Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 1e kwartaal 2010

Contactbrief 1e kwartaal 2010

vrijdag 16 april 2010, door Webmaster

Omslag Contactbrief nr. 175 (maart 2010)

MISSIE ALS AANWEZIGHEID


Het jaar 2010 zijn we nog maar pas begonnen en we hebben al twee medebroeders die ons in Heythuysen zijn ontvallen. En steeds weer bij een overlijden, als je zo een uitvaart aan het voorbereiden bent en die missionarislevens overziet, sta je met stomheid geslagen over die prachtige levensverhalen. Meer in het bijzonder over al de eenvoud ervan. Het gaat dan niet om grote ontwikkelingsprojecten of buitengewone heldendaden, maar meer en intenser over het gewoon naast mensen staan, met mensen samen optrekken, mens onder de mensen en met de mensen willen zijn. Is dat niet het meest wezenlijke van de ware missionarisroeping?

Bij de voorbereiding van het komende kapittel in mei van dit jaar in Rome, hebben wij wederom de vraag moeten stellen wat is eigenlijk “Missie “, en waar gaat het in wezen om?
Vaak kregen wij als antwoord dat het in ieder geval altijd onze traditie was om dicht bij de mensen te staan en te leven. We kregen als opdracht mee om te leven zoals de mensen waartoe we gezonden werden, ons helemaal in te leven in hun leven, hun taal te spreken, hun voedsel te eten, in huizen zoals zij te leven. Heel concreet alles voor allen te zijn. Dat was en zou ook ons charisma moeten blijven, onze specialiteit. Is dat ook niet de diepere betekenis van de menswording van Gods Zoon? Hij ook was simpel mens onder de mensen, in alles aan ons gelijk. We hopen dat het komende kapittel dit traditioneel missionair charisma in ere zal blijven houden, al zal het moeten worden aangepast aan moderne omstandigheden van Afrika vandaag.

Ook de missionaire wereld in Nederland denkt steeds meer in termen van presentie, aanwezigheid als missionair ideaal En dan komen ook heel dicht bij bewegingen als die van “barmhartigheid” of die van “compassie”. Het zich inleven in het leven van anderen, openstaan voor de gevoelswereld of lijdensweg van anderen, meevoelen, meelijden, mee op weg gaan, zonder altijd de middelen te hebben om oplossingen te kunnen aanreiken.
Het nodigt ons eerder uit om ons te laten raken door de ander, ons te openen voor de ander en de ander te ondersteunen zelf op te staan en eigen oplossingen te vinden die doeltreffend zijn in eigen
wereld. Mensen zo met eerbied benaderen en hun kansen bieden en ruimte geven helemaal zichzelf te kunnen zijn en ook steeds meer te worden

Dit alles doet mij denken aan de manier waarop een franciscaan mij eens het verhaal van de barmhartige Samaritaan vertelde en uitlegde. Alles draait dan om drie momenten.
Het eerste moment is ‘JE LATEN RAKEN’. Het gaat er om je in je diepste zelf, in je innerlijk wezen, in je hart of je ingewanden, te laten raken door de ander, in zijn situatie, en zo te komen om je helemaal in te leven in de gevoelens van die ander in zijn situatie. Je laten beroeren.
Het tweede moment is dan ‘JE NADER BRENGEN’ In evangelische termen zou je ook kunnen zeggen je de naaste maken van de ander, of de ander de naaste maken van jezelf. Je betrokken gaan voelen met de ander ook juist in de situatie waarin de ander zich op dat moment bevindt. Hij wordt mijn broeder of zuster in al de werkelijkheid van dit woord, bloedverwant. Ik herken een band die ik met de ander heb, wie hij in werkelijkheid dan ook is. In ieder geval geen vreemdeling meer, geen echte ‘andere’, maar een ander ik.
Het derde en slotmoment is dan ‘DE ANDER OMHELZEN’. Het is de uiteindelijke herkenning van je zelf in de ander, hem omarmen, hem echt beminnen met een ware liefde, een dienende liefde. Het is ook een verzoening, een worden met de ander, die een van mij wordt.

In moderne, meer filosofische termen zouden we die drie momenten ook kunnen benoemen zoals Cardijn voor zijn kajotters: ZIEN, OORDELEN, HANDELEN. Maar misschien zegt dan toch de parabel van de barmhartige Samaritaan ons hetzelfde, wel is waar, maar op een meer levendige wijze, meer evangelisch. Het gaat dan ook echt meer om die spiritualiteit van de AANWEZIGHEID, een missionaire aanwezigheid, met warmte, want ik wil de naaste zijn van de ander en de ander mijn naaste maken en zo samen leven delen.

Ik wens iedereen een mooie veertigdagentijd in opgang naar Pasen .
Christus was in alles aan ons gelijk, in leven, in lijden en ook in dood, opdat wij allen leven zouden hebben in zijn naam, leven in overvloed, volledig mens te zijn maar dat is medemens te zijn. Aanwezig bij elkaar.

Jan Mol


KAPITTEL 2010:

Aan het Kapittel in mei 2010 te Rome nemen 42 medebroeders deel, 40 paters en 2 broeders. 14 ex-officio en 28 gekozen leden, die worden bijgestaan door 16 functionarissen, onder wie André Schaminée als de eerste secretaris en Piet Horsten als raadsman voor juridische zaken.
Jan Mol is de tweede substituut van de Europese Provincie.
Van de Ghana-Nigeria provincie is Ferdinand van Campen de substituut en Toon van Kessel van de Zuidelijk Afrika provincie.
15 deelnemers zijn Afrikaan, 22 Europeaan, 4 Amerikanen en 1 Aziaat. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is bijna 53 jaar.
Meer details staan op de website van Rome.(www.africamission-mafr.org).


