Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 2e kwartaal 2013. (nr. 188)

Contactbrief 2e kwartaal 2013. (nr. 188)

dinsdag 16 juli 2013, door Webmaster



de Contactbrief

Missionarissen van Afrika en hun werk
afgebeeld op postzegels


Iedere drie maanden gaan er bijna drie duizend exemplaren van de Contactbrief in Dongen de deur uit, geadresseerd aan onze familieleden, vrienden en kennissen. Sommigen wonen in Nederland, anderen ver weg. Of deze connecties nu in Nederland wonen of elders, de Contactbrief draagt bij tot uitwisseling van nieuws over het doen en laten van de onze missionarissen. Onder al deze kennissen, vrienden en/of familieleden zijn er ongetwijfeld die geïnteresseerd zijn in postzegels. Talrijk zijn de zegels waar b.v. Jezuïeten op staan afgebeeld, en de kerken en scholen die zij hebben gebouwd in landen waar zij hun apostolische arbeid verrichten. Postzegels waar Witte Paters op staan afgebeeld, zijn er maar weinig. In deze aflevering van De Contactbrief wordt uw aandacht gericht op juist die enkele Witte Paters en hun werk, alsook op hen die op de een of andere manier gelieerd waren aan ons, te beginnen met onze stichter, kardinaal Lavigerie.

in Frans Algerije

  • In 1939 werd er in Frans Algerije een postzegel uitgegeven ter ere van drie Sahara pioniers:

 René Caillié Op 15-jarige leeftijd reisde hij naar Senegambië, maar ziekte dwong hem terug te keren naar huis. Later, om een prijs van 10.000,- Franse Fr. te krijgen als beloning voor een reis Parijs-Timboektoe en terug, studeerde hij Arabisch, hulde hij zich in Arabische kledij, gaf zich uit voor een Egyptenaar die als kind door de Fransen was ontrukt aan zijn vaderland. Nu was hij op weg, terug naar zijn geboorteland. In 1827 verliet hij Sierra Leone, trok te voet naar Timboektoe, waar hij na vele ontberingen aankwam in april 1828. Via Marokko en Tangiers keerde hij terug naar Parijs om er zijn beloning te ontvangen.

 Kardinaal Charles Lavigerie
Charles Lavigerie werd in 1867 bisschop van Algiers. In 1868 stichtte hij daar de Sociëteit van Missionarissen van Afrika met de bedoeling hen in te zetten bij de zorg voor Arabische kinderen die wees geworden waren tijdens de grote cholera epidemie.

Later werd Algiers voor hem een deur die zich opende op het hele continent Afrika. In 1869 stichtte hij dan ook de Congregatie van de Missiezusters van O. L. Vrouw van Afrika. In 1882 werd hij tot kardinaal benoemd, en in 1884 kreeg hij van de paus de eretitel ‘primaat van Afrika’. Een primaat (Latijn: primus = behorende tot de eersten) is iemand die op lokaal niveau in kerkelijk opzicht op de eerste plaats komt. Hij werd dus ‘de eerste in Afrika’. In de Katholieke Kerk is de paus de primaat van de hele Kerk. Een aartsbisschop die tevens aan het hoofd staat van een kerkprovincie in een land met slechts één zo ‘n provincie, zoals hier in Nederland, is de primaat van die kerkprovincie.

Wat zijn missionarissen ?
‘Missionaris’ is een R.K.-woord. Andere christenen gebruiken ‘zendeling’, een woord met dezelfde betekenis; het zijn mensen (mannen en vrouwen, leken, priesters, broeders er zusters) die door de leiders van hun kerkelijke gemeenschap zijn uitgezonden ter wille van het evangelie.

Wat bezielde die eerste Witte Paters, Broeders en Zusters eigenlijk? Ze wilden de Blijde Boodschap verkondigen aan alle mensen in Afrika. En dat niet alleen met woorden, maar metterdaad. Het Evangelie zou leiden tot bevrijding van heel de mens en tot zingeving van heel hun leven. Vanaf het begin werd het Evangelie dus doorverteld. Er werden kerkgemeenschappen gesticht. Maar er werden ook slaven vrij gekocht. Voor wezen werd gezorgd. Er kwam onderwijs. Er kwamen ziekenhuizen. Later werkten missionarissen ook aan landbouwverbetering en aan de training van ambachtslieden. Vandaag verschuift de aandacht meer naar de vraagstukken van gerechtigheid en vrede, waar we samen met de mensen voor proberen op te komen. De werkzaamheden van de vroege missionarissen hebben de basis gelegd voor allerlei vormen van ontwikkelingssamenwerking in onze tijd.

Twee kleine groepjes, ieder van 3 Witte Paters, probeerden om via de Sahara naar West Afrika te gaan, maar onderweg werden beide groepjes door hun Toeareg gidsen vermoord: het eerste in 1876,het tweede in 1881.
Onze gemeenschap van missionarissen begon haar missiewerk dus onder de Arabieren en de Berbers van Algerije. Vooral door "er te zijn ", en door het ontwikkelen van een sociaal-maatschappelijke infrastructuur: ziekenhuisjes, scholen, landbouw en vakopleiding. Ook door het bestuderen en op schrift stellen van de Berbertaal, die in Kabylië wordt gesproken. De stichter wilde dat we ons zoveel mogelijk zouden aanpassen aan de cultuur en gebruiken van de plaatselijke bevolking. En dus spraken we Arabisch en droegen we Arabische kleren. Dat gold ook voor de stichting van de "Witte Zusters" in 1869: ook zij droegen lange witte gewaden die geleken op die van moslimvrouwen.

 Henry Duveyrier Henry was een Frans pionier, studeerde Arabisch, en op 19-jarige leeftijd begon hij aan een drie jaar durende reis door het noordelijke deel van de Sahara, en keerde toen terug naar huis. Na de Frans-Duitse oorlog van 1870 maakte hij meerdere reizen door de Sahara, met speciale aandacht voor de gebruiken en de taal van de Toeareg. Soms leefde hij te midden van hen voor maanden aan een stuk.

in BELGISCH CONGO

  • In 1951 werden er in BELGISCH KONGO twee zegels uitgegeven met afbeeldingen van mensen die zich op bijzondere wijze hadden ingezet in de strijd tegen slavernij:

1. Kardinaal Lavigerie

(1825-1892) en

2. Baron François Dhanis .
Francis Dhanis werd geboren in Londen, 1861 als zoon van een Belgische handelaar en een Ierse moeder, leefde tot zijn veertiende in Greenock, Schotland. Daarna ging bij het Belgische leger, en klom op tot de rang van majoor. Na het doorlopen van de militaire academie, tekende hij in 1887 om als vrijwilliger voor één periode te dienen in de Congo Vrijstaat. Maar hij deed zijn werk daar zo goed dat, toen de regering besloot een einde te maken aan de macht van de Arabieren in dat gebied, hij gevraagd werd de campagne tegen de slavenhandelaars te leiden. Die begon in april 1892 en duurde tot januari 1895. Drie Arabische bolwerken werden ingenomen, t.w.: Kabambari, Nyangwe, en Kasongo. Dat maakte een eind aan de Arabische overheersing in het Boven-Congo gebied en aan hun slavenhandel. Als beloning werd Dhanis bevorderd tot ‘baron’. In 1895 werd hij aangesteld als vice-gouverneur van de Congo Vrijstaat.

