Beste familieleden van Pater Frans van Roessel.
Beste medebroeders, verzorgsters, vrienden en kennissen.

Inleiding.


We zijn hier samengekomen om afscheid te nemen van pater Frans van Roessel. Frans is geboren op 23 Juni 1927 in Tilburg, de jongste van 7 broers en zussen. Hij verbond zich plechtig aan de Societeit van de Missionarissen van Afrika op 22 Juli 1953. Het jaar daarop werd hij op 10 Juni in Monteviot, Schotland tot priester gewijd.

Na zijn wijding vertrok hij naar Noord Rhodesia, nu Zambia: naar het bisdom Fort Roseberry, nu Mansa. “Het beloofde land” noemde hij het. Hij werktte er als pastor in Chibote, Kasaba, Fort Roseberry en Rosario. In Samfya, Kashikishi en Lubwe. Bijna dertig jaar lang werkte hij zo met grote toewijding. En vaak met plezier.Toen het rondtrekken en de veelvuldige verplaatsingen die het missionaris- leven met zich meebrengt hem te zwaar werden, werkte hij vanaf 1982 als assistent econoom in Mansa en tenslotte in Cikungu.

In 1993 keerde hij voorgoed naar Nederland terug. Hij was aan het einde van zijn krachten. Na een kort verblijf in onze gemeenschappen van Breda en Tilburg had hij steeds meer verzorging nodig. Die werd hem van harte gegeven in Heythuysen en uiteindelijk in “Hornerheide”.De laatste jaren was hij de greep op kwijt op wat er in hem en rondom hem gebeurde en verdonkerde zijn leven. Nu bidden wij dat hij uit het duister naar het licht geheven wordt. En dat hij met de psalmist kan zeggen:” Mijn ziel, wees niet meer onrustig. De Heer draagt zorg voor U”.

Preek.


Frans is gestorven in de week dat we het feest vieren van de gedaanteverandering van Jezus op de berg van God. Ik heb dat verhaal gekozen voor deze samenkomst nu we hem de laatste eer willen bewijzen. Jezus heeft gezegd “Ik ben het licht van de wereld”. En stralend van licht is Hij verschenen aan zijn leerlingen. Frans was zijn leerling. En wij zijn hier bijeen omdat we Frans dat licht zo van harte gunnen en geloven dat hij nu mag leven in dat licht.

Want zijn laatste levensjaren zijn toch wel jaren geweest waarin Frans in een dichte mist heeft moeten leven. In duisternis misschien. Voor wie hem nabij waren, zijn familieleden en medebroeders en voor wie hem verzorgden was dat in ieder geval wel zo. Als we hem opzochten,dan konden wij niet meer echt tot hem doordringen. We wisten niet meer wat er in hem omging. We wisten niet eens of hij ons nog kende. Wel gaf hij meestal de indruk dat hij iets van vertrouwdheid bespeurde als we bij hem waren. En dat hij niet ongelukkig was. Hij glimlachte. En op onze vragen zei hij altijd:”Goed. Goed. Goed”of: “prima. Prima”. Hij zong soms ook zachtjes oude liedjes. Dat was een troost. Misschien zat hij toch goed in zijn vel.

Maar toch leek hij rond te waren in een mist, in het duister. Licht: dat gunnen we hem nu zo van harte. En het feest van de gedaante-verandering van Jezus wil ons toch hoop geven: Dat er aan hem zal gebeuren wat met zijn Meester gebeurde op de berg: Dat ook hij, ook wij, van gedaante zullen worden veranderd. En dat we mogen leven in licht. Of zoals de psalm het zegt:” Het net van het schimmenrijk viel over mij neer. Ik ging onder lasten gebukt. Maar nu mag ik leven onder God’s ogen in het land van de levenden”.

Die indringende ervaring met hem van de laatste jaren, mag ons overigens niet doen vergeten dat ook Frans een vol leven achter de rug heeft. Hij kwam uit een goed en hecht gezin met zorgzame ouders. Met broers en zussen die hun broer met belangstelling volgden ook toen hij ver weg in Afrika werkte. En die hem gastvrij en trouw opvingen als hij op verlof kwam en soms maanden nodig had om geestelijk en lichamelijk weer op verhaal te komen.

Hij vond zijn bestemming in onze Societeit van Missionarissen, nadat hij zijn vorming begonnen was in het seminarie van het Bossche diocees. En na zijn wijding in 1954 heeft hij dan ook met hart en ziel gewerkt in de verschillende missieposten van het bisdom Mansa. Al in zijn studietijd was hij soms gespannen omdat hij vond dat hij achterbleef bij zijn studies en toch met alle macht bij wilde blijven. Hij studeerde met een zekere verbetenheid.

Ook in Zambia nam hij zijn taak ernstig en met grote toewijding op. Ondanks zijn zwaarmoedige inslag had hij ook een lichtere kant: In de familiekring verraste hij met geestige voordrachten. En later, in de Missie, bracht de piano, de muziek, welkome ontspanning. In onze gemeenschappen kon hij medebroeders en collegas er mooi doorhalen met zijn vrolijke kwinkslagen en plagerijen.