CONFRATERS OP VERLOF


Aankomst Naam Adres Tel.
08-01-10 Martien Berends Modestusstraat 20
5101 PB Dongen
Tel. 0162 -
38 31 31
02-03-10 Cor de Visser Kamperfoeliestraat 32
5241 XS Rosmalen
Tel: 073 -
521 20 01
08-03-10 Jan Heuft Evreuxlaan 9
5627 BS Eindhoven
Tel: 040 -
242 86 48
06-04-10 Jan van Haandel Pentelstraat 21
5469 BG Erp
Tel: 0413 -
21 32 08

BENOEMINGEN:


Sectorraad:
Door het vertrek van de paters Gerard Derksen en Geert Groenewegen naar Afrika werden door de confraters twee nieuwe leden voor de Sectorraad gekozen. Martien van de Ven (St. Charles) en Piet Kramer (Dongen) werden gekozen en bijgevolg benoemd door Jan Mol.

St. Charles:
Op 1 februari 2010 traden twee dames in dienst bij de Witte Paters voor de communiteit in Heythuysen.
Mevrouw José Hendriks – Croymans uit Haelen als ‘coördinator’ en mevrouw Annie Keijsers – Duijf uit Horst als ‘contactpersoon’.
Beide hadden een leidinggevende taak in de zorg.
Pater Jan Mol is de canonieke overste van de communiteit te Heythuysen en de eindverantwoordelijke voor de dames.
In hun nieuwe uitdaging werken de dames ter plaatse samen in een team met pater Martien van de Ven en pater Louis Melis. Dit team wordt ondersteund door de door de communiteit gekozen leden van de huisraad.
Verder hebben nog verschillende confraters een taak/werk voor de communiteit.


IN MEMORIAM


Pater HERMAN (Hermanus, Bernardus) SCHUUR overleed op 30 januari 2010 te St. Charles – Heythuysen.

Herman werd geboren op 19 april 1932 te Emmer-Compascuum.
Om missionaris te worden volgde hij de opleiding in onze vormings-huizen van Sterksel, Esch bij Boxtel, ’s-Heerenberg en Monteviot (Schotland).

In ‘s-Heerenberg verbond hij zich in juli 1957 door de missionariseed aan onze Sociëteit en werd er op 12 juli 1958 priestergewijd.

Herman had een gezond oordeel en was een doorzetter. Hij wilde een taak zo goed mogelijk uitvoeren; kon wel eens verstrooid overkomen. Op hem was van toepassing: langzaam maar zeker. Hij was steeds bereid een dienst te verlenen, kon met iedereen goed overweg en was recht door zee; men wist wat men aan hem had. Tijdens zijn vormingsjaren typeerde een leraar hem, en later ook zijn regionale overste in Tanzania als: “Hij is aangenaam gezelschap, die met belangstelling luistert; een degelijke medebroeder. Zijn beoordeling van personen en gebeurtenissen vaak accuraat… Hij wil graag meer weten over personen en gebeurtenissen, en luistert steeds met belangstelling…Hij sprak de taal vloeiend en doet het parochiewerk graag”.

Op 30 september 1958 vertrok Herman naar Tanzania, het bisdom Mwanza, om in de parochie van Kahangala de Sukumataal en kultuur te leren. Vanaf april 1959 tot eind 2002 werkte hij in de parochies van Kalebejo, Buhinga, Nyalubere, Sumve en Nzera.
De parochie Kalebejo telde 10.000 katholieken, verspreid over vele kerkdorpen. Herman begon er met een maandelijkse vergadering van de parochieraad, met een vertegenwoordiging uit alle kerkdorpen van de parochie. Zijn collega toen vond “dat het goed op poten gezet was”. En in januari van dit jaar schreef een jongeman van toen van de parochie van Sumve, (hij is nu priester): “Pater Herman hield van Sumve en de bevolking van hem…" Zij gaven hem de bijnaam ‘Nkwilima’ (schoonzoon). Dat wil zoveel zeggen als: opgenomen in zijn familie, en met iedereen goede relaties zoeken. Bij gelegenheid van zijn zilveren priesterfeest in Sumve in 1983 liet hij een aantal koeien slachten voor zijn vele gasten; dat geeft aan dat hij Msukuma met de Wasukuma was.
Herman was dicht bij de mensen, was vooral zorgzaam voor zieken en armen; was zeer pastoraal en ging het liefst op “safari” en buurten met de mensen.
Hij heeft met de bevolking veel kerken gebouwd, op enkele plaatsen geholpen door vrijwilligers uit Nederland. Hij had goede relaties met hen. Eind december bezochten hem nog twee oud-vrijwilligers in Heythuysen.
Jarenlang heeft hij de Derde Orde van St. Francisus begeleid in de verschillende parochies van het bisdom, waar hij veel tijd en energie in heeft gestoken.

