevene, hopend het te kunnen onthouden tot het volgende examen. De
gebouwen voor basis en middelbare scholen worden grotendeels gebouwd i.e.
bekostigd door de ge-meenschap zelf, maar er is een enorm tekort aan
onderwijzend personeel en hun huisvesting. Als minister van onderwijs sta je in
Tanzania voor een “mission impossible”! Op de universiteit SAUT hier in Nyegezi
is dit jaar het aantal studenten verdubbeld; ook hier is een groot tekort aan
leslokalen en residentieplaatsen. Veel studenten zoe-ken een kamertje bij
particulieren in de buurt. Het is evenwel verheu-gend dat vanaf dit jaar de
studenten een lening kunnen krijgen van de regering en deze terug betalen na
hun afstuderen. Kinderen van minder bemiddelde ouders hebben nu ook toegang tot
een hogere opleiding. De faculteit geneeskunde is verbonden aan Bugando
Ziekenhuis in Mwanza. Het is een referentie ziekenhuis voor zieken-huizen in de
regio met officieel een 600 bedden. Maar ook hier Is niet genoeg ruimte: vaak
twee patiënten voor één bed en nog een aantal op een matras of op een mat op de
vloer. En een tekort aan artsen en specialisten. Het aantal inwoners in Mwanza
stad groeit snel, volgens officiële gegevens met 11.3% per jaar tegenover een
landelijk gemid-delde aanwas van 2.9%. Er wordt overal gebouwd, op iedere
straathoek wordt gehandeld en fietsen zijn rijdende winkels om goederen naar
omliggende dorpen te brengen. Er is betaalbare textiel en schoeisel uit Azië in
overvloed. Tientallen minibusjes (daladala) en taxi’s, ingevoerd uit Dubai,
zorgen tegen goedkope tarieven voor transport in en rond de stad, en buiten de
stad wordt transport verzorgd door fietstaxi’s (daladala ya baisikeli). Er zijn
vier grote visverwerkende fabrieken. Dagelijks worden 500 ton nijlbaars naar
elders in de wereld gevlogen. Meer dan 4000 mensen in Mwanza werken direct in
de industrie en velen indirect. De vijfjaarlijkse ver-kiezingen voor President en
volksvertegenwoordigers hadden plaats moeten vinden op 30 oktober; ze moesten
worden uitgesteld vanwege het plotselinge overlijden van een van de kandidaten.
Ze zullen nu gehouden worden op 14 december (2005). Behalve andere nadelen is
dit gedwongen uitstel ook een financiële ramp voor Tanzania. Gedu-rende de
campagne proberen kandidaten elkaar te overtreffen de kiezers ervan te
overtuigen dat het met hen allemaal beter gaat worden, of nóg beter gaat worden
als de kandidaat van de regerings-partij is.
Met een vijftiental lokale
medewerkers hebben we als doel plaats en gelegenheid te bieden waar de oudere
Sukuma- generatie de jonge generatie aanmoedigt en begeleidt om de traditionele
cultuurgege-vens te ontwikkelen en te integreren in de moderne gemeenschap. Een
groep van zo’n vijftig mensen doet onderzoek over gewoontes en gebruiken in
heel Sukumaland en komt geregeld bij elkaar om hun bevindingen te presenteren
en te registreren. Er is gelegenheid om seminars te organiseren en etnologisch
onderzoek te doen voor studenten. BCC beheert de koningstrommen en
koningszetels van praktisch alle Sukuma chiefdoms en vele objecten van de
traditionele medicijnmannen
en de verschillende zang en dansorganisaties. We zijn er ons van bewust dat we
dit alles slechts in bruikleen hebben, er zorg voor moeten dragen dat niets
verloren gaat en dat we dit moeten doorgeven aan de volgende generaties. Ik ben
dankbaar dat ik hier aan mee mag werken. Ja, Tanzania verandert snel en wij
moeten mee veranderen. Maar we kunnen hier en daar de Middeleeuwen wel overslaan;
oftewel - als het effe kan - wat korter dan een paar honderd jaar!.
