Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 3e kwartaal 2014 (nr. 193).

Contactbrief 3e kwartaal 2014 (nr. 193).

maandag 1 september 2014, door Webmaster




.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

VAN DE REDACTIE
P. van der Pas
*

KERK EN ONTWIKKELING
Piet Buijsrogge
*

SACRAMENTENPASTORAAL/
SOCIAAL ENGAGEMENT

Wim Wouters
*

ONZE VETERANEN
Jan Heuft
*

BISSCHOP OP BEZOEK
*

GOED NIEUWS UIT AFRIKA
Marien van den Eijnden
*

HET OUDE ’S-HEERENBERG
*

OVERLEDEN FAMILIE
DODENHERDENKING
*

HET LAATSTE WOORD
ia aan Wim Wouters
*

.-.-.-.-.-.-.-.-.-.



ZIELTJES WINNEN of ONTWIKKELINGSHULP ?


van de redactie

Onlangs las ik een verrassende uitspraak van één van de vroegere directeuren van de Wereldbank, Robert Calderisi. Tijdens een discussie over de rol van het geloof in de moderne wereld, stelde hij dat de Katholieke Kerk wereldwijd waarschijnlijk méér mensen uit de armoede gelicht heeft dan welke andere organisatie ook in de mensengeschiedenis. ‘Nou, dacht ik toen ik dat las, daar kunnen degenen die er ons, missionarissen, van beschuldigen dat we alleen maar zieltjes hebben willen winnen het mee doen!’ Want, kijk maar rond in Afrika en elders: wat hebben onze missionarissen, de Witte paters, broeders, zusters en ook vele andere orden en congregaties, allemaal niet aan ontwikkelingshulp gedaan!?

Het was die uitspraak van de heer Calderisi, die ons als redactie deed besluiten deze Contactbrief te wijden aan de Kerk en haar rol in Ontwikkelingshulp. Een goede aanleiding, dachten we, om even stil te staan bij de sociale dimensie van het christen-zijn, het dienstbaar zijn van de Kerk. Een Franse bisschop zei reeds 20 jaar geleden: “Als de Kerk niet dient, dan dient ze nergens toe”. Al sinds Mater et Magistra, Gaudium et Spes en Populo¬rum Progressio kon er geen twijfel meer bestaan over onze rol als missionaris: actief deel¬nemen aan de socio economische ontwikkeling van hen tot wie we gezonden zijn. Toegegeven, de pioniers van zo’n 150 jaar geleden trokken uit met als voornaamste doel het Evangelie te preken én te dopen. De tweedeling ‘ziel en lichaam’ zat er bij hen grondig ingeheid: je ziel redden dat was het allerbelangrijkst; maar intuïtief realiseerden zij zich toen al dat het geestelijke niet zonder het lichamelijke kon en dat de sociale boodschap niets anders betekende dan het uitvoeren van de kernboodschap van het Evangelie, ofwel het in praktijk brengen van de liefde. Daarom liepen zij voorop om werken van liefde te beoefenen. Wat hebben zij al niet gedaan aan scholing, geneeskunde, landbouw, enz.!
Ze begonnen al vanaf het begin de aangetroffen armoede te verlichten, maar in latere jaren beseften ze ook dat sociale structuren wereldwijd moesten worden aangepakt, omdat die verantwoordelijk waren voor de onmenselijke condities waarin zo velen leefden.
Paus Franciscus benadrukte dat onlangs weer opnieuw. In zijn apostolische exhortatie, ’De Vreugde van het Evangelie’, nodigt hij de wereld van vandaag uit om nee te zeggen tegen ‘een economie van uitbuiting en sociale ongelijkheid’, om maar één van de actuele uitdagingen te noemen. Het kan toch niet zo zijn, zegt hij, dat de dood van een dakloze geen nieuws is, maar als de effectenbeurs met twee punten zakt dat wél is; of dat er voedsel wordt weggegooid terwijl mensen honger lijden; en dat directeuren tonnen aan bonussen krijgen toegestoken terwijl ettelijke honderden werknemers op straat komen te staan en niet weten hoe zij met hun gezinnen nu verder het hoofd boven water moeten houden. Franciscus geeft duidelijke redenen aan waarom er armen in de wereld zijn, en hij wijst met een beschuldigende vinger naar dominante economische structuren, banken en andere grootmachten. Hij herhaalt in feite wat ook die andere Zuid-Amerikaanse profeet, Don Helder Camara, al jaren geleden zei: “Wanneer ik armen help en bijsta, noemt men mij een heilige; maar wanneer ik zeg waaróm er zoveel armen zijn, maakt men mij uit voor een marxist.” We moeten, zegt Franciscus “vanuit ons geloof in Christus die arm is geworden en dicht bij de armen en uitgestotenen stond, bekommerd zijn om de integrale ontwikkeling van hen die in onze samenleving zijn afgeschreven”.