In het jaar daarop, 1896, werd hij gevraagd een campagne te leiden in het gebied van de Boven-Nijl. Zijn legereenheid bestond voornamelijk uit mannen die pas sinds korte tijd voor het leger waren gerekruteerd en hun lokale leiders hadden nog steeds neigingen tot kannibalisme. Omdat zij die lust niet konden beheersen, werden zij geëxecuteerd. Om hun meerderen zo vernederd te zien, was net iets teveel voor de gewone manschappen. Zij kwamen in opstand tegen hun blanke officieren en vermoordden een aantal van hen. Als militaire tegenstanders waren zij meer geducht dan de Arabische slavenjagers, maar tenslotte slaagde Dhanis er in ze uiteen te drijven. Niettemin duurde het twee jaar van zware gevechten om de muiters volkomen te verslaan. In 1899 keerde hij terug naar België en kreeg er de eretitel vice-gouverneur-generaal en stierf in Brussels op 13th November 1909.

IN RWANDA

  • In 1992 werden er in Rwanda, bij de herdenking van het de sterfdag van Lavigerie in 1892, de volgende drie postzegels uitgegeven, te weten:

1. O. L .Vrouw van Afrika

1940: Enige tijd na zijn benoeming als eerste bisschop van Algiers, kreeg Mgr. Dupuch een groot zwart-koperen Mariabeeld om het boven op zijn kathedraal te plaatsen. Maar omdat die kathedraal nog niet was gebouwd, kreeg het beeld een tijdelijk onderdak nabij het trappistenklooster in het bisdom Algiers.
1854: Bij de afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis, besloot de opvolger van Dupuch in Algiers, Mgr. Pavy, een Mariaoord te bouwen in het bisdom Algiers en hij dacht er geld voor te vinden in Frankrijk. Al spoedig verspreidde zich in Frankrijk de naam ‘De kerk van O. L. Vrouw ginds in Noord-Afrika’, en al spoedig werd het ‘O. L. Vrouw in Afrika’, en toen ‘O. Vrouw van Afrika’. Op een van zijn bedeltochten in Frankrijk hoorde hij over het zwart-koperen beeld dat zijn voorganger had gekregen. Pavy haastte zich toen naar het Trappisten-klooster om ‘zijn’ beeld er terug te halen.
1872: Mgr. Lavigerie slaagde er in het plan van zijn twee voorgangers te verwezenlijken. Op 2 juli werd het Mariaheiligdom door hem geconsacreerd en in het jaar daarop werd het grote Mariabeeld naar dit heiligdom overgebracht.
1876: Lavigerie kreeg van paus Pius IX zelfs toestemming om het beeld te kronen Deze kroning vond plaats op de vooravond van de maand mei. Het heiligdom kreeg de eretitel ‘basiliek’. Voor de Missionarissen van Afrika - paters en zusters - bleef dat de datum van de liturgische viering van O.L. Vrouw van Afrika.

2. Mère Salomé

Marie-Renée Roudat (*Guisseny-Frankrijk, 03.03. 1847) vertrok op 8.01.1872 naar Algiers om zich aan te sluiten bij Mgr. Lavigerie die in Algerije een zustercongregatie wilde beginnen. Op 23 juni 1872 werd ze ingekleed en Zr. Marie-Salomé genoemd. Na haar professie kreeg ze een benoeming voor het dorp Saint-Cyprien, 200 km ten westen van Algiers. In maart 1879 werd zij benoemd tot overste van de gemeenschap in de Attafs. Een deel van haar werk was toe te zien op de ziekenhuisjes en op de twee dorpen waar getrouwde christen-arabieren woonden: Saint-Cyprien en Sainte-Monique. Op het eerste algemeen kapittel van de Congregatie in 1882 werd zij gekozen tot Algemeen Overste. Maar omdat de Congregatie niet de vorderingen maakte die Lavigerie ervan verwachtte, besloot hij in 1885 haar op te heffen. Maar Marie-Salomé wilde daar niets van horen. Lavigerie hield vast aan zijn besluit. Zuster Salomé en haar twee assistenten beloofden toen plechtig bij het beeld van O.L. Vrouw van Afrika een beeltenis van de H. Maagd op te richten tegenover hun ‘moederhuis’ als op haar voorspraak de Congregatie in leven bleef. En Lavigerie… liet zijn plan varen. In 1886 werd Marie-Salomé herkozen tot Algemeen-Overste, en dit ging door tot in 1925: 43 jaar lang. Zij stierf op 18 oktober 1930, 83 jaar oud.

3. Een groep Missionarissen van Afrika

Zittend op de kist: Louis Le Dévédec, 1882-1916, † in Saloniki, Gri.
Daarnaast: Jozef Verpoorter, 1872-1994, † in Tassy, Frankrijk.
Augustin Lelong, 1950, † in Katigondo, Oeganda.
Met helm: Armand Chevalier, 1882-1953, † Maison Carré.
Naast helm: Henri Ecomart, († ?).
Br. Emmanuel, († ?).
Achter tafel: Jozef Richard, 1875-1947, † Nabbinga, Oeganda.
Op de stoel: Albert Pagès, 1883-1951, † Nyundo, Rwanda

IN OPPER VOLTA

In ► upper volta werden er bij gelegenheid van het 75-jaar jubileum van de evangelisatie in dat land, twee postzegels uitgegeven en wel van:

1. Pater Guillaume Templier, m. afr.
Guillaume ( * Bordeaux 1865;
† Kita, Mali 1906) werd priester gewijd in 1891 door Mgr. Livinhac. Na een verblijf van enkele jaren in Ste. Anne, ons seminarie in Jeruzalem, vertrok hij in 1900 van daar naar Ouagadougou, de hoofdstad van Mossi. Hier werd hij de eerste overste, en ondanks de vele en grote moeilijkheden van de eerste jaren, wist hij er toch een uitstekende relatie op te bouwen met de koning, de Moghonaba.

Hij bouwde er de eerste school en een tijdje later de eerste missiepost. Hij hield veel van de missie in Kita. Toen hij daar eens op bezoek was, werd hij onwel, stierf en er werd er begraven. In 1975 bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de katholieke kerk in Oppervolta (Burkina Fasso), werd op verzoek van de christenen en anderen in Oppervolta, toestemming gegeven zijn lijk op te graven en terug te brengen naar Ouagadougou. Daar werd hij herbegraven in de kathedrale kerk.

