Vanaf eind jaren tachtig kreeg ook Nederland, door de komst van vooral Somalische immigranten, te maken met het fenomeen van de 'genitale verminking'. In 1993 veroordeelde de toenmalige regering álle vormen van meisjesbesnijdenis. Er kon geen misverstand over bestaan: vrouwenbesnijdenis is in Nederland verboden. Onlangs bracht een rapport van de Vrije Universiteit en Defence for Children - en dit in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken - de kwestie opnieuw onder de aandacht. Het afgelopen decennium bleek steeds vaker dat ouders het Nederlandse verbod omzeilen door hun dochters elders te laten besnijden.
Daar werd veel over gedebatteerd, maar bitter weinig tegen ondernomen. Nog steeds keren bvb Somalische meisjes na de zomervakantie onherstelbaar beschadigd terug in Nederland. En nog steeds gaan hun ouders vrijuit. Het rapport zoekt de oplossing vooral in meer preventie en voorlichting. Daarnaast bepleiten de opstellers juridische maatregelen. Een in het buitenland uitgevoerde meisjesbesnijdenis zou strafrechtelijk vervolgd moeten kunnen worden in Nederland - net zoals dat sinds sinds 2002 mogelijk is voor in het buitenland gepleegde zedendelicten. Een kamermeerderheid heeft zich inmiddels achter dit voorstel geschaard. En dat is verheugend. Vrouwelijke voorlichters uit de betreffende gemeenschappen hebben bij herhaling verklaard dat strengere wetgeving hen zeer zou helpen. VVD-kamerlid Hirsi Ali wil een stap verdergaan. Zij vraagt om een verplichte jaarlijkse controle bij de GGD van alle meisjes uit 'verdachte' landen. Een voorstel dat voorlopig praktisch onhaalbaar lijkt.
Verplichte melding is dat geenszins. Hulpverleners die meisjesbesnijdenis constateren of zien aankomen zouden zich actiever kunnen opstellen. Net als bij andere vormen van kindermishandeling zou hier moeten gelden dat het belang van het kind andere belangen -zoals privacy en beroepsgeheim- verre te boven gaat. Alleen zo kan de wetswijziging meer worden dan symboliek.
Webmaster-NL |