Doop van volwassenen; Kizumbi, Tanzania

Nee, wij zijn het helemaal eens met hen die zeggen dat het fout is om de zending van de Kerk te beperken tot het geestelijk deel van de mens. Maar anderzijds is het ook fout de rol van de missionaris terug te brengen tot die van een ontwikkelingswerker of een lid van de FAO of Unesco. Je moet van de missionaris geen ontwikkelingswerker maken. En waarom niet? Omdat hij anders gemotiveerd is: hij is begeesterd door de Christusfiguur die weldoende rond ging en mededogen en gerechtigheid vroeg voor armen en misdeelden. De missionaris vertrekt dan ook vanuit een biddende kerkgemeenschap om de christelijke liefde overal zichtbaar gestalte te geven. Dat is het wat ontwikkeling voor een christen moet betekenen.
In november had de paus een ontmoeting met de oversten van internationale ordes en congregaties. Ook onze eigen algemene overste, Richard Baawobr uit Ghana, was daarbij. De paus nam die gelegenheid waar om hen, en ons allemaal, aan te moedigen de wereld wakker te schudden en de heersende waarden van de huidige wereld ter discussie te stellen. Hij gaf daarmee een nieuwe impuls aan missionarissen en de missionerende Kerk. We zijn in de ontwikkelingslanden waar we gewerkt hebben al meer dan een eeuw dienend bezig geweest en de lokale bevolking weet dat maar al te goed. Daarom had de godsdienst voor miljoenen gewone mensen daarginds een veel aanvaardbaarder gezicht dan wat de westerse mens de laatste jaren van de officiële Katholieke Kerk meekrijgt. Voor de Westerse mens is de officiële versie het meest zichtbare gezicht van de Kerk geworden. Voor mensen in de z.g. missielanden was het de alledaagse inzet van missionarissen, mannen en vrouwen, in scholen, ziekenhuizen, klinieken, colleges, etc., wat telde, en dát ondanks de kritiek van sommigen dat hun inbreng gemotiveerd zou zijn door proselitisme, door zieltjeswinnerij of het in stand houden van afhankelijkheid. Missie heeft in de voorbije jaren nogal wat kritiek over zich heen gehad. De uitdaging van de hedendaagse missionaris is: echte post-imperialistische, post-paternalistische en hedendaagse oecumenische manieren te vinden voor het welzijn van de armen en minderbedeelden. De hierna volgende artikelen gaan hier verder op in.

Piet van der Pas, red.


KERK EN ONTWIKKELING


door Piet Buijsrogge

Je hoort, ook vandaag nog, wel eens het verwijt dat missionarissen er enkel op uit waren om “zieltjes te winnen”. Maar, in de jaren zestig na mijn eerste periode in het toenmalige Opper Volta (nu Burkina Faso), heb ik mensen ook horen zeggen: Een missionaris is tegenwoordig eigenlijk een ontwikkelingswerker. Het begrip ontwikkeling in de zin van sociaaleconomische vooruitgang, het verbeteren van de levensomstandigheden, dateert eigenlijk pas van de periode na de tweede wereldoorlog. Daarvoor werd het weinig in die zin gebruikt.

Maar ook toen waren missionarissen niet enkel bezig met “zieltjes winnen”. Vanaf het eerste begin van de missie in Afrika werden zieken verzorgd en al heel snel kwamen er missieschooltjes. Vooral met de komst van steeds meer missiezusters en missiebroeders kwamen er medische posten, ziekenhuizen en scholen. Ook gezondheidzorg en onderwijs werden steeds professioneler.

Deze broeder in Mwazye, Tanzania, smeedde zijn eigen ploegscharen

Het is echter in de jaren 60 en 70 dat missionarissen steeds meer betrokken raakten bij allerlei “ontwikkelingsprojecten”: watervoorziening, irrigatie, landbouwprojecten met kredietsystemen, om de kleine boer te helpen zich beter uit te rusten. Zo werd op veel plaatsen de ploeg met ossen- of ezel-tractie ingevoerd, enz. Deze projecten werden financieel gesteund door diverse donororganisaties in Europa.

In Opper Volta (Burkina Faso) en waarschijnlijk ook elders kwam toen een discussie op gang rond de vraag: Is dat nu eigenlijk wel een taak voor de missie, een taak voor de Kerk? In 1973 werd er in Opper Volta een kerkelijk bureau opgericht om de activiteiten van de Kerk op gebied van ontwikkeling en de contacten met de donororganisaties te coördineren. En dit bureau organiseerde dat jaar een studieweek over missie (kerk) en ontwikkeling. En gedurende die studieweek draaide de discussie al snel rond de vraag: Is ontwikkeling wel een taak van de Kerk? Is het niet eerder een taak van de staat, vooral nu het land onafhankelijk is geworden?

De conclusie van deze discussie was: Noch de staat noch de Kerk (gezien als structuren) kunnen een land ontwikkelen. Echte ontwikkeling is het werk van de mensen, van de bevolking. En zowel de regering als de kerk en de missionarissen kunnen hierbij enkel een ondersteunende rol spelen, de mensen in staat stellen om zich te ontwikkelen en de voorwaarden creëren die deze ontwikkeling mogelijk maken.

Als je het zo ziet, is hetgeen de missionarissen in het verleden gedaan hadden op gebied van onderwijs en gezondheidszorg, al helemaal in deze lijn. Om zich te kunnen ontwikkelen, om beter in zijn onderhoud te kunnen voorzien, moet iemand gezond zijn en over de nodige kennis en motivatie beschikken. En daarvoor zijn gezondheidszorg en onderwijs van groot belang.

Maar juist over die motivatie werd in die jaren meer nagedacht. Men werd er zich van bewust, vooral toen men betrokken raakte bij allerlei “Ontwikkelingsprojecten” dat men vaak allerlei projecten opzette en realiseerde voor de mensen, maar niet met de mensen. Ze werden niet bij het ontwerpen en plannen van de projecten betrokken. Vaak waren het de missionarissen die uitmaakten wat de mensen nodig hadden en wat er gedaan moest worden voor hun ontwikkeling, zoals dat ook in veel gevallen het feit was bij de regering. En dit had dan ook weer tot gevolg dat de mensen soms weinig meewerkten aan het uitvoeren van de projecten.

