N.B. Deze uitgave van De Contactbrief is practisch identiek aan "De Schakel". U kunt daar dezelfde teksten lezen. Klik hier.

                                   Beste vrienden.

 

Ik ben voor het eerst in mijn leven in Spijkenisse geweest. Vroeger waarschijnlijk een vissersdorp. Nu verstrikt in de tentakels van de stad Rotterdam die als een inktvis overal de omliggende dorpen verstikkend heeft omarmd. Ik kwam er over een rondweg vol verkeer langs grauwe betonnen schermen en eindeloze fabrieksterreinen. In Spijkenisse - in een warempel toch wat vriendelijk buurtje -  een vrij grote, moderne kerk: De ontmoetingskerk. Daar werd mevrouw Jepke Kerssen beroepen als dominee. De kerk liep goed vol. Het orgel glorieerde feestelijk. Er werd uit volle borst gezongen. De meeste liederen kende ik wel. En die ik niet kende kon ik toch op protestante wijze meezingen; een halve noot achter het orgel aan. De Predikant die de pastorale taak overdroeg was in stemmige zwarte toga en witte bef. De nieuwe dominee droeg een gebedsmantel en een mooie rode stola. Toen ik dat thuis vertelde zei een van ons:”Ja, de protestanten nemen wel iets van ons over”. Ik zei: “Het voelde goed: een vrouw op de kansel. En daarna achter de avondmaalstafel met brood en beker in haar handen. Misschien moeten ook wij nodig het een en ander van hen overnemen”.

 

 Maar waar het me nu eigenlijk om gaat was de preek: Het aan ons voorgelezen verhaal was dat over de bruiloft van Cana. Over dat feest waarop Jezus water veranderde in wijn. Wat me trof was hoe dominee Kerssen dit verhaal betrok op onze huidige ervaring als gelovigen. Heel veel mensen buiten de kerken denken zo over kerk en christendom: ”De wijn is op. Het feest is over “. Maar voor ons, zei ze, is dat niet zo. Tenminste als we op Maria's aansporing ingaan en “doen wat Jezus ons zeggen zal”. Dan raakt de wijn niet op.  Dat betekent niet noodzakelijk dat veranderingen onmiddellijk merkbaar zullen zijn. Dat heeft tijd nodig: “Mijn uur is nog niet gekomen”, zei Jezus. Geduld. Hoopvol verwachten. En meer dan dat: Het Uur waar Jezus over sprak verwijst naar lijden en dood. Pas daar doorheen naar verrijzenis en nieuw leven! Maar laten we intussen vertrouwvol, hoopvol “doen wat Jezus ons zegt”. Dan wordt water wijn en de bruiloft gaat door. Zo’n inkorting doet de preek natuurlijk tekort. Maar zo ongeveer droeg ze haar hoop op ons over. Een goed geluid.

Een andere dominee, Dorothé Sölle, vergeleek ons soms moeizame kerkelijke geploeter met het bouwen van een middeleeuwse kathedraal. Je ziet hem misschien nooit voltooid. Maar je gelooft erin: in je bijdrage. In de groei.  In de schone voleinding.

 

Geloven in de Lage Landen is niet langer vanzelfsprekend. Wat me-vrouw Kerssen signaleerde: Die tegenstemmen. Die soms nauwelijks verholen afkeer van alles wat Christelijk is in kranten en media… Maar ook de neergang, het gebrek aan vitaliteit en aantrekkelijkheid, de veroordelende starheid in onze kerkgemeenschappen…: dat kan soms ontmoedigend werken. Geloven in Afrika is ook niet altijd van-zelfsprekend.  In gebieden van oorlog en geweld, in landen  waar verkrachting een oorlogsmethode werd en kinderen gedwongen kindsoldaten worden, waar bendes de dienst uitmaken en  politici zich verrijken ten koste van de armen, waar dagelijks honderden mensen sterven aan aids… Daar zal menig missionaris zich vaak machteloos  voelen en soms twijfelen aan het komen van het Rijk van gerech-tigheid en vrede: “Zoveel goede mensen in de greep van armoede en ziekte. We hebben toch geleerd dat juist de armen Gods vrienden zijn???  “Dat Rijk van U: komt daar nog wat van?”

 

Een ding is wel zeker: Als we inderdaad zouden doen “wat hij U zeggen zal” en dat evangelie van Jezus in de praktijk zouden brengen; dan zou de wereld er intussen heel wat menselijker uitzien. Het zou al een heel ding zijn als de tien geboden wat meer impact zouden hebben!

 

Maar de dominee in die gemeente, midden in die megastad vol huizenhoge problemen, hield  ons voor dat de bruiloft, het verbond van God met ons mensen, niet over is. En dat onder onze handen water tot wijn kan worden. Als we “doen wat Hij ons zeggen zal”. Geduldig. Met moed dragend wat gedragen moet worden. Hoopvol. Doende vanuit bewogenheid en overweging.

 

Een nieuw jaar is alweer een stuk onderweg. “Doen wat Hij ons zegt” moet NU gebeuren.

 

Het is   goed  te beseffen dat we met onze tijd mee moeten. Het is de enige tijd die we hebben. Vroeger is voorbij. Blijven steken in het verleden kan niet; de tijd gaat onverbiddelijk verder.

En naar de toekomst zijn we nog onderweg. We kunnen haar wel voorbereiden  maar we hebben haar niet in hand.