2. Mgr. Joanny Thévenoud, m. afr.

Joanny ( * Chambéry, 1878; † 1949, Ouagadougou, Burkina Faso) werd priester gewijd in 1903 en vertrok korte tijd daarna naar Ouagadougou in het apostolisch vicariaat van de Franse Soedan,

zoals het gebied toen heette. Hij bleef er de rest van zijn leven. In 1921 werd dit vicariaat in tweeën gedeeld: Bamako en Ouagadougou. Joanny Thévenoud werd apostolisch vicaris van Ouagadougou. Op dat moment waren er slechts drie missieposten in dat hele vicariaat, t.w. Ouagadougou, Koupéla en Reo. Alle andere posten zijn in zijn tijd geopend. Hij was een man van een enorme activiteit om het nieuwe vicariaat echt tot leven te brengen.
Hij begon met een school op te zetten in Gilongou, daarna kwamen er meer scholen, zowel lagere als middelbare scholen op meerdere plaatsen. Ook zette hij zich in voor irrigatie, moestuinen, tapijtwerkplaatsen voor vrouwen en meisjes om hen een inkomen te bezorgen en ossenploegen. Hij opende klinieken waar de koloniale administratie weinig interesse voor toonde. Het was in zijn tijd dat Dr. Goarnisson, M. Afr. zijn eerste oogkliniek opende en in de jaren daarna steeds meer uitbreidde. In 1925 kwam het kleinseminarie in Pabré van de grond. Hij stichtte de congregatie van de Zusters van O.L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, en in 1944 de Broeders van de H. Familie. In 1947 vroeg hij Rome om een coadjutor, en kreeg die ook in het jaar daarop. Korte tijd later stierf de bisschop. Zijn begrafenis was een triomftocht van ongeveer 12.000 mensen, niet alleen christenen, maar ook moslims en heidenen. Hij werd begraven in zijn kathedraal.

IN RWANDA

► In 1975 werd het jubileum gevierd van 75 jaar evangelisatie: 1900 – 1975. Bij deze gelegenheid werd er een serie van zeven postzegels uitgegeven met afbeeldingen van:

Pater Alphonce Brard, m.afr. (1858- 1918)

Na zijn missionaris-eed te hebben afgelegd, werd Alphonce in 1883 priester gewijd, en in 1887 vertrok hij naar het vicariaat victoria-Nyanza en maakte deel uit van de 6e karavaan. Deze vertrok uit Marseilles op 10.05.1887, kwam aan in Zanzibar op 15-06-1887, en vertrok uit Bagamoyo richting Tabora op 07-07-1887. Daar aangekomen in vestigde werd Brard meteen aangesteld als plaatselijk overste. In 1890 stuurde Mgr. Hirth hem naar Rubaga. Bij zijn aankomst daar op 12-05-1890, vonden ze er pater Lourdel stervende. Alphonce moest de plaats van Lourdel als overste innemen.

Later, samen met de Nederlander Louis Schmier, afkomstig uit Leiden (1865-1893), begon hij een missie in Usoga. Louis Schmier was de eerste Nederlandse M. Afr. die naar Midden Afrika vertrok (1890). Samen met catechist Abdon stichtte hij in 1897 de missie in Katoke. Het is onmogelijk om precies aan te geven waar Alphonce overal heeft gewerkt: Rubaga en Bukoba, Ukerewe en Nyegezi, Kipalapala, Tabora en Katoke en daarna Rwanda. Hij was door Hirth benoemd tot overste van de nieuwe missie Save, in Rwanda. Hij wordt gezien als de stichter van de kerk in Rwanda. In 1906 werd hij gekozen voor het algemeen kapittel v.d. Sociëteit, en vertrok uit Rwanda in december 1905.
Na afloop van het kapittel verliet hij de Sociëteit om monnik te worden bij de bij de kartuizers in Farneta, nabij Turijn, in Italië. Zijn nieuwe naam was dom Pierre Claver. Hij deed eeuwige geloften op 17.08.1912. Hij stierf op 20-02-1918, terwijl hij rector was van de kartuizer zusters nabij Turijn.

Catechist Abdon Sabakati

* Oeganda, 1873 - † Save, 1968; hij was geboren in Oeganda en werd in 1885, op 12-jarige leeftijd, gedoopt door pater Brard. Vanaf die tijd is de pater altijd zijn grote vertrouwensman geweest. Zij hadden samen altijd een heel goede relatie. Abdon werd later catechist, en samen met zijn vrouw vluchtten zij weg uit Oeganda tijdens de onlusten met de Islamieten. In 1897 was hij samen met pater Brard in Katoke om er een nieuwe missiepost te beginnen. In 1899 werd Abdon, samen met enkele andere, door Mgr. Hirth naar Rwanda gestuurd om de stichting van een missie voor te bereiden. Na de dood van zijn vrouw is hij opnieuw getrouwd. Vanaf dat moment heeft hij steeds geleefd en gewerkt in Rwanda. Hij had een heel goed huwelijk met Elisa Bageni, een Rwandese. Abdon was uitstekend geïntegreerd in de Rwandese samenleving. Hij stierf in 1968 op 95-jarige leeftijd. Naar de mening van alle missionarissen die hem hebben gekend, was hij een uitstekend mens en een model catechist. Hij wordt gezien als een van de stichters van de katholieke kerk in Rwanda.

IN OEGANDA

Het eeuwfeest van de katholieke kerk in Oeganda werd gevierd in 1979. De posterijen gaven ter herdenking ervan een serie van vier post zegels uit; twee ervan zijn de volgende:

1. Aartsbisschop Joseph Kiwanuka, m. afr.

* Oeganda, 11-06-1966 - † Rubaga, 22-02-1966
Al vóór hij priester werd gewijd op 26-05-1929, wilde hij Missionaris van Afrika worden. Maar de oversten van de Sociëteit besloten om hem eerst te laten studeren in Rome. Hij gradueerde in Rome cum laude in het kerkelijk recht in 1932. Daarna ging hij naar Maison-Carrée voor zijn noviciaatperiode. De missionaris-eed legde hij af in Oeganda op 06-10-1934. Hij werkte er in meerdere parochies en doceerde op het grootseminarie tot hij op 25-05-1939 benoemd werd tot apostolisch vicaris van het nieuw opgerichte vicariaat van Masaka in Oeganda. Kiwanuka was de allereerste landseigen bisschop. In 1953 speelde hij een belangrijke rol bij het grote misverstand toen de Kabaka in ballingschap werd gestuurd door de Britse regering. Kiwanuka deed zijn uiterste best om de bevolking kalme te houden en het misverstand op te lossen.
Als bisschop benadrukte hij sterk de vooruitgang van de lekengelovigen en de liturgische beweging. Later, in 1962, maakte zijn herderlijke brief over de situatie in Oeganda een diepe indruk. Op 20 December 1960 werd hij benoemd tot Aartsbisschop van Rubaga. Bij zijn installatie was de Kabaka aanwezig, iets dat maar heel zelden voorkwam. De Kerk in Oeganda was echt helemaal volwassen toen Kiwanuka korte tijd later zijn opvolger in Masaka tot bisschop kon wijden.