Irene, uit Mbeya, is trots op haar theeplantage.

Daarom zagen veel missionarissen het vooral als hun taak de mensen meer bewust te maken van hun noden, van de problemen in hun plaatselijke gemeenschappen, deze bespreekbaar te maken en dan de mensen aan te sporen samen te zoeken naar oplossingen.

Zo sprak men op het CESAO (Centre d’Etudes Economiques et Sociales de l’Afrique de l’Ouest), een sociaaleconomisch vormingsinstituut te Bobo Dioulasso (Opper Volta) opgericht door de Witte Paters in 1960, over “Autopromotion Paysanne”: zelfpromotie van de boeren. De mensen in de dorpen moeten zelf hun ontwikkeling in de hand nemen. Daarvoor moeten ze samen nadenken over de problemen in hun dorp of gemeenschap, die problemen aanpakken volgens wat voor hen prioriteit heeft en zich dan organiseren om daar iets aan te doen. Het CESAO organiseerde dan ook vormingssessies voor de leiders van plaatselijke organisaties en groeperingen om hen te leren hoe zij dit konden doen in hun organisaties of groeperingen. Ook werden er sessies georganiseerd voor de zogenaamde ontwikkelingswerkers, zowel van regeringsdiensten als van particuliere organisaties, zodat ze de mensen konden helpen bij deze bewustwording en ook ruimte creëren voor plaatselijke initiatieven. Dit heeft hier en daar bijgedragen tot de vorming van boerenorganisaties die opkomen voor de rechten van de kleine boer. Het heeft ook geleid tot plaatselijke initiatieven zoals de oprichting van spaar- en kredietkassen, die ook een aantal jaren door hetzelfde CESAO werden ondersteund.

Ook elders in Afrika hebben missionarissen veel aandacht besteed aan bewustwording om de mensen actief te betrekken bij hun ontwikkeling en op te komen voor hun rechten. In oostelijk Afrika werd dat o.a. gedaan met het programma “Training for Transformation” gebaseerd op de methodes van de Paolo Freire .

Een ander terrein waar missionarissen actief zijn geweest is het verbeteren van de landbouwmethoden van de kleine boer. Zo werd in Abidjan door de Jezuïeten het INADES (Institut Africain pour le Developpement Economique et Social) opgericht. Vanaf het eind van de jaren ’60 hebben zij zich gespecialiseerd in schriftelijke cursussen op gebied van landbouw en veeteelt. Het INADES heeft in de loop der jaren steunpunten gevestigd in verschillende Afrikaanse landen waar de cursussen werden aangepast aan het klimaat en het type landbouw van de streek en, waar dat mogelijk was, (zoals in Tanzania) in de taal van het land.

Daarnaast zijn in verschillende landen door missionarissen, of op hun initiatief, centra opgericht waar jonge boeren de gelegenheid krijgen modernere landbouw- en veeteeltmethoden te leren en in praktijk te brengen. Ze verblijven er dan een heel jaar zodat ze kunnen leren, zowel het droogseizoen als het regenseizoen zo productief mogelijk te leren gebruiken.

Paolo Freire is een Braziliaanse onderwijshervormer o.a. bekend om zijn alfabetiseringsmethode.
Een bekend werk van hem is getiteld: “Pedagogie van de Onderdrukten”.

De schriftelijke cursussen van het INADES worden in deze centra vaak als theoretische ondersteuning gebruikt.

Het valt ook speciaal te vermelden dat bij al deze initiatieven en activiteiten geen onderscheid wordt gemaakt tussen katholieken en niet-katholieken of niet-christenen. Als Jezus in het Evangelie aan die vijfduizend mensen brood te eten geeft, heeft Hij hen ook niet gevraagd om zich eerst te laten dopen, maar Hij heeft ze te eten gegeven omdat zij honger hadden. Zo is ook het werk van missionarissen op gebied van ontwikkeling een getuigenis van het Evangelie, van Gods liefde voor alle mensen. Dongen; juli 2014


SACRAMENTEN-PASTORAAL / SOCIAAL ENGAGEMENT


door Wim Wouters

Er zijn ondertussen bibliotheken vol geschreven over missie als een sacramenten-pastoraat enerzijds, en anderzijds over wat men later ging noemen ‘het echte werk’, d.w.z. de ontwikkeling van de mens.
Als jong priester kwam ik tegen het einde van de jaren 60 voor dat dilemma te staan en werd door de omstandigheden gedwongen keuzes te maken tussen kerkelijke en maatschappelijke activiteiten. Vanuit Nederland werd ik uitgeleide gedaan met uitroepen als: “Wat ga je daar in Godsheren naam doen”, en in Zambia ontvangen met kreten: “Wat kom je doen? ’t Is hier aan het aflopen”.

’BaWim’ in zijn element in Zambia.