Mijmeren over wat voorbij is of dromen over wat komen gaat is goede vrijetijdsbesteding. Als het tenminste in dankbaarheid en hoopvol gebeurt: Goed voor de vrije tijd. Bedenken dat alles vroeger beter was is echter  tijdverspilling:  Als je wat scherper kijkt dan was niet alles vroeger zo fraai.  En dan is niet alles wat er nu gebeurt kommer en kwel. Wie wil er echt terug naar 50 jaar geleden?

 Zolang je maar met mensen verbonden blijft -zowel in Afrika als hier- dan kom je ook vaak ongelooflijke kwaliteit tegen in heel gewone mannen en vrouwen; Mensen die het woord spiritualiteit niet kennen. Maar die zonder dat misschien zelf in de gaten te hebben “doen wat Hij zegt”. Dat geeft de burger moed.

 

Het gaat om HIER. Een gewone dorpsvrouw had deze geloofs-belijdenis op haar grafsteen laten beitelen: “Als je God niet overal vindt, dan vindt je hem nergens”:  dominee Kerssen in  de Randstad. Wij: overal in Afrika, in India, in Brazilië, of in Heythuysen, Den Haag…of waar dan ook in de Lage landen.

Het gaat om NU: In de jaren van volop actief leven zowel  als  in onze ouderdom.

Het gaat om 2006.  Dat is ons gegeven. Gegund. Daar doen we het mee.

 

Zegen. Vertrouwen. Goede moed. (En de dominee die me aan het denken zette is de vrouw van onze vroegere confrater Pieter Reesink.)

 

Pater Piet Kramer, provinciaal.


 

                                                          

Van de vergadertafel:
De toekomst van “St. Charles
”, Heythuysen.

Hoe behouden we de eigenheid van onze missionaire gemeenschap

daar?

Na de renovatie zullen er genoeg gemeenschappelijke ruimtes tot onze beschikking blijven: kapel, ruimte voor samen eten en recreatie, vergaderingen… Afspraken daarover moeten duidelijk zijn en/of tijdig gemaakt worden. Voor bijeenkomsten waarbij veel mensen verwacht worden kan zo nodig uitgeweken worden naar gelegenheden buitens-huis.

 

Alle huidige bewoners kunnen mee verhuizen.

De overste kan vervangen worden en woonruimte krijgen.

Besproken moet nog wel worden of missionarissen die in de toekomst in aanmerking komen voor verblijf in “St. Charles” voorkeur behan-deling zullen krijgen bij toewijzing van vrijgekomen kamers.

Missionarissen op vakantie zullen in Dongen of elders in de provincie opgevangen moeten worden. Voor enkele overnachtingen zullen  wel-licht een of twee logeerkamers beschikbaar komen voor álle bewoners van “St. Charles” en gehuurd kunnen worden.

 

Met bewoners-van-buiten kunnen duidelijke afspraken gemaakt worden over de eigenheid van de gemeenschap. De meer praktische afspraken kunnen elk jaar worden bijgesteld.

 

“Het Land van Horne” (LvH) is verantwoordelijk voor de pastorale zorg.  Tot nu toe werd dat door LvH toevertrouwd aan  de overste van de communiteit. Maar dat is niet automatisch. Een intake-gesprek hoort aan de aanstelling vooraf te gaan. De pastoralewerker is in loondienst voor 5 uur per week.

 

Behoud van eigen keuken?

 

De aankleding van het huis is belangrijk voor de sfeer: Handhaven van de uitstalling van Afrikaanse voorwerpen…Het is belangrijk om een lijst op te maken van ons bezit aan Africana e.a. voorwerpen die betrekking hebben op onze geschiedenis. Die blijven ons eigendom. Het is belangrijk om al ons bezit in zoverre we het willen behouden te inventariseren. En op te ruimen wat niet meer dient. Overdragen wat  LvH wil overnemen.

Is er bij de verbouwing ruimte voor opslaan van meubelen etc aanwezig ?

 

De bouwplannen.

De architect heeft plannen getoond: Carrés met  woningen aan één kant van de gang. Goed uitzicht op de tuinen. Dat lijkt aanmerkelijk duurder dan een bouw met kamers aan weerskanten van de gang. Dat laatste verkort ook de loopafstanden.

 

Afgesproken is dat de laagbouw niet afgebroken wordt voordat de nieuwbouw voor de daar wonende geïndiceerde bewoners klaar gekomen is. Maar wat gebeurt er met onze bewoners ( geïndiceerd en niet-geïndiceerde) die in het klooster wonen?

 

Onze inbreng over de voorzieningen en de stijl van de  renovatie is beperkt. Het LvH bouwt voor een toekomst waarin onze aantallen sterk zullen teruglopen en het huis toch aantrekkelijk moet zijn voor eventuele bewoners. LvH  koopt ons eigendom, voorafgaande aan de verbouwing en bepaalt  dus wat zij in de toekomst  nodig achten.

Wij kunnen alleen aangeven waar voor ons de bestedingsgrens ligt. Het zal altijd beduidend meer kosten dan de AOW inbrengt. Huursubsidie kan mogelijk aangevraagd worden. We kunnen ook aangeven geen voor Nederlandse begrippen overbodige luxe op prijs te stellen.

 

Mantelzorg.

