Beste familieleden, vrienden en kennissen
Verzorgsters en medebroeders van pater Wim Boenders.


Inleiding:

We zullen Wim wel missen. Hij werd in 1915 geboren en is dus 88 jaar oud geworden. En dat is een mooie leeftijd. Maar hij had nog wel wat langer bij ons mogen blijven.Want hij was een altijd goed gehumeurde, gezellige man. En als je wat door zijn papieren heen leest dan komt er iemand te voor schijn die altijd hartelijke en gul dienstbaar wilde zijn aan mensen. En zich daartoe volledig inzette.

In Bergen op Zoom geboren, volgde Wim de gebruikelijke opleiding tot missionaris. Op 30 Juni 1945 verbond hij zich voorgoed aan de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika, de Witte Paters, en op 15 Juni 1946 werd hij in ’s Heerenberg tot priester gewijd.
Daarna volgden 17 jaren in Noord Rhodesia, nu Zambia: in het vicariaat Abercorn, nu Mbala- Mpika. Hij deed pastoraal werk in Mambwe en Abercorn. Al gauw werd hij de rechterhand en vertrouwensman van de bisschop. Die benoemde hem tot inspecteur van de scholen, econoom van het bisdom en Vicaris generaal.

In 1964 werd hij naar Nederland gehaald om vice-Provinciaal te worden en econoom van de provincie. Hij stond ook in Boxtel, goed gehumeurd, altijd voor iedereen klaar. “Uw Dienaar te aller stond “.
Maar na al die jaren in de administratie en op verantwoordelijke posten verlangde Wim tenslotte naar gewone dienstverlening aan gewone mensen. Op uitnodiging van een vriend trok hij in 1975 naar Canada en werkte er in een parochie en in een kinderziekenhuis. Hartelijk meelevend met het lief en leed van mensen. Altijd dienstwillig.
Tenslotte kwam hij 1988 naar Heythuysen, waar hij hartelijkheid gaf en ontving. Na een echt dienstbaar leven is hij als een gelukkig mens gestorven.

Preek.

Toen Wim zijn gouden priesterjubileum vierde, koos zijn goede vriend Frans Koets het Evangelie van de Voetwassing uit en preekte hij over dienstbaarheid: hartelijke, medelevende dienstbaarheid. Want Frans vond kennelijk dat die karaktertrek, die deugd, de jubilaris goed typeerde. Ik denk niet dat er veel mensen zullen zijn in dit gezelschap van zijn naastbestaanden, die het daar niet mee eens kunnen zijn. Wim heeft inderdaad een heel leven van blijmoedige dienstwilligheid achter de rug.

Om zijn familie ten dienste te zijn onderbrak hij zijn opleiding en hielp in de zaak van zijn ouders, van zijn broer, in Bergen op Zoom.
Toen, na zijn wijding in ’s Heerenberg en zijn vertrek naar Zambia in 1947 , diende hij als missionaris. Eerst in parochiewerk. Wim was een rasechte pastor: hij had grote en warme belangstelling voor mensen. Het leven in Mambwe en Abercorn beviel hem dan ook uitstekend. Daar kwam overigens toch wel heel wat bij kijken. Want bij zijn aankomst moest de missie van Abercorn nog gesticht worden. Wim hielp bij die stichting. Abercorn-Mbala zou uitgroeien tot het centrum van het bisdom. Maar ondanks bouwactiviteiten en organisatie bleef Wim in contact met de gewone Bamambwe en Balungu en genoot daarvan.

Al in 1951 kwam hij echter in de administratie terecht. Eerst werd hij belast met het toezicht op de scholen. En ondanks zijn nog betrekkelijk korte missie-ervaring benoemde zijn bisschop hem ook tot econoom van het bisdom en tot Vicaris Generaal. Dienstbare mensen neigen overal “ja”op te zeggen. Wim weigerde nooit een benoeming. Telkens komt dat in zijn brieven als een motief naar boven: “Je weet wel”, schrijft hij bij voorbeeld aan zijn provinciaal, ”dat ik elk ogenblik voor je klaar sta voor welk werk dan ook. En je moet nooit denken dat je me moet ontzien”. En veel later: ”Alles is me best. Als ik me maar een beetje verdienstelijk kan maken”. Maar het gevolg van die dienstwilligheid was wel dat er soms roofbouw op hem gepleegd werd. En dat nog wel met zijn toestemming.In 1956 was hij volledig uitgeput. Pas na een flinke rustperiode herwon hij de energie en de werklust om weer aan de slag te gaan. Die donkere maanden zou hij nooit vergeten: Zijn grote dienstwilligheid bleef. Maar wel benadrukte hij voortaan in zijn brieven aan vrienden dat ze hun kracht niet moesten overschatten:”Doe het toch wat kalmer aan. Eenmaal overwerkt verlies je tijd met noodgedwongen rust”, schrijft hij. En hij praat over “de overwerkduivel”. Dienen ?: Ja. En graag. Maar het wat hoogmoedige gevoel onmisbaar te zijn en het werk te doen alsof het allemaal van jou alleen afhangt: Dat niet meer.