2. Pater Simeon Lourdel, m.afr.

Dury (Fr.) 20-12-1854 - † 12-05-1890. Hij was bij de eerste katholieke missio-narissen die Oeganda bereikten op 19-02-1878. Omdat de koning hun een verblijfplaats aanwees nabij de hoofdstad, kwamen de jongelui van het hof gemakkelijk bij hen om informatie over het katholieke geloof. Lourdel ’s vriendelijkheid, jeugdig uiterlijk, en zijn manier van ziekenbezoek maakten indruk. Maar eind 1882 deed een atmosfeer van geweld en vijandigheid de missionarissen besluiten om Oeganda tijdelijk te verlaten.
Na koning Mutesa’s dood keerden ze er in 1885 terug, en vonden er drie keer zoveel gedoopte christenen als toen ze er waren vertrokken. Lourdel was hun inspiratie geweest om te kiezen voor deugd en rechtvaardigheid, én om niet toe te geven aan de homoseksuele praktijken van de koning die hij had overgenomen van de Moslim handelaars. Hun dood op de brandstapel was Lourdel ‘s eigen marteling, verscheurd als hij telkens was tussen bewondering en verdriet. De naam ‘mapeera’ blijft verbonden met de Martelaren van Oeganda. Tijdens Amin’s regime sterkte Kardinaal Nsubuga zijn luisteraars door hen Mapeera’s kruis en wandelstok te tonen. Dat was genoeg. Zó vereerd is de gedachtenis aan Oeganda ’s eerste katholieke missionaris.

IN BURKINA FASO

Het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Burkina Faso in 1980 was de gelegenheid voor de posterijen van dit land om een serie van twee zegels uit te geven. Eén daarvan was van onze medebroeder Paul Zoungrana, die kardinaal werd. Paul studeerde filosofie en theologie aan de Sorbonne in Parijs en in Rome. Op 2 mei 1942 werd hij priester gewijd, werkte vervolgens als pastoor in zijn geboorteland. In 1948 trad hij toe tot de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika. Vervolgens studeerde hij nog enkele jaren in Rome om daarna professor te worden aan het grootseminarie van Koumi. In die tijd (1959-1960) was hij ook directeur van het centrum voor Sociale Informatievoorziening in Ouagadougou. Op 5 april 1960 benoemde Paus Johannes XXIII hem tot aartsbisschop. Door Paus Paulus werd hij verheven tot kardinaal. In 1995 ging hij met emeritaat. Zoungrana gold als een voorstander van het zoeken van verbinding tussen de tradities van de Afrikaanse cultuur en de riten van de katholieke kerk. Hij nam als kieskardinaal deel aan de conclaven van augustus en oktober 1978. Vooral tijdens het laatste conclaaf werd hij gezien als aanvoerder van de Derde Wereldkardinalen.

IN ZAMBIA

Het 5de eeuwfeest van de geboorte van de H. Ignatius (1991) van Loyola was de gelegenheid voor de Zambiaanse Posterijen een serie postzegels uit te geven met o. a. de volgende afbeeldingen:

Portret van St. Ignatius
van Loyola en ook van
Mgr. Joseph Dupont, M. Afr.
Ookwel genoemd: Bisschop ‘Motomoto’,
* Geste (Fr). 07-1850; † Thibar, 19-03-1930.

Toen Dupont in 1895 aankwam in het Bemba-gebied in Zambia hoorde hij dat de Paramount Chief geen missionarissen wilde toestaan. Maar sommige Chiefs waren er helemaal niet op tegen. Een van hen gaf hem zelfs een stuk land. In 1896 vroeg hij de meest Senior Chief weer toestemming, maar kreeg het niet. In 1897 werd Dupont Apostolisch Vicaris van Nyassa.


Een dagje uit

door Geert Groenewegen

Jaarlijks gaat de gemeenschap van Dongen op stap naar een bezienswaardige plek. Na diepgaand onderzoek en een brede discussie werd gekozen voor een reisje naar het Eiffel-gebergte. Op 7 Mei was het zo ver. Een prachtige luxe touringcar haalde ons ‘s ochtends op. Met ongeveer 30 personen was de bus goed gevuld. Niet alleen confraters maar ook een viertal zusters uit de Schoolstraat, onze interieurverzorgsters, twee mensen van de administratie en Jan de Regt, onze hoffotograaf.

Het eerste deel van de reis ging naar het witte dorp, Thorn. Na de koffie en de spreekwoordelijke Limburgse vlaai, kwam de sfeer er al goed in. Het werd een dag van onderlinge ontmoeting en bij iedere stop veranderden wij onze zitplaats om elkaar beter te leren kennen. Vandaar reden we naar Vaals om er te lunchen in een mooi restaurant op de kruin van Nederland. Hier moesten we een teleurstelling verwerken: het hoogste punt van Nederland bleek verhuisd te zijn naar een eiland in de Cariben dat zich recentelijk bij het Koninkrijk gevoegd heeft als ordinaire gemeente. Nederland werd in een keer ongeveer 400 meter hoger.
Aangezien het verkeer deze dag dun gezaaid was, werden files ons bespaard en schoten we snel op. De chauffeur wees ons telkens weer op plekken en dorpen, zodat we ons niet al te vervreemd voelden. Vanaf Vaals hadden we er zelfs een heuse gids bij om ons door Duitsland te loodsen. Wel hadden we nog een teleurstelling te doorstaan. Het historische Vierlandenpunt was ook gedegradeerd tot een Drielandenpunt. Gelukkig houden monumenten deze beide plekken in herinnering. Voor meer uitleg verwijs ik U naar het woord Moresnet op google. Waarom men zo’n heisa maakt over die enorme Cauberg is me ontgaan. Wij zoefden erover heen en ik weet zelfs niet meer of we omhoog of omlaag gingen. In de streek wordt een dialect gesproken dat zowel Duitse, Nederlandse als Franse kenmerken heeft.
In Duitsland werd het panorama van lieverlee meer geaccidenteerd. We gingen richting Aken om daarna het gebergte in te gaan. Het werd een klimmen en dalen, draaien en kijken. Het herinnerde mij sterk Kabylië. We eindigden onze ontdekkingstocht bij de rivier de Rur (niet te verwarren met de Ruhr). We volgden de stroom en reden langs een drietal stuwmeren die de watervoorziening van de stad Aken verzorgen. Bij het hoogste meer stopten we bij een groot restaurant waar we nog eens de inwendige mens verzorgden. Terwijl de bus op de oever volgde, voeren wij met een “waterbus” een kwartiertje verder. Jammer genoeg probeerde niemand op het water te lopen of de netten uit te werpen.
Zo kwamen we op onze schreden terug in Vaals. Het restaurant bevond zich nog steeds op haar toplocatie en in alle rust genoten we van een vis- dan wel vlees-diner. Dit was de kers op de taart van een leuke, gezellige dag. De reis terug voelde aan als een aftocht en al herkauwend kwamen we in Dongen terug.


Onze overleden medebroeders


SJEF DONDERS – M. Afr. Sjef werd geboren op 11 maart 1929 te Tilburg. Zijn opleiding tot missionaris volgde hij in onze vormingshuizen van Sterksel ’s-Heerenberg, en Monteviot, Schotland, waar hij in Galashiels priester werd gewijd in 1957. Hij was iemand met een gezond oordeel en een snelle reactie. Hij hield van het intellectuele werk, las veel. Hij had de gave iets begrijpelijk uit te leggen; had een creatieve geest die originele vragen stelde en met originele antwoorden kwam. Hij was levendig, een harde werker, een doorzetter, geïnteresseerd in de medemens, dienstvaardig en knoopte graag een praatje aan. Iemand die wist wat hij wou en er voor ging. Zijn broer Paul is onze medebroeder en een overleden broer was Franciscaan.