Toch begon ik de taal te leren; een heel karwei, dat begeleid werd door Zambianen die me niet alleen woordjes leerden maar ook veel vertelden over het gewone leven in de bossen. Gelukkig stond het talencentrum 100 km ver weg overal vandaan, zodat ik daar achteraf op die gewone mensen was aangewezen. Toen ik na vier maanden in mijn parochie aankwam, werd ik al meteen gevraagd om les te geven op een middelbare school. Ik zag daar ook veel jonge mannen en vrouwen rondlopen die om een of andere reden niet naar school konden en ik begon een avondschool. Maar dat woord ‘avondschool’ mochten we van de regering niet gebruiken, dus noemden we het maar ‘nachtclub’! Met enkele onderwijzers van de lagere school gaven we dus in de avonduren les met behulp van speciale programma’s voor avondscholen. Na een tijdje werd ik gevraagd om een school te leiden voor catechisten (de echte geloofsverkondigers). Daar deed ik, naast bijbellessen en catechese, veel om de catechisten, die nogal wat hout gebruikten voor de open haarden waarop ze kookten, bij te brengen hoe ze nieuwe aanplant konden doen: bomen planten dus. De mannen hadden daar een hekel aan, en het duurde niet lang of ik moest van een nogal vooruitstrevende Afrikaanse bisschop daarmee ophouden: “Dat is tegen onze gewoonten in”, zei hij. Ook nodigde ik iemand van Visserij uit om een cursus te komen geven over de tilapia (een tropische zoetwatervis), en te komen uitleggen hoe ze op eenvoudige wijze een visvijver konden aanleggen. Wat eenden in de buurt en een tuintje met groenten erbij, en zo. Maar het was geen succes. Van de 20 mannen in de school was er maar eentje die het probeerde en die hield er al gauw mee op. Ik was ondertussen al drie jaar in Afrika en sommige van mijn collega’s keken me meewarig aan en je zag ze denken: “Doe nou maar gewoon, dan doe je….”
Ik ben alles bij elkaar 10 jaar met die mannen en hun vrouwen opgetrokken, samen met een Witte Zuster die al zo’n 30 jaar met vrouwen had gewerkt. Ik van mijn kant ben vooral met de mannen omgegaan en heb hen opgeleid tot Catechist. Allerlei nieuwe methoden probeerde ik met hen uit; theorieën die ik vond in publicaties die ik tijdens mijn vakantie kocht in een boekenwinkel, gespecialiseerd voor missionarissen bij de fraters van Tilburg. Ik had met twee soorten catechisten te doen: de helft waren vissers die het meeste van hun tijd op het water doorbrachten; de andere helft was doodsbang voor water en leefde in de bossen. De vissers aten vis, de bosbewoners aten alles wat ze vonden in de bossen en waren meestal goede jagers. Ondertussen had ik enige jaren in Nederland doorgebracht, en eenmaal weer terug in Zambia, belandde ik zonder dat ik erom gevraagd had in het stadspastoraat. Ik had in al de voorafgaande tijd nooit in een parochie gewerkt. In de stad kwam ik zoveel menselijke problemen tegen dat ik vanaf het begin met alles wat ik geleerd had via de taal en de contacten met mensen, als een sleutel gebruikte om hun problemen te begrijpen. In een parochie heb ik samen met de mensen een oud patronaatsgebouw helemaal omgebouwd tot een grote kerk, maar daarnaast hebben we tevens een school voor straatkinderen opgezet, geheel onder leiding van lokale mensen die als vrijwillig(st)ers de school besturen. In de andere parochie hadden we zoveel problemen met weeskinderen van gestorven aids-ouders, dat we met zijn allen een heel voetbalveld vol gebouwd hebben dat alles bij elkaar uitgroeide tot een huishoud-, ambachtsschool. Sociaal engagement alom.

De technische school.

Ondertussen ging het sacramentele leven niet alleen voort, maar beleefde een bloei in beide parochies. De mensen zijn nu erg blij met hun pastoors, die de programma’s van sacramentele zorg en zorg de voor de mens rustig voortzetten tot voldoening van eenieder.


“DE VETERANEN” VAN DE WITTE PATERS IN NOORD AFRIKA


Jan Heuft, M. Afr.

Algiers, 21 juli 2014. Het is zaterdag 19 juli en de 20ste dag van de Ramadan. Het is verschrikkelijk warm, 36 graden Celsius in de schaduw. Vroeg in de morgen komt onze vriend, automonteur en Achour geheten, mij uitnodigen om naar het strand te gaan. Maar gezien de hitte en de intensiteit van de zonnestraling, blijf ik liever thuis. Ik ben zo jong niet meer, dus lijkt het me verstandiger om ’s middags gewoon naar het zwembad te gaan.

Zo gezegd, zo gedaan. In de loop van de middag ga ik dus naar het Sofitel hotel in Algiers. Sinds het tijdperk van het terrorisme kan ik daar gratis en veilig zwemmen. Bij mijn aankomst wordt ik hartelijk begroet door een stel vrienden, die zich weinig aantrekken van de voorschriften van een fundamentalistische Islam.

“Bonjour Père Jan ! Rak tsoum ? (Vast je) ?” Ik antwoord op dezelfde toon : “Zeker ! Het fornuis is kapot en heeft me in de steek gelaten.” Wat verder op in het zwembad word ik begroet door Tufik : “Hallo pater ! Lang geleden dat we je hier gezien hebben!” Ik antwoord hem : “Wat wil je ? Gewoon geen tijd. Werk, altijd maar werk... !” Toufik denkt een ogenblik na, kijkt me een beetje spottend aan : “Werken, pater, is gezond. Maar niets doen, daar wordt je niet slechter van!” Duikend in het water geef ik hem toch nog een antwoord : “Toufik gaat nooit met pensioen. Want dan krijgt hij meer werk dan nu !”

