Terwijl de aandacht van de wereld vooral uitgaat naar de door
president Bush uitgeroepen oorlog tegen het terrorisme, is in Congo, zowel
politiek als militair, een worsteling gaande waarvan de uitkomst grote gevolgen
zal hebben zowel voor Congo zelf als voor heel Centraal Afrika. In deze
Nieuwsbrief willen wij daarvan iets doorgeven, en verder vertellen hoe wij als
Werkgroep Congo-Ned zelf daarmee zijn bezig geweest.
Winnaar in het politieke spel is Joseph Kabila, wiens positie als president van het overgangsbestuur onaantastbaar is geworden. Hij heeft ook de steun van westerse landen zoals België, Frankrijk en de VS, en van de internationale financiële instellingen (Wereldbank en IMF). Deze laatste hebben al afspraken met de ploeg van Kabila gemaakt over herinpassing van het land in de wereldeconomie, gedeeltelijke schuldkwijtschelding en financiële hulp voor herstel van het land. Uiteraard zijn daaraan voorwaarden verbonden die buitenlandse investeringen en onbelemmerde internationle handel gemakkelijk moeten maken. Congo is immers een land van vrijwel onbegrensde economische mogelijkheden. Alleen al de electrische energie die kan worden opgewekt in de Congo-rivier bij Inga is voldoende om heel Afrika van energie te voorzien! Voor de ontwikkeling ervan is nu de joint venture "Westcor" opgericht waarin het grote Zuid-Afrikaanse energiebedrijf Eskom deelneemt naast energiebedrijven uit Botswana, Angola, Namibië en Congo zelf. Dit plan moet een centrale rol spelen in NEPAD ( New Partnership for Africa's Development), het plan dat door de presidenten van Zuid-Afrika, Nigeria, Senegal en Algerije wordt gepromoot voor de ontwikkeling van het continent en dat op de steun kan rekenen van de Wereldbank en het IMF.
Het is overigens wel de vraag of de bevolking gediend is bij een ontwikkeling die primair gericht is op intensieve deelname aan het wereldhandelssyteem, veeleer dan tegemoet te komen aan de levensbehoeften van de gewone mensen. Het is om die reden dat bijvoorbeeld de verdedigers van het Afrikaans Sociaal Forum erg kritisch staan tegenover NEPAD. Ze vrezen dat dit vooral zal leiden tot de uitverkoop van Afrika's rijkdommen aan de rijke landen van de wereld. Dit zal ook het thema zijn van een studiedag die door de organisatie XminY samen met Congo-Ned op 9 mei a.s. wordt gehouden.
In onze Nieuwsbrief van november vorig jaar maakten we al melding van bloedbaden in het Ituri-district rond de stad Bunia. Dit gebied is 1998 bezet door Oeganda en ondernemers uit dat land baten door tussenkomst van lokale leiders de bodemschatten (zoals goud, diamant) uit, maar laten aan de handhaving van de orde weinig gelegen liggen. In tegendeel, Oegandese autoriteiten laten bewust een toestand van wanorde en bloedvergieten bestaan door nu eens de ene dan weer de andere bevolkingsgroep van wapens te voorzien en militair te ondersteunen.
In november vorig jaar rukten de legers van Jean-Pierre Bemba (nota bene, toekomstig vice-president in de overgangsregering!) en van Roger Lumbala het Iturigebied binnen. Dit ging gepaard met onmenselijke wreedheden, zoals zelfs kannibalisme, waarvan met name de Pygmeëenbevolking doelwit was. Er ontstond een grote vluchtelingenstroom in de richting van de grens met Oeganda, waarbij tienduizenden Pygmeëen voor het eerst hun beschermende oerwoud verlieten. Hun fysieke nood werd nog verergerd daardat de vluchtelingenkampen waarin ze terecht kwamen niet zijn ingesteld op het voedingspatroon waaraan zij gewend zijn. De schanddaden door de soldaten van Bemba en Lumbala leidden wel tot verontwaardiging in de internationale pers en in de VN-Veiligheidsraad.
De Kerstactie die Congo-Ned eind december voerde ten behoeve van de eerder uit Bunia verjaagde organisatie PAP (Programme d'Assistence aux Pygmees) kwam door de gebeurtenissen in heel ander licht te staan. De PAP was genoopt in te springen voor de duizenden vluchtelingen die naar Beni waren gestroomd, waarvoor veel meer financiële middelen nodig waren dan wij maar bij benadering konden bijeenbrengen. Gelukkig slaagde de organisatie Pygmeëen Kleinood waarmee we samenwerkten erin fondsen te werven bij enkele grote medefinancierings-organisaties, waardoor de hulp aan de Pygmeëen wel op gang is gekomen.
Dit is overigens niet het enige humanitaire drama dat zich in Ituri afspeelde. Begin maart bestormde het Oegandese leger (UPDF) de stad Bunia die sinds enkele maanden in handen was van de UPC van Thomas Lubanga. Deze laatste was een bondgenootschap aangegaan met RCD-Goma en de Rwandese regering in Kigali, die graag controle wilde over ondermeer de goudmijnen bij Kilo Moto en Mungwala. De verdrijving van Lubanga uit Bunia veroorzaakte grote woede in Kigali en er dreigde een confrontatie tussen Oeganda en Rwanda op Congolese bodem. Deze kon slechts door buitenlandse diplomatieke interventie worden afgewend. Wel leidde de nieuwe instabiliteit in het gebied tot afrekeningen en moordpartijen waarvan veel burgers het slachtoffer werden.