In 1957 ging Sjef naar Rome om filosofie te studeren aan de Gregorianum, een Universiteit in Rome. Vanaf het begin werkte hij met een professor aan zijn afstudeerthesis over het wetenschappelijk-filosofisch gedachte-goed van Teilhard de Chardin, maar in mei 1959 liet de autoriteit van de universiteit weten dat het thema “inopportuun” was! Zijn studie opende voor hem een nieuwe wereld, visie en zending voor zijn verdere leven. In juni 1960 studeerde hij af en ging filosofie doceren aan ons vormingshuis te Esch. Intussen volgde hij ook een opleiding in journalistiek; ging schrijven en werkte mee aan radio- en televisieprogramma’s. Vanaf 1966 doceerde hij op het Gemeenschappelijk Instituut voor Theologie (GIT) te Tilburg, en vroeg het algemene bestuur hem ook het ‘aggiornamento kapittel’ van 1967 helpen voor te bereiden, waaraan hij als gekozen afgevaardigde namens de Nederlandse provincie deelnam.

Op 2 april 1970 ging hij doceren aan de Universiteit van Nairobi in Kenia op de afdeling Filosofie en Godsdienstwetenschappen. Het aantal studenten groeide enorm. Eén van hen, later collega-professor, schreef na zijn overlijden in een landelijk Keniaans dagblad, dat professor Donders door zijn contributie aan het onderwijs van Kenia een onuitwisbare bijdrage had geleverd aan de vorming van het land. Hij noemde hem een uitzonderlijk leraar, een begaafd zegsman en prediker, wiens stem na 40 jaar nog steeds helder naklonk in zijn hoofd. Sjef was er graag en schreef in 1970: “Ik heb altijd graag les gegeven. Het publiek barst van de belangstelling”. Een jaar later werd hij als lid van de Nationale Commissie voor Religieuze Opvoeding gevraagd voor enige radiogesprekken, had gemiddeld 3 spreekbeurten per week, en leidde van tijd tot tijd retraites. Commentaar van Sjef: “Ik heb het druk, maar ik kan er nog steeds de dingen bij doen die ik graag doe”. Half 1971 werd hij waarnemend hoofd van de afdeling en in juli 1973 leider van het pastorale team van de katholieke gemeenschap. Hij deed dat graag en met verve, zijn preken werden zeer gewaardeerd en veel studenten kwamen voor een gesprek. Die katholieke gemeenschap bestond uit 780 studenten, 10 stafleden, en 1800 personeelsleden en buren. Medio september 1973 schreef hij dat ze van alles aan het organiseren waren, vooral ook om het katholieke leven wat meer diepgang te geven. Hij had intussen al verschillende boeken en artikelen gepubliceerd en was nu bezig om samen met een Keniaanse medewerker het eerste Oost-Afrikaanse Tijdschrift voor Filosofie uit te brengen: “Practice and Thought” (Doen en Denken). In mei 1974 werd hij benoemd tot Professor en Hoofd van de afdeling Filosofie en Godsdienst- wetenschappen.

Hij had toen geen tijd meer om nog les te geven op het seminarie. In 1975 schreef hij: “Het werk hier is verbazend interessant. Niet alleen aan de universiteit zelf, maar ook als studentenpastor. We zijn nu geregeld op de radio; de eredienst wordt zowat helemaal gerund door de studenten”. Hij was gewoonlijk met heel veel zaken tegelijk bezig en typeerde zichzelf in 1977 met: “Het is soms jammer dat je maar één leven te leven hebt”! In 1977 raakte hij betrokken bij vluchtelingen uit Oeganda, Ethiopië, Zuid-Afrika en Mozambique. Samen met de universiteits-studenten hielp hij concreet een aantal jongeren. Hij schreef: “Ik hoop dat het een beetje een praktische aanvulling geeft aan al het gepreek in de kapel”. Ook gaf hij regelmatig lezingen buitenshuis. Na een grote splitsing van de studieafdeling begin 1980 bleef Sjef aan als professor voor drie college-uren per week en als pastor. Intussen waren zijn eerste leerlingen mededocenten geworden op de universiteit. Sjef werd 1 maart 1984 benoemd tot directeur en lid van de raad van bestuur van ‘Afrika Geloof en Gerechtigheid Netwerk’ (AFJN), met standplaats Washington. Het AFJN is een internationaal netwerk met als voornaamste activiteiten: het opkomen tegen het onrecht in Afrika, dat zijn oorzaak heeft in landen buiten Afrika. Het is een dienst van alle missionaire orden en congregaties die in Afrika leven en werken. De Witte Paters waren de medeoprichters. Door leden-organisaties in Europa en Noord Amerika vertegenwoordigden de katholieke en andere christelijke organisaties in 1984 meer dan 10.000 van hun missionarissen in Afrika. Iemand typeerde Sjef in die tijd met: “Ik geloof dat je een talent hebt om ontwikkelingen in Afrika op te pikken. Je hebt een gevoeligheid voor het denken en streven van Afrikanen en je hebt er waardering voor. Tegelijk heb je een flair om ook buiten Afrika daarvoor aandacht te vinden”. In 1988 hernieuwde Sjef zijn contract met AFJN niet en ging Fysiologie doceren aan de faculteit voor Theologie te Washington in de VS. Daar gaf hij colleges, en daaruit volgde weer dat hij spreekbeurten en cursussen ging geven in de hele VS, maar ook in Afrika, Europa, Azië en Australië. In februari 2004 schreef hij: “Ik heb op het ogenblik een heel interessant leven als emeritus”. Van mei tot eind juli 2008 was hij in Australië als deskundige en tekstschrijver om met zo´n 30 anderen het pausbezoek voor te bereiden voor Wereld Jongeren Dag. Alleen al uit het buitenland verwachtte men 30.000 jongeren.

Zijn hobby’s waren: mensen ontmoeten, lezen, en spreekbeurten voorbereiden. Als wijsgeer bleef hij de wijsheid zoeken voor zichzelf en om door te geven aan anderen. Hij heeft maar liefst 83 boeken geschreven en bleef veel artikelen publiceren. In 2010 kwam hij voor een welverdiende rust van Washington naar Dongen en in 2012 verhuisde hij naar Huize St. Charles te Heythuysen. De moeilijkste verandering in zijn leven was ongetwijfeld het ervaren van zijn leeftijd en het accepteren van zijn niet meer actief zijn. Maar zowel in Dongen als in Heythuysen was hij erg tevreden en dankbaar tegenover de leefgemeenschap, de medewerkers en de goede verzorging. Sjef overleed enkele dagen na een zware operatie in het academisch ziekenhuis van Maastricht op donderdag 7 maart 2013. Hij werd op woensdag 13 maart 2013 te Heythuysen begraven.

“Waar heeft hij die wijsheid vandaan?”
Mt. 13,54-55

JOS HOPPENBROUWERS – M. Afr.
Jos werd geboren in 1927 te St. Oedenrode. Om missionaris te worden volgde hij de opleiding die gegeven werd in onze vormingshuizen van Sterksel, St. Charles bij Boxtel, ’s-Heerenberg en Montiviot (Schotland), waar hij zich op 29 mei 1950 door de Missionaris-eed verbond aan onze Sociëteit en priester werd gewijd in 1951.