 

De vergrijzing van onze gemeenschap zal  voortzetting van de mantelzorg aan onze eigen mensen moeilijker en zwaarder maken. De overheid benadrukt echter de verantwoordelijkheid van  betrok-kenen voor zorg aan familie- en gemeenschapsleden. We zijn dus toch deels op elkaar aangewezen. Vrijwilligers kunnen die last verlichten. Zij worden door het LvH aangetrokken. Het LvH is uiteindelijk verantwoordelijk voor het leveren van zorg en verpleging.

 

Wellicht moeten op de duur ook professionele krachten of bedrijven  door ons worden ingehuurd voor bepaalde functies: voor bepaalde huishoudelijke functies.  Maar er zal ook steeds meer kundigheid en kennis vereist worden in de begeleiding van onze mensen:  Er moeten zakelijke contacten gelegd worden met de gemeente i.v.m. de WMO

(= Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Herindicatie moet aange-vraagd worden. De cliënten raad heeft adviezen nodig om goed te functioneren…

 

Cliëntenraad.

Die raad heeft een wettelijke basis en een belangrijke functie. Zeker in deze overgangsperiode voor, tijdens en onmiddellijk na de verbou-wing. Het is dus van belang er mensen voor te kiezen die  nog  een inbreng kunnen hebben en een zekere kennis hebben van wat er wettelijk geregeld en mogelijk  is. De leden van de raad hoeven geen bewoners te zijn. Wel moeten de bewoners de aanstelling goedkeuren.

Er bestaat een organisatie ter ondersteuning van cliëntenraden !!!

Wie “van buiten” zouden erin gekozen kunnen worden?  Als vrijwilliger ??? (Er is een onkostenvergoeding voorzien in het budget van de cliënten raad).

 

Onze Overledenen:

 

Paul van Thiel

 

Paul werd geboren op 7 december 1920 in Beek en Donk in het gezin van  Herman van Thiel en Anna Meuwese. Zijn broer werd Norbertijn  van de abdij van Berne. Zijn zus trouwde met dokter Geerdes en kreeg  drie Witte Paters als zwagers. Paul begon zijn priesteropleiding in het seminarie “Beekvliet” van het bisdom den Bosch, studeerde verder bij de Norbertijnen in Heeswijk en sloot zich tenslotte aan bij de Sociëteit van Missionarissen van Afrika: in de seminaries van “St Charles” bij Boxtel en in ‘s Heerenberg. Hij legde de missionaris-eed af op 22 mei 1947 en werd priester gewijd op 11 april 1948. Begin 1949 vertrok hij naar Oeganda; naar het bisdom Ruwenzori- Mbarara.  Tot 1962 werkte hij in verschillende parochies: Het langst in Nyamitanga en Mbarara. Hij leerde de taal, Runyankole, goed kennen.

Paul was een musicus. Al jong speelde hij piano en orgel  en bestudeerde hij  de theorie van de gregoriaanse kerkmuziek, muziekgeschiedenis en compositie. Eenmaal in Afrika toonde hij grote interesse in de Ankole  traditionele muziek. Zijn levenswerk werd het  bestuderen, bevorderen en vastleggen  van  deze  muziek en het invoegen ervan   in de liturgie van de kerk. Hij  legde contact met Banyankole  musici en dansers, met   koorleiders en missionarissen die ook probeerden de kerkmuziek te afrikaniseren. Hij deed onderzoek, maakte band opnamen,  foto’s en films en componeerde Afrikaniserende hymnen. In 1963  volgde hij  cursussen aan de “School of Oriental and African Studies” in Londen , in 1965 aan de Makerere universiteit van Oeganda en in 1967-68 aan de UCLA universiteit te Los Angeles. Al die toeleg en studie leidde tot publicaties in tijdschriften, verder onderzoek, sessies, adviezen, radio uitzendingen. Hij schreef “Multi-tribal Music of Ankole”, stelde een lexicon samen over Runyankole muziek terminologie, hielp de monniken van een Trappisten abdij in Kenia bij het verbeteren van de zang van de getijden en stelde een kerkelijke zangbundel samen …

Al dit werk riep soms ook weerstanden op en er waren altijd geldzorgen om onderzoek  te bekostigen. Dat  leidde tot spanningen en ondermijnde zijn kwetsbare gezondheid. In 1974 keerde hij voorgoed naar Nederland terug. In 1978 werd hij pastor in het bejaardenhuis “de Beemden” in Michielsgestel. Ook daar zette hij zich in voor de actieve deelname van de bewoners aan de liturgie. Maar hij gaf ze ook de nodige pastorale zorg. In 1992 ging hij rusten in ons klooster bejaardenoord te Heythuysen. Hij was uiterst tevreden en dankbaar over de verzorging die hij daar ontving. En hij bleef  bereid om in de dorpen rondom het orgel te bespelen. Hij stierf op 3 januari 2006.

De psalmen moedigen ons tot  musiceren: “Zingt een nieuw lied alle landen. Zingt tot de Heer en verheerlijkt zijn naam”. Moge hij nu zijn stem voegen in de muziek van de hemelse koren.

 

Willem van der Smissen.

 

Ieder die Willem gekend heeft was aangeslagen toen ze het bericht hoorden van zijn plotselinge overlijden. Toen hij ’s morgens op  9 januari niet kwam opdagen werd hij op zijn kamer gevonden. In de vroege ochtend was hij overleden aan een hartaanval. Daarmee verliest de gemeenschap van “St Charles” -medebroeders, mede-werkers in verzorging en verpleging en andere bewoners - een man  die hogelijk gewaardeerd werd om zijn nooit aflatende dienst-vaardigheid, zijn grote toewijding aan de mantelzorg voor zijn confraters, zijn stijlvolle assistentie aan de liturgie, zijn altijd goede humeur en zijn smakelijke verhalen. Hij was een man die de goede sfeer in ons woon - en zorgcentrum “St. Charles” duidelijk mede bepaalde.

