Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 2e kwartaal 2010

Contactbrief 2e kwartaal 2010

donderdag 2 september 2010, door Webmaster

Contactbrief juni 2010

Eerbetoon aan het altaar waarop de eucharistie gevierd gaat worden


Inhoud
.

Column
.

Bonifatiushuis - enkele gedachten
.

“De Schone Voleinding”
.

Nieuws uit Burkina Faso
.

Pater Riny in Nairobi
.

Noord Afrika
.

Onze overledenen
.
.

Foto’s

Omslagfoto: Namen: Vivant Univers
M.v.d.Ven
R.v.Broekhoven.
GoogleMaps
archief


De verantwoordelijke missionaris in de Nederlandse sector van de Missionarissen van Afrika, Jan Mol (1935), schrijft over een onderwerp met betrekking tot de missionaire activiteit van de Kerk.

De Bisschoppensynode over Afrika
en de nieuwe missionaire uitdagingen

Naar alle berichten en verslagen over de onlangs gehouden tweede Afrikaanse Bisschoppensynode, was deze synode, in vergelijking met de eerste, zeker een synode waar de Afrikaanse Kerk naar voren trad als een volwassen kerk. Ze durfde duidelijk eigen verantwoordelijkheid te nemen en zich ook als zodanig uit te spreken. Volgens eigen zeggen heeft de door anderen nog steeds gebruikte term ‘jonge Afrikaanse kerk’ afgedaan. De moderne Afrikaanse kerk bestaat nu al meer dan honderd twintig jaar. Ze wenst daarom dan ook beschouwd te worden als aan de kinderschoenen ontgroeid Zij duldt geen bevoogding of betutteling meer.

De Afrikaanse kerken zijn volwassen kerken

In de verschillende door het Westen sindsdien georganiseerde bijeenkomsten spraken de Afrikaanse kerken duidelijke taal. Met allerlei heel concrete voorbeelden gaven zij aan dat zij als volwassen kerk beschouwd wilden worden. Dat zij zelf over hun eigen bestaan het woord wilden voeren en dat er ook naar hun ervaringen geluisterd diende te worden. Steeds opnieuw werd er vanuit het Westen getracht om aan de synode uitspraken te ontlokken over voor het Westen brandende,

kerkelijke vraagstukken, zoals over vrouwen in het ambt, condoomgebruik en meer van deze voor het Westen wezenlijke zaken. Reactie van de kant van de Afrikaanse kerken: Mogen wij niet zelf bepalen wat wij belangrijk vinden en er mee omgaan zoals wij dat zelf wensen? - Voorbij betutteling en bevoogding.

Een gedegen reflectie is nodig op wat nu missie is

Dit heugelijke feit van een zelfstandig opererende kerk, die als gelijke partner behandeld wenst te worden, – en daar hebben ze groot gelijk in – heeft wel degelijk gevolgen voor de manier van denken en handelen van ons, missionarissen. Wij zouden het moeten waarderen dat de Afrikaanse kerken zich verantwoordelijk weten voor hun kerk zijn en dat ze als gelijkwaardige partners of zusterkerken erkend en behandeld willen worden. Maar er is meer nodig, onder anderen een grondige reflectie op wat nu missie betekent en op het eigen charisma binnen de Afrikaanse kerk. Zij, de Afrikaanse kerk, is verantwoordelijk óók voor de missionaire opdracht. Wij zouden uiteindelijk alleen maar ondersteunend en in bescheiden dienstbaarheid aanwezig willen zijn, de Afrikaanse kerken zelf aan het woord laten, meedenken en meewerken, echt broederlijk samenwerken in het gestalte geven van het komende Gods Rijk.

Het is me opgevallen dat de Afrikaanse kerken ons, missionarissen, niet willen uitsluiten om in de Afrikaanse kerken werkzaam te kunnen blijven. Maar wij zouden er goed aan doen om ook in onze thuislanden, en dan voornamelijk in de westerse wereld zelf, ons in te zetten om vrijheid en ruimte te scheppen voor de Afrikaanse wereld om hun eigen plaats in te nemen waar zij recht op hebben; dat wij het hun mogelijk maken hun stem en hun vragen alsook hun projecten zelf naar voren te kunnen brengen. Te bevorderen dat er bij ons in het Westen naar hen geluisterd wordt en begrip opgebracht. Dat wij hier alle obstakels bevechten en verwijderen die wij als westerlingen hun in de weg leggen om onze eigen politieke, economische, sociale, culturele en religieuze … belangen te beschermen. We zouden moeten opkomen voor de rechten van de Afrikaanse wereld en Afrika serieus nemen, óók de Afrikaanse kerk.