Jos had een gezond oordeel, maar was soms wel erg enthousiast. Hij had een goed karakter, soms geneigd te overheersen maar steeds bereid een dienst te verlenen. Hij had een sterke wil, was een doorzetter, iemand van wie je op aan kon, met een groot plichtsbesef. Hij was open en recht door zee.

Na 3 maanden Claughton Hall, Engeland, voor de fameuze cursus “Engelse leefstijl”, vertrok Jos op 4 maart 1952 naar Malawi, het Vicariaat Likuni, om in Mua de Nyanja taal te leren. In augustus 1952 ging hij naar Nambuma parochie voor pastoraal werk, maar na een maand werd hij al benoemd voor het klein seminarie Kasina. Eind december schreef hij: ”Ik moet studeren al wat ik kan om de leerlingen vóór te blijven”. Na enige tijd werd hij daarnaast ook nog econoom. Het was een hele toer om te zorgen voor genoeg en gevarieerd voeding voor negentig studenten en elf leraren, en voor de bouw van nieuwe klaslokalen. Soms was hij daar zo druk mee bezig dat hij zijn lesuren vergat! Jos was er van onder de indruk dat verschillende studenten volhielden en goede priesters werden.

Jos heeft daarna in zeven verschillende parochies van het bisdom Lilongwe (Malawi) pastoraal werk mogen doen. Hij kwam drie keer op verlof in Nederland en maakte in 1960 zijn grote retraite te Rome, de dertig-daagse Geestelijke Oefeningen van St. Ignatius. In de weinige brieven die hij schreef vermeldde hij uiterst weinig over zijn eigen pastorale werkzaamheden of die van zijn medebroeders. Het pastorale werk in Namitete werd voor hem bemoeilijkt door het veelvuldig verplaatsen van zijn medepriesters. Jos had een sterk traditionele geloofsvisie. Daarom stond hij maar moeilijk open voor de vernieuwingspogingen van het tweede Vaticaanse Concilie, zoals bedoeld door bisschop Kalilombe met zijn diocesane mini-synode in 1974.

In 1976 werd hij benoemd voor het Msamba Katholieke Centrum in Lilongwe. Daar kreeg hij op 2 april 1977 een zwaar auto-ongeluk. Jos miste een brug en stortte 6 meter naar beneden. Een passerende automobilist haalde hem uit het wrak en bracht hem naar het ziekenhuis. Hij kon zijn armen een beetje bewegen, zijn benen helemaal niet. Een Italiaanse chirurg opereerde hem binnen 24 uur, omdat enige zenuwen weer verbonden moesten worden. Deze operatie voorkwam totale verlamming. Voor een gezonde man van juist 50 was dat alles een geweldige tegenslag. Zijn medebroeder Wiro van Asten stuurde elke week en anderhalve maand lang een uitgebreid verslag aan de Witte Paters en zijn familie in Nederland. De Witte Zusters bezochten hem dagelijks.
Jos werd gerepatrieerd en op 16 mei 1977 opgenomen in het revalidatiecentrum ‘Muiderpoort’ te Amsterdam, waar hij meer dan 2 jaar verbleef. Hij bleek een dwarslaesie te hebben opgelopen, zijn benen bleven verlamd en hij verplaatste zich in een rolstoel. In augustus 1979 kreeg hij aangepaste woonruimte (een focuswoning) en zorg in Den Bosch. Van daar uit reed hij in een aangepaste auto dagelijks naar St. Charles bij Boxtel om er ons projectbureau te beheren, van waar uit hij projectaanvragen uit Afrika kanaliseerde naar de verschillende hulporganisaties en aanvragers adviseerde voor projectfinanciering. Pikant detail: zoals al opgemerkt schreef hij zelf vanuit Malawi weinig of niets inhoudelijks over zijn werkzaamheden daar, maar nu zat hij geregeld zijn collega-Witte Paters achter de veren om meer informatie en duidelijker beschrijvingen.

Toen St. Charles in 1987 naar Heythuysen verhuisde, werd ook het projectbureau daarheen verplaatst. Jos kreeg weer een focuswoning in Blerick/Venlo toegewezen. Omdat hij vanaf eind mei 2002 de nodige zorg kon ontvangen in onze gemeenschap in Heythuysen verhuisde hij graag naar Huize St. Charles.

De provinciale overste schreef hem 24 december 1990: “Dank voor de vele malen dat je ... mensen van dienst bent geweest en de velen die zonder jou echt ´tussen wal en schip´ terecht gekomen zouden zijn. Je werk achter de schermen wordt door velen erg gewaardeerd”. (Jos had voor mensen met een afgewezen financiële steun het solidariteitsfonds “Tussen wal en schip” opgericht). Jos zei zelf bij zijn gouden jubileum in 2001: “Dank zij vele goede, aardige en zorgzame mensen heb ik het kunnen rooien, en meer dan dat; ik heb nog een mooi en nuttig leven kunnen leiden ondanks mijn handicap de afgelopen 24 jaar”…... “Ik heb veel confraters en veel landen leren kennen waarvan ik vroeger nauwelijks iets wist. Ik heb het graag en met plezier, gedaan.” En “Het is de kunst om Gods liefdevolle hand te zien achter ‘alles’ wat ons overkomt. ... Het heeft tijd gekost om dit te begrijpen. ... Ik weet nu uit ervaring dat God inderdaad zijn vrienden nooit in de steek laat”.

Vanaf de zomer van 2012 ging zijn gezondheid achteruit en kreeg hij steeds meer klachten. Op zijn appartement ten Huize St. Charles is hij op 9 maart 2013 rustig overleden. Op 15 maart werd hij in Heythuysen begraven. De volgende woorden zijn Jos vanaf zijn priesterwijding altijd bijgebleven en hij heeft er zijn hele leven lang op vertrouwd:

“Ik noem u geen dienaars meer, .......u heb Ik vrienden genoemd”.
Joh.15,15


Broeder Harrie van de Riet,
Missionaris van Afrika
van 1962 tot 2013

Harrie werd geboren op 11 januari 1936 te Etten. Hij kreeg zijn opleiding in onze vormingshuizen van St. Charles bij Boxtel en ‘s-Heerenberg, waar hij op 28 januari 1956 de missionaris-eed aflegde met als Broedernaam: Alex. Zijn hele leven was hij gehandicapt en werd verscheidene keren aan zijn voet geopereerd, maar het mocht niet baten. Daardoor kon hij ook niet naar Afrika. Maar ook hier in Nederland voelde hij zich bewust “missionaris van Afrika”. Hij begon zijn missionaire loopbaan op het hoogtepunt van de missionaire beweging in Nederland.