En dan zie ik ineens Rachid, de banketbakker uit onze buurt, samen met zijn vrouw. Ondanks al zijn lichamelijke oefeningen en regelmatig te gaan zwemmen blijft hij altijd even dik en gaat er geen pondje vanaf. Hij en zijn vrouw zwemmen met hun lippen stijf op elkaar, want gedurende de maand van de Ramadan mag je zelfs per ongeluk absoluut geen druppel water drinken, ook geen gechloreerd water. Ondanks dat alles begroeten we elkaar in het water en geven elkaar een hand, man en vrouw. Er is geen enkel religieus probleem. Zij vragen me : “Kom je vanavond de ftour met ons eten?” Ik antwoord : “Graag, met plezier.” (ftour, ontbijt, eerste eten na een dag vasten)

Na een uur of drie besluit ik van de 3de etage van het hotel naar beneden te gaan, mijn auto op te zoeken om naar huis te rijden. Maar als ik op de 1ste etage langs het restaurant loop, met de mooie naam “El Diva”, kan ik me niet weerhouden om even de menukaart te lezen, die daar goed zichtbaar opgehangen is als een “bekoring van de duivel” voor iedereen die daar langs loopt. Dit restaurant is speciaal open voor diegenen die niet vasten en voor buitenlanders. De restauranthouder komt naar me toe en roept heel hard : “Hallo, Pater Jan, rak tsoum (vast je)?” Ik geef geen antwoord, maar lees rustig de prijzen van de verschillende gerechten, die gezien de standing van dit hotel aan de hoge kant zijn en veel te duur voor het budget van een eenvoudige witte broeder !
De restauranthouder laat me niet zomaar gaan : “Herkent U me niet, Pater Jan ? Mijn vader was een vriend van pater Garnier (God hebbe zijn ziel) ! Ik heet Salim Nazef.” Als ik die naam hoor, herinner ik me weer die familie van edelsmeden uit de dorpen van Tassaft en de Beni-Yenni in Kabylië. Ik antwoord hem : “Natuurlijk herinner ik me jouw familie en jouw dorp.” En dan zegt Salim : “Prima. U blijft hier eten. U betaalt de hoofdschotel en ik betaal de rest.” Wat kan ik anders doen? En het werd een lange maaltijd; twee uur duurde het wel. Er werden lange verhalen opgehaald over de vereerde paters van vroeger : Doublet, Etienne, Genevois, Gayet, Henri en Nicole, over hun goede en minder goede eigenschappen. We hebben heel wat gelachen met al die herinneringen. Wat vooral naar voren kwam, was de kwaliteit van het onderwijs, de morele opvoeding, maar bovenal het respect voor de godsdienstige overtuigingen van elkaar, het leren van het Arabisch, het meeleven met de maand van de ramadan. Het mooiste moment van ons gesprek was, toen Salim mij heel spontaan zei : “Jullie hebben van ons vrije mensen gemaakt, in staat om ons lot in eigen handen te nemen!” Met deze lofspraak over onze veteranen Witte Paters van die tijd dacht ik : Wat een uitdaging voor de nieuwe generatie ! Wij hebben het gedaan met de beperkte middelen van die tijd vol vertrouwen op de Heer. Ik ben er van overtuigd dat degenen die ons opvolgen hetzelfde zullen doen met de moderne middelen van deze tijd.

Uit het Frans vertaald door Hans Remhs.


EEN BISSCHOP OP BEZOEK,


Wim Wouters

Het gebeurt niet alle dagen: bezoek van Mgr. Jan Liesen, van het bisdom Breda, waar Dongen deel van uit maakt.
Alle bewoners hadden allemaal netjes hun haren gekamd, een stropdasje om en een colbertje aan… kortom het bezoek kon komen. De sectoroverste had op deze bijzondere dag de taak om hem aan de voordeur op te wachten. Hij ontving hij de gast en had met hem een woordje ter inleiding.

Aangezien het zijn eerste bezoek was, en er weinig mensen zijn van ”ons soort”, d.w.z. missionarissen die onder de Propaganda Fide vallen, was het goed hem het een en het ander over ons Witte Paters te vertellen. Hij kende ons echter omdat hij nogal wat contacten met ons had gehad in Jerusalem, toen hij daar Bijbel studeerde, en in Rome, waar hij enkele malen op het Generalaat op bezoek was geweest.
Het werd een prettige ontmoeting: hij was net op bezoek geweest bij zijn moeder die op de Volckaert woont, een zorginstelling, op ongeveer 50 meter van ons huis vandaan. De confraters-bewoners van onze communiteit stelden zich voor, inclusief broeder Urbanus, de aan de meesten van ons wel bekende verstekeling van de broeders van Dongen, André Schaminée onze bezoeker uit Rome en Marcel Mangnus onze man uit Zeeland en Tanzania, op ziekenverlof.
Het viel ons op dat hij zijn priesters en pastorale werkers allemaal met naam en toenaam kende. Ook was hij erg positief over de pastorale taken die enkele confraters vervulden in de nabijgelegen parochies. Hij gaf helemaal niet de indruk dat de wereldkerk verdeeld is in Heren en Paters. Hij deelde met ons een ‘Bon Giorno’ contact van Paus Franciscus en gaf ons een kort maar duidelijke inzicht in het tot stand komen van pauselijke documenten.
Kortom, een prettige bijeenkomst, waarvan we allemaal onder de indruk waren.


Martin Buber



GOED NIEUWS UIT AFRIKA


verzameld door Marien van den Eijnden

Tot voor kort was de wereld overzichtelijk: je zei ‘Afrika’ en je dacht ‘ellende’. Met een beetje positieve wil dacht je niet aan ‘aids’ of ‘kindsoldaat’, maar aan een leeuw of een ondergaande zon met een acacia boom.