De invloed hiervan op ons kapittel

Dit alles vraagt om een hele ommekeer, een ommekeer waar blijvend aan gewerkt zal moeten worden. Deze nieuwe benadering van ons missionarisbestaan zal ook voor onszelf een verrijking kunnen betekenen. Het is een nieuwe uitdaging. Ik hoop van harte dat ons kapittel daarover ook zal nadenken en besluiten zal weten te maken die ons zullen helpen nieuwe wegen te gaan.

Jan Mol


Bonifatiushuis enkele gedachten

Ons vroegere klooster in ’s-Heerenberg stond plotseling op een pijnlijke manier in het middelpunt van de belangstelling. Het huis was jarenlang ons grootseminarie. Ik ben er nog novice geweest. In 1958 werd het verkocht aan een andere religieuze orde. Daarna werd het landelijk bekend als museum “De Gouden Handen”. Nu kwam naar buiten dat jonge mensen er seksueel misbruikt waren. Na onthullingen in Duitsland kwam zo het schandaal ook de grens over. Kranten en tv publiceerden de beschuldigingen. En al gauw brak de dam en kwam er een stortvloed van beschuldigingen los van slachtoffers die op internaten, kostscholen en seminaries geleden hadden onder dit misbruik. Eindelijk werd er naar hen geluisterd. Weerzin en schaamte vervulden zowel de katholieke bevolking als buitenkerkelijken.

Openheid

Het klooster was al lang niet meer van ons, witte paters, toen dit gebeurde. Maar toen bleek dat er op meerdere instellingen jonge mensen slachtoffer geworden waren van dit euvel, stelden de bisschoppenconferentie en de Konferentie van Nederlandse Religieuzen een onafhankelijke commissie in om nader onderzoek te doen o.l.v. dhr. Deetman. Er wordt terecht aangedrongen op openheid zodat mensen die onder dit misbruik geleden hebben, eindelijk hun verhaal kunnen doen. Dat werkt hopelijk bevrijdend bij getraumatiseerde mensen. Zo kan er - in zoverre dat mogelijk is - recht en genoegdoening gedaan worden. En worden misschien zelfs vergeving en verzoening mogelijk.

. . . en wij ?

Maar ofschoon de witte paters geen deel hadden in wat er in hun vroegere klooster gebeurd was, toch bleef de vraag: In hoeverre heeft misbruik ook ons aangetast in onze eigen opleidingshuizen? Er zijn tot nu toe twee meldingen ingediend aan ons adres. Maar we herinneren ons uit onze eigen tijd in het kleinseminarie toch nog wel dat er soms een staflid was die enkele studenten met voorliefde behandelde. ”Vriendjespolitiek” zeiden we wat misprijzend. Maar niemand van ons dacht toen dat er misschien meer aan de hand was. Hopelijk hadden we gelijk.

Als provinciale overste kwam ik er mee in aanraking. Een jonge man belde op. Heel summier maar toch duidelijk gaf hij aan dat hij seksueel misbruikt was door een van ons, die echter inmiddels gestorven was. Zijn psychotherapeut ried hem aan dan contact op te nemen met de verantwoordelijke overste om zijn verhaal te doen. Hij richtte zich dus tot mij. Geen prettige boodschap om mee aan te komen bij een totaal onbekende overste. Ik beloofde dus zelf naar hem toe te komen. Het werd een heel open gesprek. Hij zei dat het hem goed deed zijn verhaal eindelijk kwijt te kunnen. En voor het eerst begreep ik wat een onheil er aangericht wordt in de levens van jonge mensen die weerloos dit soort van mishandeling moeten ondergaan. En hoe eenzaam het maakt. Want ze konden lang hun verhaal nergens kwijt. Niemand geloofde hen. En overheden stopten het in de doofpot ter bescherming van de “goede” naam!

Een ereplicht

Nu komt er openheid. En dat is goed en hopelijk helend voor hen die van deze manier van doen te lijden hadden. Kerkelijke bedienaars hebben het in hen gesteld vertrouwen beschaamd. Dat geneest ijdele zelfingenomenheid. Het is waar dat het over minderheden gaat. En dat seksueel misbruik buiten de kerk ook een probleem is. Maar kerkmensen en opvoeders hebben een duidelijke ereplicht om jonge mensen verder te helpen op hun levensweg. En hun levens niet te bederven. Dit misbruik moet bestreden worden. Dat is duidelijk. En dat vergt openheid.