In ’s-Heerenberg was hij belast met het museum. In onze procure in Rotterdam verzorgde hij de administratie voor het propaganda werk. Daar tussendoor studeerde hij voor het Praktijk Diploma Boekhouden. In Boxtel was hij Assistent Provinciaal Econoom wat hij deed met toewijding en nauwgezetheid. Harrie behoorde tot de velen die zich ingezet hebben voor missionaire groepen: hij was b.v. jarenlang voorzitter van MOV groepen in het dekenaat. Hij was nauw betrokken bij de Wereldwinkel. Later nam hij de volledige administratie van het Afrika Steunfonds over van Albert van der Pol. In 1991 werd hij benoemd tot Econoom van ons Klooster Bejaarden Oord (KBO) St. Charles te Heythuysen, waar hij later ook directeur werd. In januari 2001, bij gelegenheid van de 65e verjaardag van Harrie, zei de Provinciaal in een homilie over de ‘talenten’: “Harrie had, in zijn leven in kantoren vol kasboeken, telmachines, kluizen, telmachines, rekeningen, klappers en computers, zich gemakkelijk binnen de vier muren van zijn kantoor kunnen verschansen……, maar – ofschoon verhinderd ooit naar Afrika te vertrekken – was zijn belangstelling niet die van een boekhouder maar die van een missionaris, wereldwijd en gemotiveerd door zorg. Zorg als missie”. In 2001 kreeg hij het lintje van de Orde van Oranje Nassau opgespeld voor zijn verdiensten voor de gemeenschap buitenshuis. Nog in datzelfde jaar overhandigde hij zijn functie aan zijn opvolger. In 2003 verhuisde hij naar Dongen, waar hij zich geheel toe legde op het werk van het Afrika Steunfonds en op de grote tuin. Hij werd overste van de gemeenschap van Dongen en lid van de Provinciale Raad.

Maar al dat werk werd hem zo zwaar dat hij soms dagen op een rij in de lappenmand belandde. Hij wilde nooit naar de dokter gaan, maar begin 2012 wist men hem toch te overtuigen. Toen kwam naar buiten dat hij hartproblemen had, maar – zo bleek op het eind – ook met de alvleesklier. Aan die laatste ziekte stierf hij in de vroege ochtend van 13 mei, 2013, in het Hospice tegenover het huis van de Witte Paters in Dongen.

Trouw is misschien het beste woord om het missionarisleven van Harrie te typeren. Ondanks zijn lichamelijke beperking, ondanks veranderingen in zijn kerk waar de broederroeping steeds meer op de achtergrond verdween, ondanks veranderingen in de Sociëteit van Witte Paters, waar het gevaar van verdrukking door klerikale krachten voor veel broeders niet uitnodigend was; één ding stond vast: Harrie bleef trouw en velen met hem.

Van zijn moeder kreeg Harrie de klei mee: hij was niet gebouwd voor de zachte zandgrond van de gemoedelijkheid maar voor de meer Zeeuwse klei, waar zijn voorouders van moederskant leerden omgaan met de krachten van water, wind en harde grond, en waar een woord een woord was, en een ja een ja. Wel woonde hij de meeste tijd van zijn leven in Oost-Brabant waar hij toch ook wel genoot van de gemoedelijkheid en waar hij zich ook echt thuis voelde. Zijn ‘Luctor et Emergo’ heeft hij getoond in zijn vasthoudendheid en zijn bewuste keuzes.

“Welke beheerder is zo trouw en verstandig dat zijn heer hem aanstelt
over het volk om ieder op tijd zijn levensonderhoud te geven?”

Lukas 12,42

“De mens maakt verre reizen om zich te verbazen over de hoogte van de bergen en de geweldige golven van de zee. Over de lange loop van de rivieren, de uitgestrektheid van de oceanen en over de kringloop van de sterren. Maar aan zichzelf gaat hij zonder verbazing voorbij!”
H. Augustinus


OVERLEDEN VRIENDEN door W. Wouters

POLA VAN DER DONCK – Pola ’s broer Martin is al heel wat jaren geleden vanuit het kerkje van St. Charles in Esch begraven. Voor haar een harde confrontatie met Aids. Op een dag stormde Pola op Dommeldal bij ons, de Witte Paters van Afrika, binnen. Wij waren haar buren. Die dag was toevallig mijn klasgenoot, Ton Buijs uit Zambia op bezoek. Na haar verzorging van Martin hier in Nederland en in Parijs, wilde Pola zich inzetten voor aidspatiënten en voor kinderen van aidsouders. Omdat in het gebied rond Chilenje en Libala in Lusaka heel veel HIV patiënten waren, nodigde Ton Buijs haar uit om naar Zambia te komen. Pola gaf hem een filmcamera om daar ginds films te maken zodat ze een indruk kon vormen. Later is ze zelf naar Lusaka afgereisd. Dat is de eerste van haar vele trips naar Zambia geworden. Sindsdien zijn enkelen van ons, Missionarissen van Afrika, regelmatig met Pola in contact geweest. Zij was onder andere ook geïnteresseerd in wat de meer dan honderd ‘Caring Women’ deden en nog doen in de verzorging van patiënten ter plaatse. Toen ik in november vorig jaar op bezoek was in Zambia, hoefde ik de naam Pola maar te noemen om herkenning te zien op de gezichten van de mensen daar. Toen ik met een groepje van ongeveer 50 Hiv-zieke kleine kinderen samen was, heb ik nog gedacht aan Pola: zoals een van de kinderen op mijn schoot ging zitten, zo kropen ze ook bij Pola op schoot, om haar te laten zien dat ze echt hun moeder, hun grootmoeder was. Dat was ze zo graag geworden, vertrouwde ze me vorige maand nog toe.

Zij begon in Zambia met het opbouwen van drie Hospitia of Hospices, in Lusaka, Chilanga en Monze, om volwassen aids patiënten een waardig afscheid van hun levens te laten ervaren. Ik heb haar de laatste 16 jaar goed leren kennen: niet alleen haar projecten, maar ook haar motivaties en haar karakter! Toen ze bij ons op Dommeldal binnenstormde, vertelde ze ons dat ze geen genoegen nam met het antwoord ‘Nee’. Die vastberadenheid hoorde bij haar karakter. Zo liep ze enige jaren later tijdens een drukke viering onze Regiment-kerk in Lusaka binnen, waar ik pastoor was. Ze had zichzelf uitgenodigd, na de aartsbisschop geïnformeerd te hebben, om het woord te richten tot een volle kerk. Dat had ze in Lusaka wel eens meer gedaan. Het was echter niet zo maar een woordje, maar een vlammende preek waarbij ze vooral de mannen aansprak en hen beschuldigde van een macho gedrag naar hun vrouwen toe. Om de pil te vergulden, kreeg iedereen haar boekje over Martin uitgereikt. Eens liep ik met Pola door de ombond van Lebaal in Lusaka. Ze sprak voornamelijk de meisjes aan die we tegenkwamen: vooral met de zo menselijk internationale vraag: Willen jullie gelukkig worden? En zonder een antwoord af te wachten, voegde ze eraan toe: Zorg dan dat je geen aids krijgt, gebruik een condoom. Dat was haar manier om kwetsbare kinderen te adviseren.