Willem heeft geen gemakkelijke jeugd gehad. Hij werd geboren te Breda op 29-10-1930. Armoede en tegenslagen troffen het gezin. Willem werd opgevangen bij de Broeders van Huybergen. Onder hun hoede volgde hij lager onderwijs en ging hij naar de ambachtschool om huisschilder te worden. Het lezen van het missietijdschrift van de Witte Paters leidde tot intrede in hun  “Sociëteit van de Missionarissen van Afrika”. Hij werd opgeleid in ’s Heerenberg en in “Marienthal” (Luxemburg). Op 8 augustus 1952 legde hij zijn missionaris belofte af. Hij kreeg de naam: Broeder Anselmus.

In Afrika is Willem nooit geweest. Hij werkte als schilder in ver-schillende huizen van de Nederlandse Provincie: in Sterksel,

’s Heerenberg, Rotterdam en Boxtel. Verreweg de langste tijd bracht hij door op het oude “St. Charles” bij Boxtel en op het nieuwe “St Charles” te Heythuysen. Bij de bewoners van Hal en Esch werd hij een vertrouwde figuur omdat hij jarenlang assisteerde bij de zondags- en trouwdiensten in de open kapel. Dat dienstwerk zette hij voort in en vanuit Heythuysen: naast zijn trouwe inzet voor de receptie, de opvang van gasten en de mantelzorg waarvoor altijd een beroep op hem gedaan kon worden. Altijd stond hij klaar. En ’s avonds  was hij de spil van de gemeenschap met zijn humoristische kijk op het dagelijkse leven. Hij bracht leven in de brouwerij. We zullen hem missen.

 

Broeder Willy de Boer.

(Willibrordus Josephus)

Broeder Willy werd geboren op 7 April 1921 in de havenbuurt van Rotterdam. In het grote, gezellige, “Roomse” gezin van  Joannes de Boer en Maria Josepha Koets. Hij ging naar de  ambachtschool waar hij werd opgeleid tot timmerman-meubelmaker. Om missionaris te worden werd hij postulant in St. Charles Boxtel .De oorlog dwong zijn familie  na het bombardement van Rotterdam uit te wijken naar Breda. En Willy  naar ’s Heerenberg. Terug in Boxtel legde op 8 September 1942 de missioaris eed af.

 In 1949 werd hij benoemd voor Oeagadoegoe, hoofdstad van Opper Volta, nu Burkina Faso. Als directeur van een weeffabriek. Die was echter totaal verouderd en Willy  begon er een timmermanswerkplaats en een ambachtschool. Er werden meubels gemaakt, banken voor scholen en kerken, dakspanten, deuren en ramen…Willy zorgde er ook voor dat zijn “jongens” beroepseer opdeden, eerlijkheid leerden en hun godsdienst kenden. “Je moet de hele mens ontwikkelen. Anders kun je beter niets doen”. Oud-leerlingen hielden levenslang contact met hem.

Willy was zich bewust van de grote verschillen in cultuur en mentaliteit tussen  blanke missionarissen en de mensen met wie zij in Afrika leefden en werkten. Hij vond vriendschap belangrijk om die verschillen te overbruggen. En beval  aan om  te luisteren en te kijken vooraleer te oordelen.

Toen, in 1956, vroeg  Bisschop Soquet  aan Willy om een kerk te bouwen. Dat had hij nog nooit gedaan. Maar  hij trok naar Manga en later naar Kaya en er kwamen kerken van de grond. Na de bouw in Manga  keek Willy omhoog en verbaasde zich dat er “zo’n grote kerk bedacht was door zo’n  klein hoofd”.  Willy leerde van de traditionele metselaars en zij van hem. Er volgden veel scholen, missiegebouwen, kloosters…. In de jaren zestig kwamen de eerste Nederlandse vrijwilligers, de Kajotters. Waardering over en weer.

In 1970 werd hij belast met de leiding van het gastenhuis in de hoofdstad. Het werd een open huis waar iedereen welkom was: missionarissen en Afrikaanse priesters, oud-leerlingen en vrijwilligers, journalisten en vacantiegangers…. Ze profiteerden van zijn keuken en zijn ervaring. Want voor Willy was ook dat missiewerk: getuigen van  de rijkdommen van Afrika en de waarde van wat missionarissen bezielt.

Waardering leidde tot vriendschappen. Met mensen ter plaatse. Met Bisschop Soquet.  Met prins Claus: Die schreef hem: “Ik ben na herhaaldelijke bezoeken aan Opper Volta  onder de indruk gekomen van de manier waarop de Witte paters  ontwikkelingswerk aan de basis doen”. Ondertekend: “Uw Claus”. Er volgden meerdere ontmoetingen.

Willy keek altijd met dankbaarheid op zijn Afrikaanse jaren terug.: “We hebben veel geluk gekend. Er is veel goeds verricht. Ik ben er trots op missionaris te zijn. En onze fouten ? Dan komt Gods werk beter uit. Ik GELOOF niet in Gods voorzienigheid. Ik heb Gods goedheid aan het werk GEZIEN !!!”