Niet onopgemerkt mag blijven dat Herman op zaterdagmiddag het liefst bij de radio zat om naar de sportuitzendingen van de BBC te luisteren. Voetbal was zijn passie. Ook in Afrika heeft hij nog jaren gevoetbald en tijdens de wereldkampioenschappen voetbal was hij meestal in Nederland, om deze op de tv te volgen. Ook in Tanzania kreeg hij gratis het abonnement “Voetbal International” en “Soccer”.
Omdat hij bijzondere aandacht had voor jongeren in de parochie waar hij werkte, vloeide uit deze passie voort dat hij hen enthousiasmeerde door het opzetten van veel voetbalverenigingen. Hij organiseerde zelfs voetbalcompetities voor de parochiebeker.
In 1997 schreef hij: “Mijn ouderdom begint zich ook te laten gelden in verminderend gehoor en vergeetachtigheid. Voor de rest ben ik redelijk gezond. Het werk beantwoordt nog steeds aan mijn innerlijke overtuiging dat het de beste manier is je leven te vullen”. Vandaar dat Herman zelf in 1999 vroeg dat iemand van hem de parochie als pastoor overnam. Hij bleef er pastor.

Herman kwam 16 november 2002 voor goed terug naar Nederland en vestigde zich te Heythuysen. Hij was een gezellige medebroeder, bescheiden, open, eenvoudig levend. Bleef genieten van voetbal; hield van wandelen en fietsen en van praten over het verleden, speciaal over zijn tijd in Kalebejo. In augustus 2009 gaf hij zijn kelk aan een diocesaan priester van Sumve, die hem kwam bezoeken.
Hij voelde zijn krachten minder worden. De laatste jaren zijn dan ook niet gemakkelijk geweest voor Herman, omdat zijn geestelijke vermogens afnamen. Daar was hij zich van bewust en dat maakte het juist zo moeilijk. Maar toch bleef hij sterk betrokken bij de noden van de mensen in Afrika, die hij ook daadwerkelijk bleef ondersteunen in zover dat voor hem mogelijk was: mensen die hij gekend had in Tanzania, maar ook vluchtelingen in Congo en Sudan.
In die moeilijke jaren heeft hij ook veel steun ondervonden van zijn zus Riet, die hem vanuit Weert regelmatig kwam bezoeken en helpen.

Op woensdag 3 februari 2010 hebben wij Herman herdacht in de Eucharistieviering in de kapel van St. Charles en hem daarna begraven op ons kerkhof aldaar.

- . - . - . - . - . - . - .


En op 14 februari 2010
is overleden

broeder
JAN (Johannes, Hendrikus, Maria) REIMERT

(Br. Amandus), Missionaris van Afrika
Witte Broeder.

Jan werd geboren op 29 mei 1927 te Raalte. Hij werkte 6 jaar thuis op een gemengd bedrijf met zo´n 30 koeien; in die periode behaalde de hij diploma´s in landbouw en in zuivel.
Om missionaris te worden volgde hij de opleiding in onze vormingshuizen van St. Charles bij Boxtel en ’s-Heerenberg, waar hij zich op 7 september 1950 door de Missionariseed verbond aan onze Sociëteit.

Jan was een harde werker, met precisie en betrouwbaarheid; een taaie doorzetter met sterke wil. Hij wilde anderen niet tot last zijn, kwam daarom wat teruggetrokken over en werkte graag alleen. Hij leefde sober. Hij was stil van aard en hield van lezen, o.a. over spiritualiteit en theologie. Wanneer iemand zijn vertrouwen had, kon hij een heel interessant gesprek voeren, want hij had een brede cultuur. Hij kon van die laconieke uitspraken doen, keek je dan eerst heel ernstig aan en dan veranderde zijn gezicht in een guitige lach.

Na zijn eerste professie in 1950 werd hij benoemd voor St. Charles om voor de groentetuin te zorgen.
In augustus 1955 ging Jan naar Marienthal voor voortgezette vorming. In oktober 1957 kon hij naar Zambia, het aartsbisdom Kasama, en werd er benoemd voor de bouw. Hij leerde er de plaatselijke taal Bemba. Hij werd een bekwame vakman, bouwde goed en degelijk, wat dan iets meer tijd en geld kostte. Elk jaar had hij een bouwprojekt in een andere parochie, achtereenvolgens Kapatu, Chilubula, Malole, Mulobola, en 3 jaar in Nsombo waar een nieuwe parochie opgericht werd met alle benodigde gebouwen.
In juli 1964 kwam hij oververmoeid voor een langer verlof naar Nederland. Sinds 1965 had Jan elk jaar weer een nieuw bouw-project in vier verschillende parochies. Daarna verzorgde Jan de moestuin en fruitbomen in Chilubula, Mporokoso en Malole en het onderhoud van de gebouwen.
Zijn Regionale Overste typeerde hem als: “Een uitstekende werker, met een diep geloof; een zeer behulpzame en gewillige missionaris”. Hij voegde er aan toe: “Hij is geneigd om te hard te werken, zich niet genoeg te ontspannen. Daardoor leeft hij voortdurend onder spanning. Wij konden hem maar niet zich laten ontspannen door een tijd vrij te nemen of zo”. Hij was vooral goed in tuinieren, zowel voor groenten als voor siertuin, zoals iemand zei: “Hij tovert de omgeving van de pastorie om in een tuin van Eden”!