Boeken zoals Conrad’s *‘Heart of Darkness’, *‘Kuifje in Afrika’ en kreten zoals *‘Een kind onder de evenaar, wordt later vaak een bedelaar’; en ook jaren van *oorlogsjournalistiek en *ontwikkelings-hulpcampagnes hebben tot voor kort een negatief of exotisch beeld over ‘Afrika’ in ons Westers collectief denken geramd. Tot voor kort, want tegenwoordig gonst het van de discussies die dat zielige beeld uit de wereld willen helpen. Je hoort van schrijvers als Binyavanga Wainaina, Tejo Cole of Chimamanda Ngozi Adichie die het voortouw nemen en die met hun werk aantonen hoe dommig het is om een complex continent te reduceren tot een karikatuur.

Een initiatief dat ook een duit in het zakje doet om het beeld van Afrika breder te trekken, is de blogsite ‘Everyday Africa’. Het is een collectie foto’s gemaakt met de mobiele telefoon in Afrika en wil het ‘alledaagse’ Afrika vangen in beeld. Ook onze rubriek “Goed Nieuws uit Afrika” in de Contactbrief is een poging om beter te begrijpen waar de meerderheid van de Afrikanen zich dagelijks mee bezig houdt: met ‘normale en meestal positieve dingen’. Hieronder weer een aantal mooie initiatieven:

Vrede bemiddelen
In het Noordwesten van Uganda heeft de bevolking langdurig te lijden gehad van oorlog, en is de samenleving ontwricht door spanningen tussen stammen, buren en families. Rond de stad Gulu, waar Witte Pater Cor de Visser jaren doceerde aan het groot seminarie, heeft de Anglicaanse bisschop de leiders van alle religies verenigd in een vredesinitiatief. De Katholieke bisschop ging er zelfs voor naar de Verenigde Naties.
Ondertussen zijn er 75 vrijwilligers opgeleid als vredeswerkers om te bemiddelen en de samenleving weer op te bouwen. Daarbij wordt veel tijd ingeruimd waarin tegenstanders hun hart kunnen luchten; dan volgt een vergevingsritueel waarin dader(s) en slachtoffer(s) samen een drankje van bittere kruiden drinken. Vaak wordt dan afgesproken dat een dader iets ter vergoeding aan een slachtoffer moet geven, zoals een geit of kippen.
Mensen met een Missie, Voorjaar 2014

Ethisch Leiderschap onder Jongeren
De Ronde-tafel van Directeuren in Tanzania begon in 2000. Zo’n 90 grootindustriëlen werken samen om met de regering een verbeterd zakenmilieu te scheppen. Deze bijeenkomst focuste op: hoe kan leiderschap in de private sector het bestaand personeel beïnvloeden om ethische leiders voort te brengen, en om Tanzania’s jongeren te ontwikkelen. De Directeuren van de Nationale Handelsbank en de Standard Charter Bank gaven informatie over hun programma in samenwerking met openbare instellingen om ondernemerschap en financiële vaardigheden bij te brengen in scholen en gemeenschappen, waarbij zij nu 15.000 jongeren bereiken over het hele land. Allen waren het erover eens: “Jongeren zullen de toekomstige managementteams in ondernemingen vormen; wij moeten ethisch leiderschap in het zaken doen bij hen aankweken.”
D.N. 29-5-2014

Vrouwen en platteland Zonne-energie

Zes vrouwen in Tanzania brachten zonne-energie in meer dan 200 huishoudens in 3 dorpen. 19 Ongeletterde platteland-moeders, zelfs grootmoeders, van 4 Afrikaanse landen waren naar een 6-maanden training op het "Blote Voeten" College in India geweest. Dat programma was begonnen in partnerschap met UN Vrouwen in 2011. Daar leerden zij verantwoordelijkheid nemen voor onderhoud en reparatie. Het heeft ook een voorbeeldfunctie voor andere dorpen. Huishoudens die intekenen betalen als bijdrage voor materiaal en onderhoud een waarborg van € 10,-; en dan maandelijks € 30,-; hierin zit ook een maandelijkse toelage voor het werk van de vrouwelijke "ingenieurs". Zij ontvangen dan per huishouden een 20-watt zonnepaneel, een 12-volt batterij, een mobiele telefoonoplader, en drie 9-watt lampen. Dat bespaart hen 50 eurocent per maand aan petroleum, het betaalt voor het opladen van mobiele telefoon, en is minder gevaarlijk voor gezondheid en brand. Enigen hebben een lamp bij de deur als straatlamp voor voorbijgangers en dat vermindert misdaad. De 6 vrouwen-"ingenieurs" zeggen blij te zijn met hun nieuwe kennis, en dat zij nu ook licht gaan brengen in buurdorpen en andere vrouwen gaan trainen. Nog een positief effect van dit project is dat vrouwen meer stem krijgen en onafhankelijker worden. Minstens 4 van de 9 leden van de Dorp Energie Comités zijn vrouwen en een is voorzitster. Door hun training in financiën en leiderschap kunnen zij echt plannen en leiden, en tezelfdertijd werken aan duurzaamheid. Velen van deze vrouwen zijn nu rolmodellen, met een gewaardeerde plaats in hun gemeenschap en een stralender leven. Een teken van het succes van dit project is dat de Indiase regering een zonne-energie Training Centrum in Tanzania zelf wil financieren.
IPS, 10-6-2014