Willy moest uiteindelijk de tol betalen van 30 jaar werk in een zwaar klimaat. Hij keerde naar Nederland terug. Met Ben Balink betrok hij het huis aan de Oranjeboomstraat in Breda. Een open huis. Missionarissen en woonwagenbewoners, leden van MOV en IKV, buren en vreemden, allemaal vonden ze  er een gastvrij onthaal en een open oor. Toen er na 9 jaar “de rek uit was” vertrok Willy naar Rotterdam en daarna naar Heythuysen. Hij bleef opgewekt en monter  totdat hij steeds meer hulpbehoevend werd. Daar is hij toch nog plotseling gestorven op  22 februari.

Andere overledenen:

26 febr. ’05      Nagekomen bericht: Ad Marijnissen, broer van                                overleden broeder Christ Marijnissen.

17 dec. ‘05      Mevr. Monique van Hövel tot Westerflier en                          Wezeveld – Tilman, zus van Pater Adelbert Tilman.

29 dec.’05       Hans Bogaers, ex-confrater. Echtgenoot van Marita                       Bogaers-der Meer.

3 jan    ‘06       Pater Paul van Thiel, 85 jaar.

9 jan                Broeder Willem van der Smissen, 75 jaar.

22 jan.            Willem Strijbos, broer van overleden Br Bruno en Br                      Godfried.

22 febr.           Broeder Willy de Boer, 85 jaar.

24 febr.           Walther Heijkant, 92 jaar. Broer van overleden Broeder                  Marturin of Jan Heijkant.

 

Statistieken over  de Witte Zusters: Op het ogenblik telt onze congregatie 963 leden. Hiervan zijn 226 zusters in Afrika werkzaam.

Er zijn twee noviciaten waar onze jonge kandidaten hun opleiding ontvangen. Eén in Burkina Faso voor Frans sprekenden en één in Kenia voor Engelstaligen. Dit jaar hebben negen van hen hun eerste professie gedaan en er zijn 12 novicen in opleiding. De 15 postulanten, waaronder twee Poolse kandidaten en één Duitse, zijn verspreid over de verschillende Afrikaanse landen. Ook krijgen jonge Europese vrouwen die interesse tonen voor ons leven als religieus missionaris de gelegenheid om stage te lopen in een van onze communauteiten in Afrika.

De Europese provincie, waarvan ook de Nederlandse regio deel uitmaakt, bestaat nu 5 jaar. Uit een evaluatie blijkt dat de onderlinge samenwerking in de provincie goed is en de verbondenheid tussen de zusters van de verschillende regio’s sterk is toegenomen. Het provinciale bestuur, waar ook de regionale overste van Nederland lid van is, heeft dit jaar weer vier keer vergaderd, iedere keer in een andere regio.

Het aantal Nederlandse zusters in de congregatie bedraagt nu 98 waarvan er nog vijf in Afrika werkzaam zijn. Eén zuster woont in Canada als lid van het provinciaal bestuur en één zuster verblijft in de Verenigde Staten.

De voorgenomen sluiting en opheffing van ons klooster te Esch hield ons al lange tijd bezig. Het spreekt vanzelf dat dit gebeuren veel drukte en reorganisatie met zich mee bracht. Het vertrek van de zusters uit Esch is niet ongemerkt verlopen. Op allerlei manieren wilden buren, vrienden en kennissen ons uitgeleide doen en ons alle goede wensen meegeven voor de toekomst. Het was hartverwarmend en overweldigend zoveel hartelijkheid en medeleven te ontvangen. Ook in de locale kranten werd er uitvoerig aandacht aan besteed, Hieruit bleek hoe de zusters die op Sancta Monica gewoond en ge-werkt hebben gewaardeerd waren en deel uitmaakten van hun omgeving. Ook bij het vertrek lieten de bewoners van Esch zich niet onbetuigd en werden we plechtig door het gilde uitgezwaaid. Het parochiebestuur van de Esche Willibrordus parochie had zondag 6 maart gekozen om ons afscheid van Esch waardig te vieren. Alles ging met een gevoel van dankbaarheid maar ook met een vleugje weemoed en gemengde gevoelens gepaard.

 

Martien van de Ven schrijft: Ieder jaar is het een verademing wanneer na zes maanden de eerste regens weer vallen. In een week tijd verandert de wereld en wordt alles weer groen. Alles komt tot leven, planten, dieren, en ook de mens bruist van energie. Men dankt de Schepper die ons dat allemaal geeft. De Basukuma mengen zich niet in de discussie of het allemaal begonnen is met een “Big Bang” die evolueerde en een “Intelligent Design” erachter. Mungu, Liwelero, Limatunda en de voorouders worden geëerd omdat ze met ons be-gaan zijn. Gedurende de droge tijd hebben we feest gevierd en familieleden bezocht die te maken hadden met een sterfgeval. Nu is de veldhak en de ossenploeg weer klaar gemaakt en is men druk bezig op de velden. Men hoopt en bidt dat de regens gunstig zullen zijn, want een goede oogst is het verschil tussen relatieve overvloed en hongersnood. Maar we leven in een snel veranderende maat-schappij. Tanzania, bijna 40 maal de oppervlakte van Nederland, telde 9.7 miljoen inwoners toen het land in 1961 onafhankelijk werd. De volkstelling van twee jaar geleden wees uit dat dit aantal intussen is gegroeid tot over 34.5 miljoen: dit betekent dat het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer van 14 is gestegen naar 38.