Jan kwam eind 1973 voor goed terug naar Nederland.
Hij verzorgde met toewijding en deskundigheid de grote moestuin van St. Charles, eerst in Boxtel en sinds 1987 in Heythuysen. Hij delfde er ook meer dan de 150 graven voor onze medebroeders. Het was hem een eer om steeds opnieuw een ongekend gaaf graf te delven: strakke, gladde kanten en bodem, geen kluitje of wat los zand onder in het graf en enkele in het zand getekende kruisjes voor zijn uitverkorenen.
Hij hield ervan om met de omwonenden te gaan praten. Hij ging dan te voet of pakte de fiets. Hij had de gave om kontakten te maken. Hij kende als geen ander van ons de wijde omgeving en wist velen te wonen. Velen kenden hem en Jan hen.
Geregeld kon je hem ook zien koffie drinken voor de supermarkt in geanimeerd gesprek met voorbijgangers er langs kwamen. Hij onderhield ook zeer goede kontakten met onze medewerkers
Jan kreeg een ernstige ziekte, waardoor de laatste jaren erg zwaar voor hem werden. Na weken van waken door zijn medebroeders is hij op 14 februari rustig ingeslapen in aanwezigheid van een van hen.
Op vrijdag 19 februari 2010 was de uitvaartdienst in de kapel van St.Charles, waarna hij ter ruste werd gelegd op ons kerkhof aldaar.


OVERLEDEN FAMILIELEDEN

EN KENNISSEN

datum naam
17 december De heer J. Dewez,
broer van broeder Frans Dewez in Kampala - Uganda.
17 december De heer G. Campschreur,
broer van overleden broeder Johan Campschreur.
25 december Mevrouw J. Pennings – Adriaenssens,
schoonzus van pater Frits Pennings te Heythuysen.
28 december Eerw. Zr. M. Dijkman (Zr. Nenitia) - Witte Zuster
01 januari Eerw. Zr. Fr. van Berkel (Zr. Francois de Borgia),
Witte Zuster; zus van zuster Wilhelmien van Berkel (WZ)
en overleden broeder Jordaan van Berkel.
10 januari Mevrouw G. Bles – Hoppenreijs,
zus van overleden pater Theo Hoppenreijs
27 januari Mevrouw A. van der Maden – van der Hoorn,
zus van overleden pater Jo van der Hoorn.
29 januari De heer C. Oppers,
schoonbroer van overleden broeder Toon van Erp.
23 februari De heer H. Berends,
broer van broeder Martien Berends te Dongen.
08 maart Mevrouw D. van Dongen – Timmermans,
schoon-moeder van mevr. Thea van Dongen (Economaat)
10 maart De heer G. Franssen,
broer van pater Harrie Franssen te Sterksel
en neef van broeder Harrie Schellen in Dongen.
19 maart De heer J. Kok,
oud-buurman op de Heemraadssingel te Rotterdam.

CONFRATERS SCHRIJVEN


MISSIONAIR PROJECT DEN HAAG

Eind december leverde Geert Groenewegen ons de volgende bijdrage:

HERINNERINGEN................

Het was verwonderlijk dat tegelijkertijd de Witte Paters en de S.V.D. en de S.S.P.S. de inspiratie kregen om in Den Haag een Missionair Project op te starten. Misschien dat het in de lucht hing binnen de veranderende tijdgeest, misschien dat wereldwijd het missionair denken op een tweesprong gekomen was en dat er zich nieuwe keuzes aandienden. Wat er ook van zij, op 1 Januari 1993 begonnen Theo Smeets S.V.D. en Geert Groenewegen, Witte Pater, een samenlevings- en samenwerkingsformule die haar waarde in de loop van de jaren bewezen heeft.
Beiden hadden we een missionaire achtergrond in de Afrikaanse Kerk. We waren in de loop der jaren meegegroeid van de Nederlandse samenleving en cultuur en hadden ons ingeleefd in andere culturen. Vanwege de afstanden in die tijd wisten we weinig van de ontwikkelingen in Nederland af en als we op vakantie waren interesseerde het ons meer om hulpmiddelen in te zamelen voor ons voortgaande werk ergens in Afrika dan om ons te verdiepen in ontwikkelingen in Europa.
Deze nieuwe opdracht in Den Haag overviel ons eigenlijk en we zeiden er ja tegen zonder te beseffen waar we aan begonnen. Ook onze oversten die ons in Den Haag benoemden hadden eigenlijk geen idee hoe een missionaire opdracht in Nederland er uit zou kunnen zien. We kregen wel een dak boven ons hoofd, maar de te volgen route moest nog helemaal uitgevonden worden. Het werd een fascinerende ontdekkingstocht langs mensen en instellingen die ons allemaal hun eigen verhaal vertelden en ons zodoende hielpen onze richting te vinden in deze voor ons nieuwe wereld.
We ontdekten al snel dat Kerk en Maatschappij zich langs zeer verschillende wegen ontwikkelden. In de traditionele kerk ontmoetten we vooral een geest van gelatenheid, van schipbreukelingen die apathisch afwachtten waar het schip van de kerk zou stranden.