Biogas voordelen in Tanzania

D. Mangula is een 37-jarige moeder van 3 kinderen, die al 4 jaar een biogasinstallatie heeft. "De kinderen en ik, zegt ze, moesten alsmaar hout gaan sprokkelen, en dan was altijd heel het huis vol rook. Nu hoeven mijn man of ik maar een paar minuten per dag koemest met water te mengen, dit in de installatie te doen, en hebben we genoeg gas om te koken en meerdere lampen te laten branden!" De installatie bestaat uit 2 vaten: één om mest en water te mengen, de ander om het gas op te vangen. De brij die overblijft is een betere bemesting dan droge mest, omdat de hoeveelheid urea in de brij een betere stikstof toevoeging voor de grond is voor tuin en velden. Daardoor zijn mannen geïnteresseerd in heel het biogasproces, en dat veroorzaakt dan weer een verbetering in de gender rollen. Onderzoekers van de Landbouw Universiteit te Morogoro zien dat biogastechnologie aan het toenemen is bij mensen met vee; het bespaart (brand)hout, houtskool en petroleum; en het bespaart een huishouden € 260,- per jaar! (Vele Tanzanianen verdienen minder dan € 1,- per dag!) Bovendien verbeteren koeien de gezinsvoeding door de melkproducten, en hun inkomen door het verkopen van de overschot.
Deutsche Welle 2-7-2014


EEN GRAP ONTDOOIT CONFLICTEN

Conflicten niet met geweld maar met humor en een grap oplossen: een alledaagse Afrikaanse manier! We hebben het over de een geïnstitutionaliseerde manier om met bepaalde mensen in je relatienetwerk grappen te maken. De Engelsen noemen het een ‘joking relationship’. Een cultureel gegeven is meestal functioneel: mensen doen zoiets omdat daar waar er een sterke, onverbrekelijke band is tussen mensen, ook spanning aanwezig is omdat de band makkelijk té intens kan worden. En met wie je grappen maakt, vecht je niet. Handig om te weten in een conflictueus gebied. Er wordt een hele sterke, bijna familiale, band gesmeed. “Wij die grappen met elkaar maken, dekken elkaar in het heetst van de strijd en verlinken elkaar nooit”, is de norm zo ongeveer. Met het maken van grappen wordt een verbond gesmeed. Kunnen wij iets van leren?


KENT U HET NOG, HET OUDE ‘S-HEERENBERG?

Het klooster werd in 1910 gesticht door Duitse jezuïeten die twee decennia eerder als gevolg van de Kulturkampf Pruisen hadden moeten verlaten. Zij noemden het Sint-Bonifatiushuis. In 1937 vertrokken de Duitstalige jezuïeten naar Bad Godesberg in Duitsland.

Van 1937 tot 1958 verbleven de Witte Paters van kardinaal Lavigerie in het gebouw. Zij hebben een onuitwisbare indruk nagelaten. Vooral tijdens de moeilijke oorlogsjaren waren zij grote hulp en steun voor de getroffen lokale bevolking. De gemeenteraad gaf daarom een straat in het grensstadje ter hunner eer de naam Witte Paters.

Nadat de functie van klooster verviel, was jarenlang het creativiteitscentrum Gouden Handen in het gebouw gevestigd. Na een grondige verbouwing die enkele jaren duurde, in opdracht van Woonzorg Nederland, biedt het voormalige klooster sinds 2013 onderdak aan zesenveertig kloosterwoningen voor senioren.

Het klooster heeft een groot deel van haar oorspronkelijke terrein moeten prijsgeven, zoals de sportvelden, het zwembad en de boerderij. In het gebied tussen het klooster en de grens is een nieuwbouwwijk verrezen. Ook lag er een kloosterkerkhof waarvan de laatste graven eind jaren ’70 verplaatst werden naar de begraafplaats van de Salesianen in Leusden (Dodeweg 6). Na de sluiting van dit klooster werden hun overledenen te ruste gelegd op het katholieke kerkhof aan het einde van dezelfde weg.


REUNIE VERENIGING OUD STUDENTEN


Op Zaterdag 4 oktober 2014, Reünie VOWP in Dongen, Modestusstraat 20.
Ontvangst om 10 uur; om 11 uur Eucharistieviering. Daarna gezellig samenzijn waaronder ook als discussiepunt het voortbestaan van deze jaarlijkse reünie. Jaarcontributie is € 10 en onkosten reünie € 10, te voldoen spoedig op NL86 ABNA 0616 6065 75
t.n.v. C. Veenhof. TOT ZIENS OP 4 Oktober!!


DODENHERDENKING


8 november 2014

Zaterdag 8 november is de dag dat we al onze overledenen herdenken, en heel in het bijzonder onze confraters die sinds vorige herdenking overleden zijn, nl. Harrie Hamers, Sjef Kuppens, Ad van Pinxten en Carol Vismans. Deze gedachtenisdienst zal plaats hebben om 14.30 in onze kapel in Heythuysen.
Wilt u deelnemen, dan graag een telefoontje naar José of Annie (0475 490 483).