Zelf keerde hij na die noodgedwongen rust vergenoegd terug naar gewoon missiewerk: weer in Mambwe en Abercorn; onder de gewone mensen op het platteland en in het kleine marktstadje. Het was wel een spannende tijd; zo vlak voor de onafhankelijkheid. Bovendien trad de bisschop plotseling af en trouwde. Maar Wim was gelukkig in zijn uithoek van Zambia .

Het viel hem dan ook zwaar om vaarwel te zeggen, toen hij in 1964 naar Nederland benoemd werd. Maar weigeren deed hij ook nu niet. Hij werd vice provinciaal : met Piet de Ruyter als gezel en vriend. Er was in de hele provincie geen zinnig mens, die een hekel aan Wim kon hebben. Hij deed zijn werk zonder enige pretentie of poeha. Voor hem telden titels niet: ook niet in die tijd toen ze belangrijker gevonden werden dan nu. Voor hem was het provincialaat dienstverlening. Geen promotie. Hij schreef: ”Het is een verantwoordelijkheid. Niets anders. Als je ooit overspannen geweest bent, dan benijdt je de zgn. Hoge Omes niet meer”. Naast vice-Provinciaal was hij ook Provinciaal econoom. Geen geringe taak dus. Maar Wim bleef altijd goed gehumeurd en bereid om te helpen,om te luisteren,om met goede raad advies te geven.En altijd vol respect voor mensen.

Toen hij 60 werd wilde hij graag de administratie uit en weer pastoraal werk in. De Nederlandse kerkprovincie was hem wat te roerig. Wim stond open voor nieuwe ideeën. Maar de wederzijdse verkettering schiep een atmosfeer die hem benauwde. Hij ging dus in op een uitnodiging van een vriend: een Priester van het H. Hart, en trok naar Canada. Daar, als parochie priester en later als rector van een kinderziekenhuis, was hij weer heel dichtbij mensen. Later vertelde hij hoe hij ouders leerde bewonderen met hun liefde en zorg voor hun zieke kinderen: om hun inzet, hun hoop. En om de steun en troost die ze elkaar geven in hun verdriet. Wim had niet de pretentie dat hij alles wist en overal antwoorden op had. Maar hij was er wel. Hij was eenvoudigweg nabij. Dienstbaar aan de mensen in lief en leed.

In het evangelie, dat ook voorgelezen werd bij Wim’s gouden feest, zegt Jezus:
“Als ik, Uw Heer en Meester,U de voeten gewassen heb, dan hoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb U een voorbeeld gegeven opdat ge zoudt doen zoals ik u gedaan heb. Zalig zijt gij als ge hiernaar handelt”. (Joh.13,12-17). Wim heeft zijn Meester gevolgd in zijn dienstwilligheid. Hij praatte of schreef niet over zijn innerlijke drijfveren. Hij bekende: ”We uiten ons moeilijk als het op gevoelens aan komt”. Maar zijn bereidheid om te dienen liet hij zien door zijn daden, door heel zijn leven. Daar hoefden geen mooie woorden aan te pas te komen. En zo werd hij een echte volgeling van Hem, die kwam “om te dienen, niet om gediend te worden”. (Mc.10,44.)

Tenslotte, in 1988, kwam Wim definitief naar Nederland terug en nam zijn intrek weer in een Witte Paters gemeenschap. Hij bleef erkentelijk voor de gastvrijheid en de bemoediging die de Priesters van het H. Hart hem jarenlang geboden hadden. Maar hij was niet vervreemd geraakt van de eigen Societeit. Hij voelde zich helemaal thuis in Heythuysen, mede door de uitstekende verzorging. En ook daar bleef hij zich inzetten: Hij was niet bang zijn handen vuil te maken in de tuin. Hij organiseerde een uitgebreid archief en fotoboeken over waar medebroeders zoal begraven liggen. En vooral: Hij straalde hartelijkheid en gulle welwillendheid uit. Hij schonk menigeen zijn vriendschap. Het was goed hem in ons midden te hebben.

Toen hij lag te sterven zei ik:”Lig je nu te denken aan je voorbije leven ? Het is een goed leven geweest, lijkt me”. Hij knikte, glimlachte en fluisterde: ”Ik ben gelukkig. Ik ben gelukkig”.

Webmaster-NL

Vorige pagina