In de maatschappij was er ook bezorgdheid over de toevloed van migranten, over Multiculturaliteit en Multireligiositeit.
Onzekerheid knaagde aan de politiek en de gevoelens van onveiligheid groei-
den. Vooral het groeiende aantal Moslims verontrustte. Men kon met de nieuwe
situatie niet omgaan.
Al observerend en discussierend, al vragen stellend en analyserend, kregen we
een idee hoe we de situatie moesten begrijpen. Velen zijn ons daarbij zeer van dienst geweest. Het mondde uit in een visie waarin inbedding tussen de locale bevolking het uitgangspunt werd. We moesten dus gaan wonen, leven en werken daar waar de problematiek het sterkst leefde. En dat was in de Schilderswijk. Maar openheid naar de algehele Haagse werkelijkheid bleef het uitgangspunt. Ook wilden we een horizontale inbedding samen laten gaan met inbedding op het politieke en bureaucratische vlak.
Betrokkenheid bij de bevolking was het uitgangspunt. We moesten bekend raken bij en geaccepteerd worden door de mensen van alle religie en kleur. Dit deden we via de bewonersorganisaties. Dan ontmoetten we al snel groepen christelijke migranten die een plek zochten om zich te organiseren; ook hen hebben we in de loop der jaren kunnen leiden door de doolhof van bureaucratie en tegenwerking op alle niveaus.
We werkten ook vanaf het begin samen met de protestantse Lukas kerk die, in de persoon van Ds. Willink, al een ruime ervaring had in de wijk. En tenslotte kwamen we uiteraard in contact met de katholieke Willibrord parochie, waarbinnen we ons een plaats moesten zien te veroveren. Ook dit was geen uitgemaakte zaak omdat velen onze komst niet bepaald als een zegen beschouwden. Contacten met de moslimgemeenschappen zijn moeilijker van start gegaan en hebben meer voeten in de aarde gehad.
U vraagt zich misschien af wat wij daar wel dachten te gaan doen. Nou, dat wisten we zelf ook niet. We hadden dan wel een strategie van benadering van groepen en organisaties, maar geen idee wat we voor hen zouden kunnen betekenen. Het was dus onze ervaring met mensen, gedachten en ideeën van mensen, die we overal
ontmoetten, die van lieverlee onze agenda begon te vullen. We kwamen dus niet met een plan of agenda, zelfs geen geheime agenda, maar lieten de mensen onze agenda bepalen. Zij ontdekten wat we voor de wijk en de stad, voor organisaties en mensen zouden kunnen betekenen naarmate ze ons leerden kennen. En dat heeft onze aanwezigheid in wijk en stad steeds gekenmerkt. Mensen bepaalden de meerwaarde die onze aanwezigheid voor hen kon betekenen. Uiteraard had dat beperkingen door mankracht en (on)mogelijkheden dan wel door verschillen van mening.
Uiteraard droegen we wel een mens- en wereldbeeld met ons mee waarover we geen onduidelijkheid lieten bestaan. De mensen wisten waar ze met ons aan toe waren. Zeer veel mensen moesten, in de loop der jaren, hun visie op kerk en “kerkmensen” volledig herzien. Onze identiteit was bij iedereen bekend. Onze strijd tegen alle vormen van discriminatie, onze benadering van onverschillig wie, ons opkomen voor de minderbedeelden, voor rechtvaardigheid en gelijkheid, was bij iedereen bekend en gerespecteerd. Onze visie werd dus langzamerhand gemeengoed in de samenleving. Vluchtelingen en ontheemden vonden bij ons een luisterend oor en praktische hulp. Zo hebben we geholpen om de atmosfeer van wederzijds wantrouwen tussen de verschillende groepen om te buigen. We hebben de indruk dat we daarin toch enigszins zijn geslaagd.
En zo heeft ons “missionaire project” door de jaren heen vrucht gedragen. Aanvankelijk wisten we niet waar en hoe te beginnen, maar nu is onze aanwezigheid in wijk en stad uitgegroeid tot een gewaardeerde bijdrage. Kwalitatieve ontwikkelingen zijn niet in statistieken te vangen en kunnen alleen via sociologisch onderzoek benaderd worden. We kunnen alleen bij benadering omschrijven wat onze bijdrage is. Gezien de reacties van mensen en organisaties is uit te vinden hoe over onze aanwezigheid gedacht wordt. Dat laat ik aan anderen over.

Redactie: In Den Haag zijn nu nog werkzaam in het Missionair Project: Sjef Kuppens draagt zorg voor Engels sprekende (West) Afrikaanse gemeenschap. Johan Miltenburg heeft het contact met de islam en verricht overal in de stad pastorale zorg, vooral ook voor de Frans sprekende Afrikaanse gemeenschap. En Hugo Hinfelaar werkt voor de missionaire landelijke organisaties AMA en Cordaid, schrijft artikelen en verricht pastoraal werk in enkele verzorgings-
en verpleeghuizen in Den Haag).

AL JAREN EEN MISSIONAIR PROJECT IN DE SCHILDERSWIJK IN DEN HAAG

18 mei wordt het 15-jarig bestaan van het Missionair Project in Den Haag gevierd. Jan Mol schreef onderstaand artikel voor een gedenkboekje.

Wij zijn er eigenlijk heel trots op, de Nederlandse Missionarissen van Afrika ( de Witte Paters ) dat we al zo lang, wel is waar met een heel klein aantal, in Den Haag zijn neergestreken, als echte Missionarissen van Afrika. Het vroeg wel wat tijd om dat zelf te begrijpen en het tot ons te laten doordringen. In wezen waren wij vanaf het begin met hart en ziel toegewijd aan de Missie in Afrika, op het Afrikaanse Continent. Maar steeds meer drong het tot ons door, al naar gelang de ontwikkelingen, dat het niet alleen ging om het Afrikaanse continent, maar meer nog om de hele Afrikaanse wereld, zodat Missie alle continenten ging omvatten, en daar hoorde ook Nederland bij, ook een stad als Den Haag, en in een wijk als de Schilderswijk. Daarbij kwam nog dat alle Westerse Missionarissen zich er van bewust werden dat alle gebeurtenissen in West Europa en in het algemeen in noordelijk halfrond heel nauwe betrekkingen hadden op het zuidelijk halfrond en daar zeker niet los van stonden.
De wereld werd steeds meer een geheel, en alle delen sterk op elkaar betrokken. Ook hier konden wij in dienst van de Afrikaanse wereld werken. Hier moesten wij vanuit een lange traditie en ervaring, ons inzetten voor een meer menselijke samenleving voor allen.