OMGEKOMEN TIJDENS DE ‘LENSHINA OPROER’

Naar aanleiding van de aanstaande dodenherdenking in Heythuysen hebben wij ook een verzoek ontvangen van onze ex-confrater Theo Nieland om de ettelijke honderden, sommigen zeggen zelfs meer dan duizend, doden te herdenken die omgekomen zijn tijdens de ‘Lenshina Oproer’ in noordelijk Zambia. Wat gebeurde daar? Waar ging het over? Heel in het kort:
In de jaren ‘50 ontstond in het noordoosten van Zambia een religieuze beweging, een christelijke sekte, die de naam ‘Lumpa Kerk’ meekreeg. De groep begon met de idealen van een zekere Lenshina, wat ‘Koningin’ betekent (van het Latijnse ‘Regina’). Het was eigenlijk een soort "uitroeiingsbeweging" van de Afrikaanse religie: men bestreed polygamie en hekserij. Vanaf 1958 verwierp de organisatie elk wereldlijk gezag. Er werden eigen rechtbanken geopend en de groep weigerde belasting te betalen en zich in te schrijven bij de overheid. Dit leidde kort na de onafhankelijkheid van Zambia tot een confrontatie met de regering. Bij deze gewelddadige confrontatie kwamen schijnbaar zo’n duizend mensen om en werd Lenshina gearresteerd. Onze ex-confrater, Theo Nieland (81 jaar), heeft van 1962 tot 1980 in die streek gewerkt en heeft die beweging, en wat men de ‘Lenshina Oorlog’ is gaan noemen, van nabij meegemaakt. Hij is daar in elkaar geslagen en heeft er ingrijpende traumatische ervaringen aan overgehouden. Ook heeft behalve Theo, in dezelfde periode en ook lang daarna, een goed aantal andere Witte Paters daar gewerkt. Twee daarvan hebben zelfs hun doctorale theses geschreven over de Lumpa Kerk. Zeker is dat het een stukje Afrikaanse kerkgeschiedenis betreft in een land waar de kerken een belangrijke plaats innemen. Opinies over die periode lopen uiteen: van negatieve en belastende persoonlijke ervaringen enerzijds tot meningen dat de beweging uiteindelijk toch een positieve invloed heeft gehad op de ontwikkeling van andere kerken en ook dat die een politieke stroming vertegenwoordigde die de Zambiaanse vrijheidsbeweging heeft helpen vormen.

Zowel oud-president Kenneth Kaunda, die met Lenshina naar dezelfde school ging als zijn broer Robert Kaunda, die in de leiding van de Lenshina beweging zat, waren actief bij de beweging betrokken. Wij vermelden dit stukje geschiedenis in deze Contactbrief en kiezen geen partij voor welk standpunt dan ook, maar geven wel gehoor aan de oproep om de doden te herdenken die verstrikt raakten in de oproer die toen plaats had, een vergeten, en waarschijnlijk voor velen een onbekende groep slachtoffers. Mogen zij rusten in Gods eeuwige vrede.


OVERLEDEN FAMILIELEDEN EN VRIENDEN



4 maart te Schijndel: zwager van Albert van der Pol
21 maart te Eindhoven: dhr. Nieuwenhof
15 mei te Veghel: dhr. Piet Gloudemans, zwager van Martin van de Ven
24 juni te Tilburg: Gijsberta van Bentum, halfzus van Evert van Oostrom
25 juni te Eindhoven: Mevr Corrie Somers-Hamelijnck, zus J. Hamelijnck †
29 juni te Rotterdam: Annie Swennen, zus van Carol Swennen †
7 juli te Breda: zr. Annunciata Nelen
31 juli te Wijchen: dhr Theo Dusseldorp, familielid van Jo Coolen †
10 aug. Te Den Helder: mevr. Wilms, moeder van ex-confr. Jan Wilms

N.B. Verzoek aan iedereen die wil dat familie of bekenden na overlijden worden vermeld in de Contactbrief: graag een overlijdensbericht sturen naar het economaat:


HET LAATSTE WOORD IS AAN….


W. Wouters, Sector Overste

De vliegtuigramp in Ukraine heeft ons als volk weer dichter bij elkaar gebracht: een deel van onze gevoelens was boosheid, het grootste deel was verdriet en medeleven. Ondertussen ging de grootste Kermis van de Benelux in Tilburg gewoon door, zoals andere grote festivals en feesten.
Ik heb die dagen wel eens zitten denken aan wat er in verschillende Afrikaanse landen in het verleden gebeurde en nog steeds gebeurt. Hoewel we tegenwoordig wat meer optimistische geluiden vernemen, is en blijft het bestelen van de armen waar dan ook een misdaad. Wat we tijdens de vliegtuigramp zagen: de eigendommen van de omgekomen passagiers worden achteloos meegenomen of weggeworpen… iets wat je op andere manieren ook kunt zien gebeuren in Afrikaanse landen. Natuurlijk zijn er boeven in Afrika, zoals er boeven zijn in de Ukraine en vele andere landen van Europa. Wat mij opviel was, dat de goede God deze keer geen schuld kreeg, maar de schuldvraag wel boven aan op de agenda’s stond van politici en journalisten. In ons geval wordt er politieke druk uitgeoefend en is de discussie weer eens op gang gekomen: kunnen we een ander land sancties opleggen, als we er zelf daardoor op achteruit gaan? Kunnen we olie en gas-import uit Rusland (olie die we zelf weer doorverkopen en er ondertussen een aardige cent op verdienen) verbieden, of moeten we vanwege de handel voorzichtig zijn? In de bijbel vind je geen antwoord op deze vragen, tenzij je enkele kleine profeten de kans geeft om te spreken. En die bijbelse profeten schijnen het tegenwoordig ook niet gemakkelijk te hebben in hun eigen geboorteland, waar dood en vernietiging aan de orde van de dag zijn. De stadsmuren van Gods eigen stad, Jerusalem, zijn gevangenismuren geworden, waarin zijn volk zich verbergt tot uitsluiting van hun broeders en zusters.
Laten we blijven hopen dat de mensen in Mali, in Zuid-Soedan, in Kenya, in Congo, in Nigeria, in Centraal Afrika, en in alle andere landen van Afrika een betere toekomst tegemoet zullen gaan.
Wim