Harrie van de Ven
schrijft uit Bunia,
Ituri, Dem. Rep. Congo:
Vorige
week weer voor de eerste keer sinds 3 jaar in een sector geweest van de parochie
waar de rust is teruggekeerd. Onze mensen daar hadden ons "verblijf”
opgeknapt en zelfs een bed en matras klaargemaakt, zodat ik de nacht daar heb
kunnen doorbrengen zon-der problemen. De tegenwoordigheid van het nationale
(hervormde) leger garandeert de veiligheid, maar de bevolking moet wel
bijdragen in het onderhoud van de soldaten die niet, of veel te weinig, worden
uitbetaald. De laatste maand rukt het Nationale leger steeds verder op het
binnenland in en achtervolgt de gewapende rebellen. Officieel is de vrije
ontwapeningsperiode voorbij. Nu krijgen ze nog de kans kun wapens in te
leveren, zonder vervolgd te worden. Anderen worden met geweld ontwapend en gaan
naar de gevangenis vanwege onwettig wapenbezit. Velen vluchten weg naar
afgeleden streken waar ze zich hergroeperen. Het zijn vooral deze rebellen die
de streek onveilig maken, brandstichten, plunderen en vrouwen verkrachten, met
als gevolg weer veel mensen op de vlucht.
Onze nieuwe bisschop is heel moedig en
is in alle parochies geweest voor het vormsel, zelfs in een parochie verwoest
en verlaten sinds 5 jaar. De mensen hebben enkele kamers met dekzeil bedekt,
want alle daken zijn weg en de bisschop heeft daar geslapen zonder probleem.
Het hoogtepunt van de laatste maanden was de
priesterwijding op 23 september hier in Bunia van een Congolese Witte Pater
afkomstig uit het bisdom Bunia en vier diakenwijdingen van het bisdom. Heel
veel volk. Een prachtige plechtigheid van ongeveer 5 uur.
De spanning blijft, maar steeds meer mensen
keren naar huis terug. In het grote vluchtelingkamp hier in Bunia zijn er nog
ongeveer 2.000 over van de 17.000. Op onze missie Badiya is zeker de helft van
de bevolking terug. Het gezondheidscentrum is weer open en een gedeelte van de
kraamkliniek is hersteld. We verblijven nu regelmatig een weekend ter plaatse.
Een ander belangrijk feit is de
heropening van groot - en klein semi-narie hier in Bunia op 29 oktober dat
sinds 2003 was gesloten. Wij hopen en bidden dat zij het schooljaar in vrede
kunnen afsluiten.
De verkiezingen die in juni
werden uitgesteld zijn in volle voor-bereiding voor volgend jaar. Moge alles
volgens plan verlopen. Als de ontwapening lukt, zal er vrede komen. De mensen
zijn het beu en verlangen naar vrede. Blijven we hen helpen met ons gebed.
Hans Peters laat weten uit Heythuysen: ” Ik
mocht blijven leven”.
Enige maanden geleden las ik in KN dat er in Engeland een
foetus was geaborteerd wegens een hazenlip. Ik voelde me geroerd omdat ik in
1930 geboren ben met een dubbele hazenlip. De gedachte kwam bij me op: als ik
in 2005 ontvangen zou zijn met dit gebrek, dan zou ik misschien geaborteerd
zijn.
Vragen wij de ouders waarom ze dat doen, dan is het
antwoord: “We kunnen dit het kind niet aandoen”. Ieder heeft zijn of haar kijk
op het leven. De mijne is dat ik erg blij ben dat ik in leven mocht blijven.