De hele migrantenproblematiek daagde ons daar verder toe uit. Wij wisten uit ervaring wat het is vreemdeling te zijn. En zij, de immigranten, waren nog meer vreemdeling dan wij ooit waren geweest, zij zaten veel meer dan wij aan de onderkant van de samenleving, onze nationale samenleving, vaak zo onbarmhartig de laatste jaren, voor deze vaak politieke maar ook economische
vluchtelingen. Het was gauw beklonken: in dienst staan van de katholieke migrantengemeenschappen. Gemakkelijk gezegd mis-schien, maar daar komt dan heel veel meer bij kijken: het gaat dan niet alleen om een pastorale zorg, maar om een missionaire dienstbaarheid, waar dan heel de integratieproblematiek naar voren komt, of liever de participatievraag van zowel de migranten als de pure Nederlanders, die samen willen participeren naar een nieuwe beleefde geloofsgemeenschap, waar ieder vanuit zijn eigen cultuur naar iets gemeenschappelijks wil groeien. Een heel moeizaam en langzaam proces, en dan ook gemeenschap van gemeenschappen willen gaan vormen: eenheid in verscheidenheid, ook in de geloofsbeleving.

Maar er komt nog meer kijken bij een missionair pastoraat in een
Haagse wijk en zelfs over de grenzen van die wijk heen. Hoe daadwerkelijk een multiculturele en multireligieuze samenleving in zijn groei naar elkaar toe - verschillende culturen en godsdiensten -
positief helpen ontwikkelen naar een vreedzame, rechtvaardige samenleving, waar iedereen zichzelf kan zijn en toch positief open blijft staan met respect en eerbied voor de anderen. Een wederom
opnieuw gezamenlijk zoeken naar een eerlijke en openhartige eenheid in verscheidenheid, of ook wel naar verscheidenheid in eenheid. Een samenleving waar men elkaar wel is waar uitdaagt maar ook tracht te waarderen en als het ware wil bevruchten en/of verrijken. Het gaat dan om gestalte te willen geven aan een evangelisch ideaal - toekomstdroom of visioen - of zoals wij ook zeggen het Koninkrijk Gods, een samenleving gebaseerd op liefde, eenheid, rechtvaardigheid en respect voor ieders eigenheid.

Ach, het gaat om missie als aanwezigheid, er zijn voor elkaar. Een aanwezigheid vaak met lege handen, vol ontvankelijkheid naar elkaar toe. Ondersteunend in de opbouw van die interreligieuze en interculturele samenleving. Het gaat dan om meeleven, vaak ook meelijden, om gewoon meedoen. Maar wel mensen helpen op elkaar betrokken te zijn en te blijven en niemand uit te sluiten.

Dat hebben mijn collega’s willen doen en willen zijn. Niets meer en niets minder. Zo hebben zij, vaak zonder het zo te noemen, een nieuw soort missie helpen ontwikkelen, door het gewoon te beleven,
in het allerdaagse. Geheel in samenwerking met HIRCOS: de Haagse gemeenschap van de Paters van het Goddelijk woord (SVD) en de zusters dienaressen van de Heilige Geest. Een fijne groep mensen, samen gestalte te willen geven aan missionair pastoraat. Jammer dat ons aantal als Witte paters is terug gelopen van 5 naar 3, vanwege leeftijd en gezondheid. Maar we blijven er in geloven en het project ondersteunen. Mooi werk is verricht in alle bescheidenheid, maar ook in grote waarheid en eerlijkheid.


MIJN EERSTE INDRUKKEN

Gerard Derksen was de laatste drie jaar overste van onze gemeenschap te St. Charles in Heythuysen. Hij vertrok 12 janauri 2010 terug naar Dar es Salaam (Tanzania).
Van hem ontvingen we het volgende e-mailbericht:

Zoals je ziet is je e-mail goed aangekomen, maar het vroeg mij wel veel geduld om een goede aansluiting te krijgen.
Mijn eerste indruk over hier is: dat ik me direct weer thuis voelde! Wel was de overgang een beetje groot: van ijs en sneeuw kwam ik hier terecht in de grote warmte van Dar es Salaam. Direct zat ik onder de prikkelheat: flinke zwellingen onder de oksels en tussen de benen en mijn armen zagen eruit of ik door een grote zwerm muggen was overvallen.
Sjef Riddle had direct medelijden met me! Hij ging naar zijn kamer en bracht me een vloeibaar medicijn tegen huiduitslag van de hitte, en of je het geloofd of niet: het werkte direct.
Voorlopig woon ik op een van de bergjes van Dar es Salaam: zo iets als op het hoogste punt van Nederland: drie landen punt.
Hier was ik 10 jaren geleden begonnen met een buitenpost van de parochie Makuburi: de plaats heet Makoka. Het was toen maar een plaatsje met enkele inwoners en we hadden er slechts een twintigtal christenen. Nu had ik er vorige week zondag twee vieringen met totaal ongeveer 1500 mensen. Er is hier geen gebouw klaar om te gebruiken als patershuis.
Daarom woon ik hier nog alleen en heb ik mijn intrek kunnen nemen op het kantoor van de hoofdonderwijzer van onze secondary school (self contained-toilet and shower) en heb er ook een plaats om als kantoor te gebruiken en om er te eten en drinken. (Bier is echt lekker in Dar, maar dat is natuurlijk niet goed voor mijn lijn). Zelf zorg ik voor mijn ontbijt en avondeten (brood) en ‘s middags krijg ik een bord vol eten, best goed. Natuurlijk eet ik ook nog al eens een keer bij een kleine christengemeenschap.
 