Een positieve ontwikkeling is dat er nu daadwerkelijk een "Ituri Pacificatie Commissie" is ingesteld, waarin leden uit alle geledingen van de bevolking in het gebied zullen samenwerken voor ontwapening, vrede en herstel van het openbaar bestuur, met actieve steun van MONUC. De UPDF heeft beloofd zich voor eind april terug te trekken binnen de eigen grenzen (een belofte die overigens al vele malen gedaan maar nooit ingelost werd).
Kerkleiders en vertegenwoordigers van humanitaire organisaties in Kivu klagen dat Rwandese troepen die in october met veel vertoon het land hadden verlaten, nu met tienduizenden weer zijn binnengetrokken. Het argument dat het leger op zoek is naar Interahamwe en leden van het leger van Rwanda van voor 1994, wordt door geen weldenkend mens meer geloofd. Dat dit toch steeds weer wordt aangeroepen illustreert dat vrede in dit deel van Congo slechts mogelijk is als verzoening plaats vindt tussen de machthebbers in Rwanda en de Rwandezen die het land onvlucht zijn. Deze laatsten hebben zich verenigd in een koepelorganisatie, de CPODR, die streeft naar een politieke discussie over de toekomst van Rwanda. Ze hebben ook hun medewerking aangeboden aan het Rwanda-tribunaal voor de berechting van oorlogsmisdaden. Het gaat dus niet om 'genocidairen', een scheldwoord dat Kagame gebruikt om een dialoog uit de weg te gaan.
Met hun vertegenwoordigers hadden we al eerder kennis gemaakt. Als Congo-Ned willen we proberen aan hun wens om weer als volwaardige burgers te participeren in de Rwandese samenleving ruimere bekendheid te geven.
Op 6-7 april hadden we bezoek van Mr Firmin Yangambi. De Fondation Paix sur Terre /Kisangani, waarvan hij voorzitter is, zet zich in voor drie hoofdthema's: onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. Hij is van mening dat dit zaken zijn die door de Congolese staat moeten worden gegarandeerd. Hoewel Kisangani ligt in gebied dat door het Rwandese leger wordt beheerst, aarzelt hij niet reeds nu de regering in Kinshasa hierop aan te spreken. En met succes: met steun van president Kabila en financiéle bijdragen van enkele westerse ambassades, is zijn organisatie erin geslaagd een vracht van 400 ton bouwmaterialen, voeding en leermiddelen te verschepen naar Kisangani.
Het was één van de eerste transporten sinds 1998 uit Kinshasa die weer langs de Congorivier werden uitgevoerd. De lading wekte na aankomst in Kisangani onmiddellijk de begeerte van het RCD-bestuur, dat beslag legde op het grootste deel van de vracht en zelfs bestuurders van een school die reeds een deel in ontvangst hadden genomen, arresteerde. Het heeft nog maanden actie gekost om de RCD zover te krijgen het materiaal vrij te geven. (Helaas was toen een deel reeds ernstig vervuild, en daardoor onbruikbaar, geraakt.)
De benadering van Paix sur Terre is dat Congo een rechtsstaat moet worden en dat daaraan reeds nu van onderaf moet worden gewerkt. Congo is immers geen armlastig land. De staat moet zijn gezag herstellen; dan kan aan al zijn bewoners een sociaal minimum worden garandeerd. Prioriteit is echter dat de vrede wordt hersteld en de vreemde bezetters verdwijnen. Kisangani, met zijn verleden van bezetting, vernieling en plundering maar ook als stad waar Patrice Lumumba zijn politieke loopbaan begon, zou een testcase kunnen worden van een herrijzend Congo.
Congo-Ned zal, in samenwerking met hun vertegenwoordiging in Brussel, doorgaan in Nederland aandacht te vragen voor het werk van Paix sur Terre/Kisangani.
Artsen Zonder Grenzen deed met de publicatie van een boekje met titel "Silence, on meurt - Temoignages" (uitgegeven bij Harmattan ) een poging een breder publiek te bereiken met het persoonlijke relaas van Congolezen die familie en vrienden hebben zien sterven door misdadig geweld terwijl niemand ter wereld er iets om schijnt te geven.
Wie een beknopte maar heldere beschrijving zoekt van hele Congolese conflict, kan het nieuwe boek van Colette Braeckman: "Les nouveaux predateurs", worden aanbevolen. Zij is kenner van de regio bij uitstek en publiceert met regelmaat over in de Belgische krant Le Soir. Het boek is uitgegeven bij Fayard in Parijs.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
De Werkgroep Congo-Ned heeft als doel informatie te verspreiden over Centraal-Afrika, in het bijzonder de DR Congo, en bij te dragen aan de verbetering van de leefsituatie van de bevolking aldaar. Congo-Ned maakt deel uit van de Stichting Amani ya Congo, KvK 34168881.Gironummer 9263303 te Amsterdam. Giften aan de stichting zijn aftrekbaar, en hartelijk welkom!
Webmaster-NL |