Pola was een Public Relations lady: ze had een zeer goede relatie met de oud president van Zambia, ‘the Father of the Nation’, Kenneth Kaunda, die haar zijn zuster noemde. Ik weet goed wat dat betekent, gezien ik zelf ook door velen als broer of vader werd aangesproken. Ze zocht de publiciteit op om zo voor volwassenen en kinderen de mogelijkheden te scheppen om een waardig leven te leiden en af te sluiten. Als laatste project is ze begonnen met het Palibana project: Ze werd daarbij geholpen door Dipak Patel, die haar de expertise verschafte die nodig was om het project handen en voeten te geven. Het is een prachtig project geworden, om kleinere kwetsbare kinderen een kans te geven. Een project dat toekomst garandeert voor de kinderen. Zij zullen hun moeder Pola vandaag zeker met veel verdriet en rouw gedenken.

Ik heb de laatste zeven jaar hier in Nederland veel contact gehad met haar en we hebben veel gepraat over onze projecten en de toekomst ervan. Pola had een goed bewaard geheim, ze was een gelovige vrouw Ze heeft me de laatste jaren verschillende keren gevraagd om haar in Boxtel, bij haar thuis, de Communie te brengen. Onmiddellijk na ontvangst van de Communie, begon ze dan te spreken over haar overtuigingen, haar opvattingen en over haar contact met Onze Lieve Heer. Daarom wil ik op het einde van mijn woordje een gebed uitspreken voor Pola, maar ook en vooral van Pola: “Lieve Heer, Je hebt me heel veel geschonken in mijn leven, karakter, inzicht, vrienden en familie en ook de lijdensweg van Martin en mijn omgaan daarmee is een geschenk geworden. Dat alles heeft me gevormd en heeft me inzicht gegeven. Martin heeft richting gegeven aan mijn laatste 25 jaar inzet voor oudere en jongere HIV patiënten. Bedankt voor al die goede mensen die me daarmee geholpen en gesteund hebben”.

Dank je wel, Pola, dank je voor wie je was. Moge je in vrede rusten.


Miriam maakt Pilau-rijst

Waar? Het eiland Zanzibar, voor de kust van Tanzania.
Wie? Miriam (18), scholiere.
Maakt pilaurijst, een traditioneel gerecht met veel specerijen.
Wie eten mee? Vader Musa, moeder Maulid, broers Yusuf en Abdul, zussen Mwaka en Habsa en Miriam zelf.
Hoe? Gezamenlijk in een grote kring, gezeten op de vloer. Wat kost het? 15 duizend Tanzaniaanse shilling (7 euro) voor 7 personen. Altijd in huis water, uien en knoflook. Wie doet de afwas? Miriams moeder Maulid.


Vereniging van Oud-Studenten Witte Paters

De ontvangst is om 10.00 uur, gevolgd door de Eucharistieviering om 11.00 uur. De afsluiting zal rond 16.00 uur liggen.

Dit jaar bestaat de VOWP 64 jaar. Dit jaar kan een bijzonder jaar worden wat het voorbestaan van de VOWP betreft. Hieronder volgt een korte uitleg.

De communiteit in Dongen wordt elk jaar kleiner en uiteraard stijgt elk jaar de gemiddelde leeftijd van de bewoners. Nu zijn Harrie van de Riet (door overlijden) en Jan Mol (door verhuizing naar Heythuysen) in Dongen weggevallen. Voor de overblijvende bewoners van Dongen wordt het voorbereiden en het helpen bij de reünie te zwaar.

Wat de locatie betreft is er naast Dongen geen andere optie (Heythuysen komt niet in aanmerking). Daarom wil het bestuur met u tijdens de komende reünie overleggen over de optie de VOWP als zodanig op te heffen enerzijds, of anderzijds voort te zetten op een ‘niet-Witte Paters’ geassocieerde locatie. Op dit moment neigt het standpunt van het bestuur tot de eerste optie: de reünie van 5 oktober 2013 zou dan de laatste zijn. In goed overleg met Wim Wouters en Piet Buysrogge wordt gestreefd naar een oplossing voor de ‘werkzaamheden’ in samenhang met de reünie. Gedacht wordt hulp te vragen van het huishoudelijk personeel van Dongen in overleg met mevrouw Annelies van Lit. Daarop afgestemd zal de bijdrage aan de reünie dienen te worden verhoogd.

De penningmeester van de laatste jaren, Piet Fruytier, heeft te kennen gegeven, dat hij deze functie wilde overdragen. Deze functie is overgenomen door onder-getekende. Als derde persoon in het bestuur is Theo Hoogsteder toegetreden.

Over enige tijd zal de definitieve convocatie weer op de gebruikelijke wijze worden verzonden met daarin de vastgestelde bedragen voor contributie en bijdrage aan de reünie.

Wij zien u gaarne op 5 oktober voor de elfde (en laatste?) keer in DONGEN.

Met vriendelijke groet,
Kees (C.H.N.) Veenhof, secretaris/penningmeester;
veenhofc@telfort.nl
Herenweg 83 A, 2105 MD Heemstede. Telefoon 023 - 5281101.


Het Laatste Woord is aan ........


Wim Wouters

“Jan Mol schreef in de vorige contact brief dat het voor hem steeds duidelijker werd dat missie alles van doen heeft met dialoog en ontmoeting. Twee moeilijke woorden die we nogal eens in de mond nemen. Als missionarissen zijn we gewend om moeilijke woorden en begrippen te ‘hertalen’ (= opnieuw vertalen) naar mensen toe. In de Afrikaanse taal, die ik spreek, moet je begrippen en ongewone woorden nogal eens in een nieuw jasje steken, tenzij je voor het gemak of uit luiheid maar Engels gebruikt. Zo woon ik tegenwoordig in een groepje Kempische dorpen waar ik de zware woorden van onze bijbel en liturgische teksten dikwijls hertaal op zijn Mierds of Hulsels. Als ik dat zou doen voor het woordje dialoog en ontmoeting, dan zou het er hertaald als volgt uit zien: dialoog wordt dan: goed luisteren en duidelijk vertellen wat je wilt zeggen, en ontmoeting zou ik hertalen in: op bezoek gaan (achterom, a.u.b.), koffie (tegenwoordig ook thee) drinken, veel luisteren, wat humor en heel veel bevestiging. De laatste prioriteit in zo’n ontmoeting is: gelijk krijgen. Wijsheid betekent soms wat doms verdragen.

Zo heb ik dat ervaren in mijn Afrikaanse tijd: moeilijke woorden waren er genoeg, maar er waren gelukkig net méér eenvoudige mensen, die soms met hun gezichten en lichaamstaal, doorspekt met woorden, veel lachen en tranen, een ontmoeting de moeite waard maakten. Zo met elkaar omgaan daartoe zijn we misschien allemaal gezonden (missie), ouders naar hun kinderen, kinderen naar hun ouders, politici en zakenlui naar de mensen waar ze afhankelijk van zijn, ouderen naar jongeren en omgekeerd. Zo met elkaar omgaan: dat is mogelijk voor hen die geloven in eenvoud”.

Gegroet, Wim

Betr. de agenda van Wim: Vanaf zondagavond tot woensdagmorgen is hij in principe in Dongen. Op de andere dagen in de drie parochietjes van Lage en Hooge Mierde en Hulsel, tot 1 januari 2014. Woensdag is zijn vrije dag.