Het doet me pijn om te weten dat Pater Herman Schuur is overleden en ook Broeder Jan Reimert. Een paar fijne mensen zijn ons voorgegaan. Maar om het eerlijk te zeggen zijn het nu zeker twee gelukkige mensen bij God……. 


VERBLIJF OP DE IBLA:

Geert Groenewegen vertrok 7 maart naar Tunesië en gaat op een visum voor drie maanden eind maart naar Algerije. Hij gaat er op zoek naar een nieuwe taak op. Hij mailde intussen het volgend:

Maandag 8 maart kwamen we om precies middernacht aan op Carthago-airport met de Al Italia.
Ik ben nu in Tunis. Adres: 12bis, rue Jemaa el Houa, waar de IBLA is gevestigd. Of ten minste wat er van over is sinds de grote brand, die ook een mensenleven eiste. Het hele huis heeft een brandlucht, ook mijn kamer. Je hebt een week nodig om je in dit huis te oriënteren, het is een ongelofelijke doolhof van trapjes. buiten-plaatsjes, tuintjes, gangen en kamers. Maar er wonen prettige mensen, waarvan ik er enige al 50 jaar geleden heb leren kennen. Zoals de plaatselijke verantwoordelijke pater John MacWilliams; pater André Ferré, die hier al jaren belast is met het studiecentrum IBLA (Institut Belles Lettres Arabes) en pater Jean Fontaine, de specialist hier in alles wat Arabisch, Tunesisch of iets gelijksoortigs is. Hij is zijn hele leven al in Noord-Afrika en geeft cursussen, schrijft boeken en publiceert een tijdschrift. Er is ook een stagiaire, een van onze studenten, die een aantal activiteiten heeft rond de stad om zich in te leven in de cultuur hier. Dat is dus in het algemeen het huis en haar bewoners.
En dan lopen er allerlei mensen in en uit, die proberen de bibliotheek weer een beetje op orde te krijgen. Verder is er personeel om te koken, te wassen en het huis schoon te houden.
De buurt ziet er op het eerste gezicht wat verslonsd en armoedig uit. Smalle straatjes die op en af gaan met stromend water naar omlaag nu het regent en de temperatuur 10 graden is. Ook een doolhof.
In mijn kamer van vijf bij vier en ca. zes meter hoog organiseer ik me langzaamaan. Aan twee kanten ramen en een goede natte hoek. Een computeraansluiting moet nog geregeld worden.
Dinsdag regende het weer en kon niet op ontdekkingsreis. Wat gepraat met mensen van buiten, die hier vrijwillig met föhnen de boeken drogen en met kwasten schoonmaken.
Woensdag was het droog weer, dus konden we al boeken op het terras in de zon leggen. Een groep van tien mensen is bezig met de restauratie van de bibliotheek. Een vies werk. Eerst de boeken van half verbrande planken halen, dan de as er af slaan en dan uitvinden wat er van het boek over is. Dan moetje bladzijde voor bladzijde de schimmels er uit vegen, anders gaat het helemaal mis. Vervolgens moet op allerlei manieren het vocht bestreden worden. Dan moeten de boeken weer geklasseerd en opgeslagen worden tot ze weer geplaatst kunnen worden in de gerestaureerde bibliotheek. Volgens mij hebben ze nog enkele jaren werk. Ik help hen hier en daar wat.


“MET VELE KLEINE BEETJES MAAK JE EEN GROTE HOOP”.

Jos Kuppens werkt in Malawi op het Centre of Social Concern.
Cor van den Brand maakte het volgende resumé van de kerstbrief van Jos:

Dit is het motto ‘Pang’ono, pang’ono ndi mtolo’ hier in Malawi en dat moet ook het motto blijven op het ‘Centrum voor het Sociale Belang’.
Hier valt Kerstmis midden in de zomer in de regentijd. Het heeft net flink geplensd. Toch zagen de mensen dat het regenpatroon veranderd is, het is niet meer zoals het vroeger was.

Het regent plaatselijk heel verschillend, met hele streken waar geen druppel valt. De mensen hier weten ook dat het met de klimaatsverandering en met de uitstoot van schadelijke gassen te maken heeft.
Op 20 december had ik een kerkdienst voor de kinderen. Ik heb ze niet geteld, maar het waren er zeker meer dan 600; niet te vergelijken met een kindernevendienst in Nederland. We hebben stil gestaan bij de Klimaattop in Kopenhagen. Een aantal kinderen was er klaar voor boomplantjes mee naar huis te nemen en ze daar te planten. De anderen heb ik aangemoedigd met hun ouders over het bomen planten te praten. Zo associëren deze kinderen Kerstmis met klimaat, milieu en het planten van bomen.

Met ons regelmatig onderzoek naar de kosten van levensonderhoud in de steden gaan we door en we gaan dit ook lanceren in de dorpen. Uit andere landen van Afrika is er belangstelling voor en daar wordt het wellicht ook ingevoerd. We deden ook een onderzoek naar het belastingsysteem met de bedoeling dat diegenen die het beter hebben ook wat meer van de kosten op zich nemen. Mensen die als een soort horigen op de tabaksboerderijen werken staan nog steeds ver achter bij de andere Malawianen, en we zijn bezig een wetsontwerp door het parlement te krijgen zodat deze mensen meer kans maken om aan hun rechten te komen…

Onze bibliotheek werkt nog steeds erg goed, ze wordt te klein. We hebben plannen voor nieuwbouw. Daardoor zijn meer en meer
mensen veel te weten gekomen over mensenhandel en helpen ze mee deze hier te voorkomen….