Piet Kramer (’t Zand, 1934 )


“De Schone Voleinding”

Zo heette een boek van Antoon Coolen over de laatste jaren van een pastoor in een Peeldorp. Het zou ook goed staan als naam voor onze gemeenschap, waar velen na een goed en langdurig bestaan in Afrika naar hun einde toeleven.

In het restaurant zorgen halve muren voor een scheiding. Zo zitten we wat apart en kunnen onder ons Afrikaanse herinneringen ophalen. Het houdt ons als missionaire gemeenschap wat bijeen. Sommigen van ons nemen ontbijt en avondbrood op hun eigen kamer zoals de meeste leken het doen. Dat veroorzaakt soms brandalarm, als rook van een gebakken ei teveel is voor de brandmelder. Dan staat de brandweer zo voor de deur. Loos alarm! De wandelgangen in de nieuwbouw, brede binnenwegen, kregen een decoratie met foto´s van hoe de gebouwen eruit zagen voor de verbouwing. Nostalgische beelden. Er staan ook Afrikaanse voorwerpen uitgestald.

De nieuwbouw is inderdaad af. Met zorg is het einde bereikt van de aanpassing van ons wooncomplex aan de moderne eisen. De laatste weken werden besteed aan veelvuldige bedrading om ons van elektriciteit te voorzien. En bloemen, bomen en struiken in de tuin te planten.

Binnenshuis, in de oudbouw, kwamen er een leeszaal en een activiteitenruimte tot stand, waar druk gebruik van wordt gemaakt. Daar zijn ook de kantoren van de verpleging, een kantoor ook voor onze ‘moeders’, José en Annie, de dames die de sociale en zakelijke kant van ons missionarisleven hartelijk en met kennis van zaken behartigen.

Bij de officiële opening door de heer E. Delsing, directeur, en pater J. Mol, onze overste, die samen symbolisch een lint doorknipten, zong een mannenkoor gezellig enkele liederen. Een zoon van de overledene zong een solo en bood zijn vader bloemen aan. Hij was 88 haar oud en was mijnwerker geweest. Kort na de feestelijke opening stierf pa als eerste van de nieuwe bewoners. Uiteraard zijn de meeste leken mensen uit Midden-Limburg, terwijl wij, witte paters, afkomstig zijn uit heel Nederland: van Ameland tot Brabant en Limburg.
Vredig genieten we van de rust in onze laatste levensjaren.

Nico de Bekker (Lith, 1922)
Miti54jb@kpnmail.nl


Nieuws uit Burkina Faso

p. Willy Burm

Onze parochie, Dori, is op 30 maart officieel overgedragen aan de Burkinabese clerus.

Mijn confrater, Juvenal Sibomana (M. Afr. Congo, 1971) zou onmiddellijk na Pasen vertrekken om in Bangalore, India, te gaan studeren. (En zo deel te kunnen gaan uitmaken van de staf van ons vormingshuis voor Indiërs. Red.) Tenminste, als hij zijn papieren in orde kan krijgen. Maar er was nog niemand om het van ons over te nemen, want van de twee diocesane priesters die hier met ons zijn, gaat er een op verlof en de ander vertrekt naar Rome op uitnodiging van de paus vanwege het Jaar van de Priester. Hij is onze afgevaardigde, want wij kunnen er natuurlijk niet allemaal naar toe. Daarom heeft de provinciale overste ons gevraagd te blijven tot zijn terugkeer. De benoemingen in het bisdom zijn pas na de priesterwijdingen in juli, augustus. In het bisdom Dori hebben we nog geen landseigen priesters. Maar ieder jaar krijgen we twee priesters uit andere bisdommen. Het is altijd een verrassing wie er dan gestuurd wordt.

Na 30 juni verhuis ik dan naar Aribinda, dat ook een parochie is in ons bisdom Dori. Het is de laatste post waar wij, missionarissen van Afrika, nog werken. Aribinda ligt nog verder bij Ouagadougou vandaan als de stad Dori: ongeveer 400 kilometer.

Aribinda kent geen airconditioners want er is geen elektriciteit. Wel zonne-energie: het is er af en toe bijna 50 graden! Geen waterleiding zoals in Dori, geen banken, geen supermarkten, geen postkantoor, en zelden een andere auto dan die van de missie. Dus wat materiële voorzieningen betreft, kan ik niet zeggen dat ik er op vooruit ga. Mijn voorgangers zeiden dat het er wel niet gemakkelijk is, maar dat je er toch gelukkig kunt zijn.

