WIJ HERDENKEN PATER EMILE GEURTS


Miel Geurts in 2003



Inleiding:


Miel heeft ons nog aanwijzingen nagelaten op het door hemzelf samengestelde rouwprentje: Hoe hij wilde dat we zijn begrafenis zouden vieren. En “vieren” is het woord. Er spreekt een grote dankbaarheid uit over zijn voorbije priesterleven. En een benijdenswaardig geloof in de verrijzenis: in eeuwig leven. “Voor mij is het nu Pasen”, zegt hij:


Gedachtenisprentje Miel Geurts


Dat geloof heeft hij wel meegekregen van zijn ouders Johannes Geurts en Maria Hermans. En van de Limburgse omgeving waarin hij opgroeide en waarmee hij zich levenslang verbonden voelde.

Emile, Mathieu, Willem Geurts werd in Echt geboren op 14 januari 1914.
Na studies te Roermond op het bisschoppelijk college besloot hij missionaris te worden. Op 27 Juni 1937 verbond hij zich te Cathago in Tunesie voorgoed aan de Societeit van de Missionarissen van Afrika.
En het jaar daarop,op 11 Juni, werd hij te ’s Heerenberg tot priester gewijd.
Hij werd benoemd voor het gebied dat aan het Tanganyika meer ligt: nu de bisdommen Sumbawanga en Kigoma in Westelijk Tanzania.
Hij werkte er in de parochies van Mamba en Uvira.

Na negen jaar pastoraal werk werd hij terug gehaald naar Nederland. Van 1948 tot 1956 was hij overste van het groot seminarie te ’s Heerenberg. Hem was de taak om het tot een college te maken met staf en studenten van verschillende nationaliteiten. Er werd wel gezegd dat Miel voor seminarie-overste in de wieg was gelegd. Maar in 1956 keerde hij toch met vreugde terug naar Tanzania.: naar Kabanga en Kigoma. En na een onderbreking van drie jaar als docent Swahili in Kipalapala, in de missies van Nyamanyere, Chala en Laela.

In 1979 keerde hij voorgoed naar Nederland terug. Eerst werkte hij als pastoor te Azenray: temidden van eigen volk. Daarna verhuisde hij naar ons bejaardenhuis bij Boxtel. Bereidwillig maakte hij deel uit van het driemanschap dat in Heythuysen gingen pionieren gedurende de verbouwing. Jarenlang kwam hij ook trouw naar de raadsvergaderingen in Boxtel, als vertegenwoordiger van de oudere medebroeders. Persoonlijk ben ik hem daar dankbaar voor. Hij wist ook dankbaar te zijn: Na een verblijf in het ziekenhuis zei hij tegen me: “Ik waardeer onze eigen verzorgsters en verpleegsters nu nog meer dan tevoren”. Terecht. En nu is hij na een familiebezoek rustig heen gegaan: Om Pasen te vieren. En wij vieren vandaag een beetje met hem mee.

Preek.

Bijna negentig jaar oud. Op een na de oudste van de missionarissen in de provincie en het langste priester. Vooral op dat laatste was hij glimlachend - toch trots: 65 jaar priester. Of zoals hij het zelf verduidelijkt en heel persoonlijk verwoordt: “priester van Jezus”. Een priester-missionaris,die met dankbaarheid terug keek op zijn leven.

Miel was in menig opzicht een begaafd mens. Op het college in Roermond altijd de eerste van de klas, bleef hij in menig opzicht een koploper. Hij had een heel helder verstand en een sterke wil. Een stevig karakter en besluitvaardigheid. Ook kon hij uitstekend organiseren. Niemand kon om hem heen. Bisschop Siedle noemde hem een “ideale missionaris”. Een overste schrijft ”Hij bezit alle hoedanigheden om een goede overste van ons groot seminarie te worden “. Er waren ook geruchten dat hij op een goede dag wel apostolisch vicaris, bisschop dus, van Sumbawanga of Kigoma zou worden.Of hij dat zelf ook graag wilde is niet helemaal duidelijk. Hij had er zeker de capaciteiten voor.Overigens vertoonde hij soms ook de schaduwzijden van die goede hoedanigheden: Hij kon bazig zijn. En wat haastig beslissingen nemen zonder al te veel overleg met anderen. Maar dat kon je wél tegen hem zeggen. Hij was open voor nieuwe ontwikkelingen, open voor nieuwe vormen van apostolaat. Maar - iets wat moeilijker is - hij stond ook open voor kritiek. Hij gaf het als hij dat nodig vond. Maar hij accepteerde het ook.