Frans trok in zijn jonge jaren graag de dorpen in. Zijn brieven zeggen weinig over zijn innerlijk leven. Maar je bent geen missionaris als het evangelie je niet boeit. Want je trekt uit om dat te verkondigen en voor te leven. Ook in die zin is Jezus het licht waarbij je probeert te leven. En het evangelie je leidraad. Zoals God zelf de leerlingen aanraadt: “Deze is mijn beminde Zoon: luister naar Hem”. Zo heeft ook Frans ongetwijfeld willen luisteren naar zijn Meester.

In zijn brieven bracht Frans wel verslag uit van zijn bezigheden. Duidelijk is dat hij met toewijding pastor was. Hij prijst zich dan ook gelukkig dat hij na zijn wijding direct naar Afrika benoemd werd. “Zo van achter de studieboeken vandaan naar een leven onder de bananenbomen”. Jarenlang heeft hij alle uithoeken van het Mansa bisdom verkend. “Ik houd van dat werk. Het is een zware, maar schone en gewichtige taak”, schrijft hij. Ook het prachtige heuvelachtige landschap aan de Luapula rivier en het Mweru meer boeiden hem. Maar licht werd het leven nooit helemaal. Op vakantie had hij soms begeleiding nodig om weer verder te kunnen. Tenslotte werd het eindeloos rondtrekken en de benoemingen in telkens andere gebieden met andere mensen, andere gewoontes en gebruiken hem toch te zwaar.

En zo kreeg hij, na bijna dertig jaar parochiewerk , in 1982 een andere benoeming die hem in staat stelde om wat meer geregeld te leven: Hij werd assistent econoom van het bisdom en hield de boeken bij. Vroeger had hij gezegd, dat hij blij was rond te kunnen trekken en niet in een kantoor opgesloten te moeten zitten. Maar nu voelde hij zich goed in zijn nieuwe werkkring. Hij deed dat dan ook weer met zijn gebruikelijke toewijding: uiterst betrouwbaar en nauwgezet. Met grote bereidwilligheid probeerde hij ieder van dienst te zijn.

Zelfvertrouwen was nooit zijn sterkste kant. Graag zou hij wat zakelijker ingesteld geweest zijn. Wat handiger ook. Gelukkig: daar was de econoom voor. “Maar”, zo schreef hij, “ik ben een harde werker. Ik zet me volledig in voor wat ik te doen heb en neem mijn taak ernstig op. Te ernstig volgens sommigen. Ik weet het. Maar zo ben ik nu eenmaal”. Zijn werk werd gewaardeerd. Wel vond hij dat er van hogerhand beslissingen genomen werden waarin de econoom en hij niet gekend werden. En dat de pastorale leiding van voor het Concilie dateerde. Dat vond hij moeilijk.

Er volgden in 1990 nog een benoeming als econoom van een grote middelbare school, ook in Mansa. En eenzelfde functie in Cikungu pastoraal centrum aan de andere kant van Zambia. Maar toen was het op. ”Ik ben niet meer zeker van mezelf. Ik loop eigenlijk nu wat verloren rond en weet niet goed meer wat te doen. Ik kan niet meer tot beslissingen komen. Mijn vermogen om me aan te passen aan veranderingen heb ik overschat” , schrijft hij heel openlijk…..


En zo keerde Frans in 1993 voorgoed naar Nederland terug. Na korte perioden in onze gemeenschappen in Breda en Tilburg vertrouwde hij zich toe aan de goede verzorging in Heythuysen. Tenslotte moesten staf en medebroeders daar hem toevertrouwen aan het verpleeghuis “Hornerheide”. Daar was hij op zijn plaats. En- wie zal het zeggen- op zijn eigen manier toch misschien nog wat gelukkig. Dat hopen we maar. Aan de verzorging heeft het niet gelegen.

Wat is menswaardig ? Worden mensen minder waard als hun actieve leven voorbij is en zij moest leren leven met groeiende beperktheden ? Was Frans minderwaardig als kwetsbare mens toen hij een beroep moest doen op de zorg en aandacht van anderen? Toen zijn familieleden en medebroeders zich vaak onmachtig voelden om tot hem door te dringen ? Ondanks hun liefde en goede wil. Hoe pijnlijk werden zij geconfronteerd met het geheim van mens zijn. Met Frans in zijn Wolk-van-niet-weten. In het duister, zo leek het ons ? En waar was God ? Toch nog nabij ? Ook Hij is voor ons soms ongrijpbaar in zijn wolk die ons overschaduwt.

Gemakkelijke antwoorden zijn er niet. Alleen dat woord uit de wolk, dat verwijst naar “de Zoon, de welbeminde”: Die Zoon die ook door de duisternis van lijden en dood heen zou moeten kort na de gedaante verandering. En die toch God’s welbeminde bleef. Die Zoon,die zijn leerlingen op de berg een moment van hoop gaf. En hen verwees naar zijn verrijzenis. Aan de duisternis voorbij. Ook bij hen bleven de vragen ”Wat betekent dat toch: Verrijzenis uit de doden ?”. Maar zij kwamen tot overgave en vertrouwen.

Zo hopen ook wij dat deze welbeminde zoon van God, Frans van Roessel, van gedaante zal worden veranderd. En nu mag leven in het licht.

Piet Kramer, Provinciaal m.afr.

Webmaster-NL

Vorige pagina