Ik zal er niet de oudste zijn, want er is een confrater van 81 jaar. Ik degradeer dus, want hier in Dori ben ik wel de oudste. Mijn confrater, die nu nog met mij is, Gebriele Pirazzo (Italië, 1940), zal naar de hoofdstad gaan, waar we ook nog een parochie hebben. Ik kom dus voorlopig niet naar Nederland terug. Zolang mijn gezondheid zich goed houdt, blijf ik hier.

Op veel plaatsen in Burkina Faso hebben ze regen gehad, maar wij nog niet en we snakken er naar. Gisterenmiddag was het hier 47 graden. Gelukkig hebben we even elektriciteit gekregen van onze elektriciteitscentrale. Die valt vaak uit en laat ons dan in de kamer zitten met een temperatuur van 39.8 graden. Nu krijgen we de temperatuur misschien een paar graden lager. Buiten zitten we de laatste tijd steeds tussen 45 en 48 graden. Niet al te gemakkelijk om te joggen, maar dat doe ik toch nooit. Met beste groeten,

Willy Burm (Hulst, 1936)
wburm@fasonet.bf


Nieuws uit Kenia


Pater Riny in Nairobi

Met Pasen was er hier veel regen, maar toch waren de kerken of kerkjes goed bezet. Tot twee keer toe was ik in de gevangenis. Wij zijn een soort aalmoezenier; geen veroordeelden! Daarna was ik twee keer in een buitenstatie van de krottenwijk. Maar de mensen hebben genoten. En ik ook!

Ik zit meer en meer in het werk om jongeren aan te trekken die zich bij ons willen aansluiten. Tot nu toe hadden we Charles Obanya, een Keniaanse medebroeder die daar alleen voor zorgde. Maar nu ben ik er ook bij betrokken en zijn we dus twee man sterk. Het ziet er naar uit dat er al meerdere kandidaten zijn voor het volgend jaar. Hoe trekt men jonge mensen aan?

De vorige week was ik in de stad Embu; de week daarvoor in Nyeri. Ik reis graag met het openbaar vervoer en het leukste vind ik dan om met 22 mensen in een busje te zitten dat bestemd is voor slechts 14 passagiers. Dan is het hutje mutje, tjokvol. Ik moet zeggen dat de pastoors in de parochies waar we aankomen, ons heel hartelijk ontvangen. We zitten dan tot laat in de avond te praten. Dat doet me goed.

Ik heb er nog een extra taak bij want ik heb de brochures van de witte zusters ook bij me en geef die uit aan de jongedames. Als ze mij zien, dan leven ze op! Of anders ik wel! Dat gaat allemaal in een moeite door als je drie tot vijf duizend jongeren bij elkaar hebt. Het is eigenlijk zoeken naar die ene naald in een hooiberg om een toekomstige broeder, een zuster of een pater te vinden. Maar slagen doen we!

Kort geleden lachte ik me een kriek toen er ongeveer vijfhonderd jonge dames en jongens bijeen waren gekomen. Zij liepen me straal voorbij want ze hadden natuurlijk alleen oog voor elkaar! Wie niet? Daarom maak ik ook reclame voor huwelijken! Allemaal in de brochure! “Neemt ‘t mee, neemt ‘t mee, je gaat er voor voor de rest van je leven!”

Ik maak het dus prima. Ik leef in een vitale communiteit.

Riny van Broekhoven (Nispen, 1938)
rinyvanbr1938@yahoo.fr


Vanuit Noord Afrika

schrijft p. Geert Groenewegen

Geert Groenewegen

“Een gemeenschap van gemeenschappen”

Op 18 mei werd het 15-jarig bestaan herdacht van het missionair project in de Schilderswijk van den Haag. Een hele schare belangstellenden kwam samen in het huis van de paters SVD en de zusters van de H. Geest om te luisteren naar wat er in het verleden is bereikt en wat er nog gaande is. Wij, missionarissen van Afrika hebben daar vanaf het begin een goede inbreng gehad. Er werd contact gezocht en onderhouden met immigranten en vluchtelingen, met hindoes en moslims. Er werd meegedaan met het werk van het pastorale team van het bisdom en de wijkraden. Engels sprekende en Frans sprekende christenen - veelal uit Afrika - werden bijeen gebracht in levendige gemeenschappen. Sociaal werk voor immigranten werd opgezet en gesteund en er werden taallessen gegeven.

Onze mensen: als eerste Geert Groenewegen, daarna Carol Vismans, Hans Pauwels, Sjef Cuppens, Johan Miltenburg en het M.M.A. -lid Evelien Rooymans, hebben er prima werk gedaan. De SVD paters en de zusters hebben kans gezien om ook jonge medewerkers aan te trekken: uit Indonesië, India, de Filippijnen. Wij, missionarissen van Afrika, trekken ons noodgedwongen door vergrijzing van ons personeel geleidelijk terug uit het project. Op de bijeenkomst vertelde Sjef over de droom die de grondslag was van onze missionaire inzet: Een gemeenschap van gemeenschappen scheppen in deze immigrantenwijk: mensen samen brengen tot onderlinge steun en inspiratie.