 

Er is dus minder ruimte, minder land om te cultiveren, minder grasland voor het vee. Er ontstaan situaties vergelijkbaar met die welke Antoon Coolen beschrijft in zijn boeken, zoals `Hoeksteen verleggen`. Geschillen over velden kunnen niet meer zoals vroeger opgelost worden door de ouderlingen van de gemeenschap maar gedaan moeten worden door het gerecht, dat niet altijd optimaal functioneert. Bovendien zijn er grote gebieden van Tanzania die ongeschikt zijn voor landbouw. Er zal dus intensiever en efficiënter landbouw moeten worden bedreven om de voedselproductie op te voeren. Gebrek aan ruimte voor bevolkingsaanwas doet zich ook voor op scholen. In Bujora basis school zag ik 120 kinderen samengepropt in een lokaal dat oorspronkelijk gebouwd is voor 35 leerlingen.Geen banken of stoelen, geen boeken, geen schriften enz. Eigenlijk nog geen fysieke ruimte genoeg om op de grond te zitten. Er was alleen een schoolbord. De onderwijzer schreef dit bord vol en de kinderen memoriseerden het geschrevene, hopend het te kunnen onthouden tot het volgende examen. De gebouwen voor basis en middelbare scholen worden grotendeels gebouwd i.e. bekostigd door de ge-meenschap zelf, maar er is een enorm tekort aan onderwijzend personeel en hun huisvesting. Als minister van onderwijs sta je in Tanzania voor een “mission impossible”! Op de universiteit SAUT hier in Nyegezi is dit jaar het aantal studenten verdubbeld; ook hier is een groot tekort aan leslokalen en residentieplaatsen. Veel studenten zoe-ken een kamertje bij particulieren in de buurt. Het is evenwel verheu-gend dat vanaf dit jaar de studenten een lening kunnen krijgen van de regering en deze terug betalen na hun afstuderen. Kinderen van minder bemiddelde ouders hebben nu ook toegang tot een hogere opleiding. De faculteit geneeskunde is verbonden aan Bugando Ziekenhuis in Mwanza. Het is een referentie ziekenhuis voor zieken-huizen in de regio met officieel een 600 bedden. Maar ook hier Is niet genoeg ruimte: vaak twee patiënten voor één bed en nog een aantal op een matras of op een mat op de vloer. En een tekort aan artsen en specialisten. Het aantal inwoners in Mwanza stad groeit snel, volgens officiële gegevens met 11.3% per jaar tegenover een landelijk gemid-delde aanwas van 2.9%. Er wordt overal gebouwd, op iedere straathoek wordt gehandeld en fietsen zijn rijdende winkels om goederen naar omliggende dorpen te brengen. Er is betaalbare textiel en schoeisel uit Azië in overvloed. Tientallen minibusjes (daladala) en taxi’s, ingevoerd uit Dubai, zorgen tegen goedkope tarieven voor transport in en rond de stad, en buiten de stad wordt transport verzorgd door fietstaxi’s (daladala ya baisikeli). Er zijn vier grote visverwerkende fabrieken. Dagelijks worden 500 ton nijlbaars naar elders in de wereld gevlogen. Meer dan 4000 mensen in Mwanza werken direct in de industrie en velen indirect. De vijfjaarlijkse ver-kiezingen voor President en volksvertegenwoordigers hadden plaats moeten vinden op 30 oktober; ze moesten worden uitgesteld vanwege het plotselinge overlijden van een van de kandidaten. Ze zullen nu gehouden worden op 14 december (2005). Behalve andere nadelen is dit gedwongen uitstel ook een financiële ramp voor Tanzania. Gedu-rende de campagne proberen kandidaten elkaar te overtreffen de kiezers ervan te overtuigen dat het met hen allemaal beter gaat worden, of nóg beter gaat worden als de kandidaat van de regerings-partij is.

 

Met een vijftiental lokale medewerkers hebben we als doel plaats en gelegenheid te bieden waar de oudere Sukuma- generatie de jonge generatie aanmoedigt en begeleidt om de traditionele cultuurgege-vens te ontwikkelen en te integreren in de moderne gemeenschap. Een groep van zo’n vijftig mensen doet onderzoek over gewoontes en gebruiken in heel Sukumaland en komt geregeld bij elkaar om hun bevindingen te presenteren en te registreren. Er is gelegenheid om seminars te organiseren en etnologisch onderzoek te doen voor studenten. BCC beheert de koningstrommen en koningszetels van praktisch alle Sukuma chiefdoms en vele objecten van de traditionele medicijnmannen en de verschillende zang en dansorganisaties. We zijn er ons van bewust dat we dit alles slechts in bruikleen hebben, er zorg voor moeten dragen dat niets verloren gaat en dat we dit moeten doorgeven aan de volgende generaties. Ik ben dankbaar dat ik hier aan mee mag werken. Ja, Tanzania verandert snel en wij moeten mee veranderen. Maar we kunnen hier en daar de Middeleeuwen wel overslaan; oftewel - als het effe kan - wat korter dan een paar honderd jaar!.