Hoewel ik vele moeilijkheden heb meegemaakt, omdat in die dagen de wetenschap
niet zo ver gevorderd was als nu. Het leven was en is nog steeds een uitdaging
voor me om er iets moois van te maken met de hulp van God en zo was het ook
voor mijn ouders, want die spaarden kosten noch moeiten en daarvoor ben ik hen
dankbaar. Mijn handicap was niet gemakkelijk te aanvaarden. Dat vraagt om
inzicht en overtuiging en die had ik gelukkig meegekregen vanuit mijn katholiek
geloof. De profetische boeken in de bijbel bieden een grote hulp voor
zelfaanvaarding: je mag er zijn. Zo staat er in Jesaja 43:
“Zo spreekt Jahwe,
die u geschapen heeft, o Jakob, en die u, Israël, heeft gevormd, “Wees nu niet
bevreesd, want ik heb u verlost, u geroepen bij uw naam; gij zijt van Mij (…)
Zo kostbaar in Mijn ogen, zo waardevol, ik heb u lief. Wees niet bevreesd, want
ik ben bij U”. Ik ben aanvaard met al wat ik heb en niet heb, zoals ik ben. Ook
met mijn handicap, ik mag er zijn; ik ben uniek.
Hoe kan men zich ooit zo vergrijpen aan zo ’n wezentje dat
van af de eerste dag in de moederschoot alles in zich heeft om uit te groeien
tot een volwaardig mens, weliswaar lichamelijk of verstandelijk geschonden,
maar uitverkoren om heilig en vlekkeloos te zijn voor het aangezicht van de
Vader, voorbestemd om zijn kind te worden door Jezus Christus (Efeziërs1). “Van
eeuwigheid heb ik u bemind” (Jeremia 31,3).
Piet Verkley schrijft uit Zambia: Iedereen is
zich heel bewust van de AIDS-epidemie hier. Maar voor het moment zien we nog
geen daling in het aantal zieken en sterfgevallen. Het bisdom heeft een
uitgebreide thuiszorg georganiseerd, ook hier in de 4 compounds waar wij
werken. Ziekenbezoek, vervoer naar het ziekenhuis, adviseren etc. horen bij de
taken. Toen ik in maart 2005 naar huis kwam heeft mijn collega twee mensen
aangetrokken in ons bureau die mijn werk deden wat betreft hulp aan arme
scholieren en aan andere armen. Nu, dat heb ik maar rustig laten doorgaan sinds
ik terug ben. En, terwijl ik nu zit te typen zitten er een stel mensen bij het
bureau wachtend op mogelijke hulp. Nou, de lokale mensen weten natuurlijk veel
beter wie er hulp nodig heeft en wie niet. De twee mensen werken twee ochtenden
in de week. Dadelijk komen ze dan laten zien wie er hulp nodig heeft en van wie
ze nog gaan uitzoeken of het nodig is.
Daarnaast gaan ook andere projecten door. Onze
gemeenschaps-school die wat ruimte heeft rond de kerk, heeft zo’n 200
leerlingen.
Er zijn wat betaalde vrijwilligers aan het lesgeven en onze
stagiair begeleidt het project. Dan is er nog ons project voor de jongeren,
waar ze leren timmeren, metselen en ook naaien en koken. Mijn Duitse collega
begeleidt dat project en er gaat heel wat tijd inzitten. Enkele dagen geleden
hadden we onze bisschop nog hier voor het uitreiken van diploma’s.
Pieter Wels:. Wil ik in mijn persoonlijk leven
en binnen de communauteit waartoe ik behoor werken aan het vormen van een
levenshouding van gerechtigheid, dan komen de volgende vragen naar voren:
Praten wij voldoende met elkaar over onze activiteiten, over onze familie en
over het leven en werken van voorheen in Afrika?
Geven wij ook uiting aan onze waardering en schenken wij
aandacht aan elkaar? Leven wij niet als eilanden? Komen wij bij elkaar voor
recreatie of vinden we gezamenlijke ontspanning?