Van Den Haag naar Tunesië

Inmiddels is Geert vertrokken naar Noord Afrika. Hij heeft al jaren in Afrika gewerkt: eerst in Mali, later in Zambia. Daarna in de Schilderswijk. Tussendoor een korte periode in Zuid Afrika. En nu dan in Noord Afrika. Omdat een verblijfsvergunning voor Algerije uitbleef, vertrok Geert naar Tunis. Van daar zou het wellicht gemakkelijker zijn om naar Algerije door te stoten:

“Ik ben nu in Tunis in de rue Jemaa el Houa waar de IBLA (Institut des Belles Lettres Arabes) is gevestigd - het oude studiehuis van de witte paters met een grote bibliotheek ten bate van dialoog en hulp aan onderzoekers en studenten - of tenminste wat ervan over is sinds de brand die nog een mensenleven eiste… Ook het bluswerk veroor-zaakte enorme schade…. Er is nog weinig gerepareerd en de deuren hangen er allemaal scheef bij. Het hele huis heeft nog steeds een brandlucht tot in de kamers toe. De bewoners zijn specialisten in Islam, Arabische cultuur en geschiedenis en Tunesische belangen … De hele dag lopen er mensen in en uit … oud-studenten, belangstellenden, en meelevenden … die proberen de bibliotheek weer een beetje op orde te krijgen … Vrijwilligers, die met kwasten en föhnen de boeken drogen en schoonmaken. Het is soms moeilijk om een keuze te maken: repareren of weggooien. Alle boeken worden gecontroleerd en elders opgeslagen. Dan kan het gebouw gerestaureerd worden … We hebben het druk met te redden wat nog te redden valt. Dus zitten we met handschoenen aan en mondkapjes op boeken uit de as te halen. Als ze er weer een beetje fatsoenlijk uitzien worden ze in de zon te drogen gelegd… Een team boekbinders is bezig een aantal boeken te herstellen.

De stad zelf: witgekleurde vale huizen waarvan de vensters meestal gesloten zijn of half open hangen … Maar iedere avond worden de straten schoon geveegd en het huisafval opgehaald. De bezem is hier nog koning en de handkar favoriet. Nauwe straatjes, vooral in de medina, het stadscentrum, met overal kleine winkeltjes met sieraden en lederwerk, textiel een aardewerk.

We kerkten in een kerkje vlak bij de haven. De meeste kerkgangers zijn buitenlanders, veelal Afrikanen van bezuiden de Sahara: studenten of ambassade personeel. De plaatselijke christenen - voor het geval die er zouden zijn - kunnen zich niet als zodanig afficheren.”

Geert G. (Naaldwijk, 1937)
Geertgroen@hotmail.com

Eindelijk . . . .

Op 30 maart vertrok Geert naar zijn bestemming: Algerije. Daarover meer in de volgende Contactbrief.


Gedenken
we
onze
overledenen

  • 17.03.2010
      Mw. Gertrudis Plasschaert
      Familie van p. Peter Nuyens, Zeeland
    • 21.03.2010
      Mw. Maria Cornelia Wester-Nuyens
      Familie van p. Peter Nuyens, Zeeland.
    • 31.03.2010
      Dhr. Jean Livain
      schoonbroer van p. J. Donders, VS
      en van br. P. Donders, Steensel
    • 04.05.2010
      Mw. Betsy Thijssen
      Zij had veel vrienden onder de witte paters. Naast de zorg
      voor haar gezin zette zij zich jarenlang in voor Molukkers,
      Chileense vluchtelingen, Christenen uit Turkije en
      Afrikaanse immigranten.
      Ze kwam voor hen op tot in de gerechtshoven
      en ministeries toe. Ze organiseerde opvang,
      onderduikadressen (o.a. in ons huis “Karibu” in Nijmegen),
      hongerstakingen, de bezetting van zgn. Christen-Turken
      in de St. Jan in Den Bosch.
      Ze ging ook naar Afrika. Tot de kogels haar in Somalië
      om de oren floten. Moed. Doorzettingsvermogen. Hartelijkheid. Gastvrijheid. Humor: Een pracht mens.
    • 25.05.2010
      Mw. Riet de Jong – van der Pol
      Zus van p. Jan v.d. Pol

    De verantwoordelijken.