 

Harrie van de Ven schrijft uit Bunia, Ituri, Dem. Rep. Congo:

Vorige week weer voor de eerste keer sinds 3 jaar in een sector geweest van de parochie waar de rust is teruggekeerd. Onze mensen daar hadden ons "verblijf” opgeknapt en zelfs een bed en matras klaargemaakt, zodat ik de nacht daar heb kunnen doorbrengen zon-der problemen. De tegenwoordigheid van het nationale (hervormde) leger garandeert de veiligheid, maar de bevolking moet wel bijdragen in het onderhoud van de soldaten die niet, of veel te weinig, worden uitbetaald. De laatste maand rukt het Nationale leger steeds verder op het binnenland in en achtervolgt de gewapende rebellen. Officieel is de vrije ontwapeningsperiode voorbij. Nu krijgen ze nog de kans kun wapens in te leveren, zonder vervolgd te worden. Anderen worden met geweld ontwapend en gaan naar de gevangenis vanwege onwettig wapenbezit. Velen vluchten weg naar afgeleden streken waar ze zich hergroeperen. Het zijn vooral deze rebellen die de streek onveilig maken, brandstichten, plunderen en vrouwen verkrachten, met als gevolg weer veel mensen op de vlucht.

Onze nieuwe bisschop is heel moedig en is in alle parochies geweest voor het vormsel, zelfs in een parochie verwoest en verlaten sinds 5 jaar. De mensen hebben enkele kamers met dekzeil bedekt, want alle daken zijn weg en de bisschop heeft daar geslapen zonder probleem.

 Het hoogtepunt van de laatste maanden was de priesterwijding op 23 september hier in Bunia van een Congolese Witte Pater afkomstig uit het bisdom Bunia en vier diakenwijdingen van het bisdom. Heel veel volk. Een prachtige plechtigheid van ongeveer 5 uur.

 

 De spanning blijft, maar steeds meer mensen keren naar huis terug. In het grote vluchtelingkamp hier in Bunia zijn er nog ongeveer 2.000 over van de 17.000. Op onze missie Badiya is zeker de helft van de bevolking terug. Het gezondheidscentrum is weer open en een gedeelte van de kraamkliniek is hersteld. We verblijven nu regelmatig een weekend ter plaatse.

Een ander belangrijk feit is de heropening van groot - en klein semi-narie hier in Bunia op 29 oktober dat sinds 2003 was gesloten. Wij hopen en bidden dat zij het schooljaar in vrede kunnen afsluiten.

De verkiezingen die in juni werden uitgesteld zijn in volle voor-bereiding voor volgend jaar. Moge alles volgens plan verlopen. Als de ontwapening lukt, zal er vrede komen. De mensen zijn het beu en verlangen naar vrede. Blijven we hen helpen met ons gebed.

 

Hans Peters laat weten uit Heythuysen: ” Ik mocht blijven leven”.

Enige maanden geleden las ik in KN dat er in Engeland een foetus was geaborteerd wegens een hazenlip. Ik voelde me geroerd omdat ik in 1930 geboren ben met een dubbele hazenlip. De gedachte kwam bij me op: als ik in 2005 ontvangen zou zijn met dit gebrek, dan zou ik misschien geaborteerd zijn.

Vragen wij de ouders waarom ze dat doen, dan is het antwoord: “We kunnen dit het kind niet aandoen”. Ieder heeft zijn of haar kijk op het leven. De mijne is dat ik erg blij ben dat ik in leven mocht blijven. Hoewel ik vele moeilijkheden heb meegemaakt, omdat in die dagen de wetenschap niet zo ver gevorderd was als nu. Het leven was en is nog steeds een uitdaging voor me om er iets moois van te maken met de hulp van God en zo was het ook voor mijn ouders, want die spaarden kosten noch moeiten en daarvoor ben ik hen dankbaar. Mijn handicap was niet gemakkelijk te aanvaarden. Dat vraagt om inzicht en overtuiging en die had ik gelukkig meegekregen vanuit mijn katholiek geloof. De profetische boeken in de bijbel bieden een grote hulp voor zelfaanvaarding: je mag er zijn. Zo staat er in Jesaja 43:

“Zo spreekt  Jahwe, die u geschapen heeft, o Jakob, en die u, Israël, heeft gevormd, “Wees nu niet bevreesd, want ik heb u verlost, u geroepen bij uw naam; gij zijt van Mij (…) Zo kostbaar in Mijn ogen, zo waardevol, ik heb u lief. Wees niet bevreesd, want ik ben bij U”. Ik ben aanvaard met al wat ik heb en niet heb, zoals ik ben. Ook met mijn handicap, ik mag er zijn; ik ben uniek.

Hoe kan men zich ooit zo vergrijpen aan zo ’n wezentje dat van af de eerste dag in de moederschoot alles in zich heeft om uit te groeien tot een volwaardig mens, weliswaar lichamelijk of verstandelijk geschonden, maar uitverkoren om heilig en vlekkeloos te zijn voor het aangezicht van de Vader, voorbestemd om zijn kind te worden door Jezus Christus (Efeziërs1). “Van eeuwigheid heb ik u bemind” (Jeremia 31,3).

 

Piet Verkley schrijft uit Zambia: Iedereen is zich heel bewust van de AIDS-epidemie hier. Maar voor het moment zien we nog geen daling in het aantal zieken en sterfgevallen. Het bisdom heeft een uitgebreide thuiszorg georganiseerd, ook hier in de 4 compounds waar wij werken. Ziekenbezoek, vervoer naar het ziekenhuis, adviseren etc. horen bij de taken. Toen ik in maart 2005 naar huis kwam heeft mijn collega twee mensen aangetrokken in ons bureau die mijn werk deden wat betreft hulp aan arme scholieren en aan andere armen. Nu, dat heb ik maar rustig laten doorgaan sinds ik terug ben. En, terwijl ik nu zit te typen zitten er een stel mensen bij het bureau wachtend op mogelijke hulp. Nou, de lokale mensen weten natuurlijk veel beter wie er hulp nodig heeft en wie niet. De twee mensen werken twee ochtenden in de week. Dadelijk komen ze dan laten zien wie er hulp nodig heeft en van wie ze nog gaan uitzoeken of het nodig is.