Onze medewerkers zijn goed gemotiveerd en werken hard. We zien hier en daar veranderingen ten goede, ook in het beleid van de regering. De kerk als instituut is meer en meer begaan met het lot van de armen. De economie liep goed tot de maand december 2009, toen was er opeens een gebrek aan valuta en moesten we uren in de rij staan om benzine en diesel te kopen. We hopen dat dit voorbijgaat en dat we straks ook een goede oogst aan maïs hebben. Ondanks de nog grote achterstand van een land als Malawi, zijn we toch positief gestemd. Pang’ono, pang’ono ndi mtolo!


PAX ET CONCORDIA

Broeder Jan Heuft in Algiers (Algerije) zond ons het volgende artikel:
“Vrede en Saamhorigheid”, dit is de titel van het nieuwe kwartaalblad van de Algerijnse Kerkprovincie. In Januari kwam het eerste nummer uit. De titel verwijst naar een beroemd mozaïek, gevonden in Tipasa, zo’n 60 km. ten westen van Algiers.

Meer dan ooit verlangen we naar vrede en eenheid in een verscheurde wereld van oorlogen en broedertwisten. In Algerije kennen we allen het streven naar vrede en verzoening tussen hen die jaren lang elkaar naar het leven stonden. “Gezamenlijkheid “ is volgens de wetgever hier het enige middel om samen op weg te gaan. En ook dit woord verwijst naar het genoemde mozaïek uit Tipasa, daterend uit de eerste eeuwen van het christendom.

Ook in onze kerkelijke situatie is er sprake van onenigheid en tweedracht betreffende visies rond kerk en geloof. In de oude kerk ging het tussen Petrus en Paulus. In deze tijd horen we over kerkvisies in Nederland of Brazilië die sinds het concilie een nieuwe richting zoeken. In Algerije horen we van brandstichting in kerken en moskeeën. In Egypte gingen Moslims en Kopten elkaar te lijf. Maar we blijven geloven in en werken aan een samenleving van “Vrede en Saamhorigheid”.

Tijdens een bijeenkomst stelden we ons de volgende vraag: Welke gedoopte of priester heeft ons geïnspireerd in ons leven? Bij het beantwoorden vonden we uit dat het niet zozeer om gedoopten of priesters ging, maar om mensen van allerlei slag in wie we Gods Geest aan het werk zagen. Het Koninkrijk Gods wordt dus door velerlei mensen gebouwd. Het gaat er om aanwezig te zijn bij elkaar en voor elkaar op alle momenten van het leven. Zo kunnen we “bemiddelaar” zijn tussen God en mensen en tussen mensen onder elkaar. God vraagt ons om werktuig in zijn hand te zijn.

Dit doet me denken aan de artsen en het verplegend personeel van het “El Kettar” ziekenhuis in Algiers. Ze zijn permanent overbelast, maar zijn er voor de zieken. Een bekende van mij bezoek ik daar vaak, samen met Zr.Laurence, en hun toewijding inspireert mij.
Zo ook dat team vrijwilligers dat in Gao, in het noorden van Mali, ladingen migranten opvangt die, terug van een vluchtelingen-avontuur, hun weg naar het thuisland weer zoeken. Ze werden teruggestuurd, beroofd en bedrogen, diep teleurgesteld en keren met lege handen naar huis terug, een illusie armer. Of die vader die met zijn verlamde en onhandelbare zoon die regelmatig bij ons langs komt om een woord van troost en bemoediging. We kennen hem al drie jaar en de situatie verslechtert alleen maar. Mensen die me diep raken!

Over enkele weken ga ik weer voor een vergadering naar Rome. Het gaat over Gerechtigheid en Vrede in het licht van de pas gehouden Synode van Afrikaanse bisschoppen. Het gaat er niet alleen meer om directe noodhulp te bieden, maar te kijken naar de nationale en internationale verhoudingen die deze ongerechtigheid in stand houden. Wat kunnen wij met onze beperkte middelen daarin betekenen? Hoe moeten we aanwezig zijn bij armen en gemarginaliseerden? Hoe verdedigen wij de rechten van de migranten die toch ook naar Gods beeld geschapen zijn? Hoe beschermen we vrouwen en kinderen die in onmogelijke situaties verkeren? Hoe kunnen we gastvrij omgaan met drie rolstoel-gehandicapten die plotseling voor onze deur staan? Wat te doen voor Dhr. B. die een been verloor door terrorisme, verstandelijk in de war is en over straat zwerft?

Dertig jaar werkte ik voor spraak- en gehoorgehandicapten. Ik heb gevochten voor hun vorming en acceptatie in de samenleving. Ik ben daarin geslaagd, ben er trots op en vooral op die voormalige leerlingen. We blijven samenwerken, elkaar ondersteunen en bemoedigen. Nu werk ik met gezonde mensen die hun plek proberen te vinden in de maatschappij van vandaag in “Vrede en Saamhorigheid”.


GRATIS ABONNEMENT.

Indien U zelf, of U kent iemand die het kwartaalblad “Contactbrief” van de Missionarissen van Afrika - Witte Paters – gratis wenst te ontvangen per post, dan kunt U het adres of meerdere adressen doorgeven aan: Missionarissen van Afrika – Modestusstraat 20 – 5101 BP Dongen
of per e-mail aan: afrikasteunfonds@planet.nl
Wij zorgen dan graag voor de regelmatige toezending.