Ons gezamenlijk antwoord is positief! In een kleine
leefgroep is dit wellicht voorwaarde voor echt samen leven. Het moet ook kunnen
klikken onder elkaar. Zonder overdaad en luxe leven wij goed en verzorgd dank
zij de zorgen en toewijding van onze huishoudster en interieurverzorgster. Wij
wonen in een goed en vriendelijk huis met een mooi onderhouden omgeving rondom
het huis waar wij samen aan werken.
Ieder vindt zijn thuis en voelt zich ook thuis in een
broederlijke sfeer van gemeenschapsleven. Gewoonlijk vieren wij 4 maal per week
de Eucharistie en bidden wij alle dagen de getijden met uitzondering van
zaterdag en zondag. Wij respecteren elkanders behoeften aan persoonlijk gebed.
Wat planten en bloemen in het huis dragen bij tot een
huiselijke sfeer die ook onderbouwd wordt door een aperitiefje op zondag voor
het middagmaal en het gezamenlijk kijken naar enkele t.v. programma’s zoals het
8-uur journaal, voetbalwedstrijden en andere programma’s met een hapje en een
drankje naar ieders smaak.
Natuurlijk kunnen wijzelf de uitstraling van gerechtigheid
van onze communauteit naar buiten toe niet meten maar we mogen zonder meer
stellen dat wij goede contacten hebben. Onze betrokkenheid bij gerechtigheid
met de dorpsbewoners heeft veel facetten. Te noemen het parochiepastoraat in de
drie dorpen Lage Mierde, Hoge Mierde en Hulsel. En de pastorale dienstverlening
in twee verzorgingshuizen “Lindenhof” in Lage Mierde en “Huize Kempenland” te
Bladel.
Deelname aan dorpsactiviteiten via het kerkkoor,
kaartclubjes, hobby-creativiteit, kienen, jeu de boules, fietsmiddagen,
buurtvereniging en zitting in het K.B.O. bestuur geven mogelijkheden tot goede
contacten. Veel aandacht wordt gegeven aan zieken en ouderen. Ook bijzondere
gelegenheden zoals verjaardagen van enkele dorpsbewoners, de vieringen van
jubilea, overlijden, de wedstrijden van plaatselijke voetbalclub en de
plaatselijke gilden krijgen onze aandacht. Ons leven op de pastorie is geen
leven op een eiland. Via dekenale contacten ontmoeten wij regelmatig de priesters,
diakens en pastoraal werkenden in het dekenaat. De contacten die wij onder-houden
naar buiten, overstijgen de strikt sacramentele bediening en vinden plaats in
de brede en ruimere context van rechtvaardigheid, vrede en heelheid van de
schepping: het rijk Gods.
Integratie binnen een communauteit vraagt ook om kwaliteit
en kleur toe te voegen aan het gemeenschapsleven door inzet en betrokken-heid.
Ik heb wel eens horen zeggen “vita
communis crux et martyrium est“. Dat hoeft het echt niet zo te zijn. Achter de
deur van elk huis staat een kruis. Vanuit een houding tot gerechtigheid is er
altijd een manier van omgaan met het kruis dat leven bevestigend is. Het blijft
altijd een delen en breken.
Het is geven en nemen. Zo verloopt het communiteitsleven van
elk gezin, van elke gemeenschap en samenleving en van elk klooster.
Een attitude van recht doen aan elkaar vormt de basis voor
gezond communiteitsleven. Wij zijn elkaar, de drie op de Lage Mierdse pas-torie,
daar erg dankbaar voor.
Broeder Kees van der
Sloot is benoemd
naar Guatemala City. Hij leeft en werkt met drie andere broeders van
Barmhartigheid (van Moeder Teresa), een Indiër, een Amerikaan en een Mexicaan.
Wij wensen u allen een
mooie en vernieuwende veertigdagentijd.
en een zalig Pasen.
Webmaster-NL |