Daarnaast gaan ook andere projecten door. Onze gemeenschaps-school die wat ruimte heeft rond de kerk, heeft zo’n 200 leerlingen.

Er zijn wat betaalde vrijwilligers aan het lesgeven en onze stagiair begeleidt het project. Dan is er nog ons project voor de jongeren, waar ze leren timmeren, metselen en ook naaien en koken. Mijn Duitse collega begeleidt dat project en er gaat heel wat tijd inzitten. Enkele dagen geleden hadden we onze bisschop nog hier voor het uitreiken van diploma’s.

 

Pieter Wels:. Wil ik in mijn persoonlijk leven en binnen de communauteit waartoe ik behoor werken aan het vormen van een levenshouding van gerechtigheid, dan komen de volgende vragen naar voren: Praten wij voldoende met elkaar over onze activiteiten, over onze familie en over het leven en werken van voorheen in Afrika?

Geven wij ook uiting aan onze waardering en schenken wij aandacht aan elkaar? Leven wij niet als eilanden? Komen wij bij elkaar voor recreatie of vinden we gezamenlijke ontspanning?

Ons gezamenlijk antwoord is positief! In een kleine leefgroep is dit wellicht voorwaarde voor echt samen leven. Het moet ook kunnen klikken onder elkaar. Zonder overdaad en luxe leven wij goed en verzorgd dank zij de zorgen en toewijding van onze huishoudster en interieurverzorgster. Wij wonen in een goed en vriendelijk huis met een mooi onderhouden omgeving rondom het huis waar wij samen aan werken.

Ieder vindt zijn thuis en voelt zich ook thuis in een broederlijke sfeer van gemeenschapsleven. Gewoonlijk vieren wij 4 maal per week de Eucharistie en bidden wij alle dagen de getijden met uitzondering van zaterdag en zondag. Wij respecteren elkanders behoeften aan persoonlijk gebed.

Wat planten en bloemen in het huis dragen bij tot een huiselijke sfeer die ook onderbouwd wordt door een aperitiefje op zondag voor het middagmaal en het gezamenlijk kijken naar enkele t.v. programma’s zoals het 8-uur journaal, voetbalwedstrijden en andere programma’s met een hapje en een drankje naar ieders smaak.

Natuurlijk kunnen wijzelf de uitstraling van gerechtigheid van onze communauteit naar buiten toe niet meten maar we mogen zonder meer stellen dat wij goede contacten hebben. Onze betrokkenheid bij gerechtigheid met de dorpsbewoners heeft veel facetten. Te noemen het parochiepastoraat in de drie dorpen Lage Mierde, Hoge Mierde en Hulsel. En de pastorale dienstverlening in twee verzorgingshuizen “Lindenhof” in Lage Mierde en “Huize Kempenland” te Bladel.

Deelname aan dorpsactiviteiten via het kerkkoor, kaartclubjes, hobby-creativiteit, kienen, jeu de boules, fietsmiddagen, buurtvereniging en zitting in het K.B.O. bestuur geven mogelijkheden tot goede contacten. Veel aandacht wordt gegeven aan zieken en ouderen. Ook bijzondere gelegenheden zoals verjaardagen van enkele dorpsbewoners, de vieringen van jubilea, overlijden, de wedstrijden van plaatselijke voetbalclub en de plaatselijke gilden krijgen onze aandacht. Ons leven op de pastorie is geen leven op een eiland. Via dekenale contacten ontmoeten wij regelmatig de priesters, diakens en pastoraal werkenden in het dekenaat. De contacten die wij onder-houden naar buiten, overstijgen de strikt sacramentele bediening en vinden plaats in de brede en ruimere context van rechtvaardigheid, vrede en heelheid van de schepping: het rijk Gods.

Integratie binnen een communauteit vraagt ook om kwaliteit en kleur toe te voegen aan het gemeenschapsleven door inzet en betrokken-heid. Ik heb  wel eens horen zeggen “vita communis crux et martyrium est“. Dat hoeft het echt niet zo te zijn. Achter de deur van elk huis staat een kruis. Vanuit een houding tot gerechtigheid is er altijd een manier van omgaan met het kruis dat leven bevestigend is. Het blijft altijd een delen en breken.

Het is geven en nemen. Zo verloopt het communiteitsleven van elk gezin, van elke gemeenschap en samenleving en van elk klooster.

Een attitude van recht doen aan elkaar vormt de basis voor gezond communiteitsleven. Wij zijn elkaar, de drie op de Lage Mierdse pas-torie, daar erg dankbaar voor.

 

Broeder Kees van der Sloot is benoemd naar Guatemala City. Hij leeft en werkt met drie andere broeders van Barmhartigheid (van Moeder Teresa), een Indiër, een Amerikaan en een Mexicaan.

 

 

Wij wensen u allen een mooie en vernieuwende veertigdagentijd.

en  een zalig Pasen.

 


Webmaster-NL

Vorige pagina