Het merkwaardige is dat je zou verwachten dat zo’n typische leidersfiguur, zo’n man met nogal wat bekwaamheden en karaktersterkte, graag carrière zou willen maken. En zich als overste van het internationaal groot-seminarie pas goed op zijn plaats zou voelen. Maar dat was toch niet helemaal het geval. Gedurende de eerste jaren van zijn leven als missionaris werkte hij in het achterland van Tanzania: tegen het Tanganyika meer aan. Hij deed er het hele gewone parochie werk: Eerst Swahili leren om het evangelie te verkondigen en uit te leggen. Rondsjouwen om de veraf gelegen dorpen te bezoeken en er Eucharistie te vieren. Verzoening bevorderen en vergiffenis aanreiken. Buitenstaties bouwen of een polikliniek …Hij was, zoals hij op zijn wijdingsprentje aangaf allereerst: “Priester van Jezus om aan de Afrikanen diens lichaam, diens woord en diens vergiffenis mee te delen”. Dat vulde zijn leven.

Na negen jaar Tanzania werd hij echter toch naar Nederland teruggehaald :Voor de verantwoordelijke functie van overste van het internationale groot seminarie van ’s Heerenberg. Jarenlang, van 1948 tot 1956, zwaaide hij er de scepter. Met bekwaamheid en verve. Met vaste hand. Er werd wel eens gemopperd als hij wat erg doortastend optrad of bazig was. Maar zijn duidelijke talenten kwamen hier volledig tot hun recht, zou je denken. En toch waren het niet zijn gloriejaren. “’s Heerenberg onzaliger gedachtenis”, schrijft hij. En zo gauw hij de kans kreeg keerde hij terug naar het gewone missiewerk in Tanzania.

Daar probeerde hij het Kiha nog onder de knie te krijgen. En nam hij genoegen met leven in primitieve omstandigheden in een verwaarloosde pastorie, waar “een legioen niet geconstipeerde vleermuizen” de zaak vervuilden, schreef hij. “Ik gedij in de mest”. Nog één keer zou hij leraar zijn: In Kipalapala. Waar jonge missionarissen Swahili leren. Maar ook daar lag zijn voorliefde in het pastorale werk in de omliggende parochie. En met vreugde keerde hij al na drie jaar terug naar het veld. Miel werd nooit een doetje. Hij gebruikte zijn talenten met overtuiging en liet zich horen. Maar zijn levensvervulling lag uiteindelijk toch niet in het streven naar een erebaan, naar een kerkelijke carrière. Hij was uit op het doorgeven en meedelen van wat Jezus ons geschonken heeft: Zijn leven, zijn boodschap, zijn vergiffenis en heling.

Dat maakte kennelijk de kern uit van zijn leven:
Anderen mochten beweren dat hij voor overste, voor leiderschap, in de wieg gelegd was. En hij mocht dan op de korte lijst terecht gekomen zijn voor een bisschops benoeming. Maar Miel noemt zichzelf “Priester van Jezus”. En hij wilde dat priesterschap het liefste beleven temidden van de gewone mensen. Onder de Bafipa en de Baha. Of in Azenray. Voor hen zette hij zich in. Met al zijn niet geringe talenten. Maar vooral met wat Hij zelf van Jezus had meegekregen.

Daar keek hij met dankbaarheid op terug: op zijn leven als ”priester van Jezus”. En eigenlijk is deze viering nog een laatste poging van zijn kant om dat, wat hem levenslang bezield heeft, met ons te delen: Voor de laatste keer maakt Miel letterlijk de dienst uit. Voor de laatste keer probeert hij zijn eigen geloof aan ons over te dragen. Want hij stelt voor: “Zingt een Paasmis. Witte gewaden. Steekt de paaskaars aan. Want voor mij is het Pasen begonnen”.

Een Paasmis in de kersttijd ? De lezingen, die we zojuist hoorden, maakten de verbinding tussen kerstmis en Pasen. Ze vertellen ons waarom God zijn Zoon in onze wereld zond. Om ons leven te geven: leven in overvloed. Jezus kwam in deze wereld om een nieuwe manier van leven voor te leven. Hij kwam in de wereld op Kerstmis met een boodschap van liefde en vrede. Voor alle mensen van goede wil.

Als we die boodschap echt tot ons toe zouden laten, dan zag de wereld er heel wat beter uit. Dan was er liefde tussen mensen en vrede op aarde. Dan hadden alle mensen deel van leven. Maar nog altijd vertrouwen we meer op rijkdom en geweld, dan op de waarden van het evangelie.

God zond op die eerste kerstdag zijn zoon in de wereld om ons aan te zeggen dat God liefde is. Dat Hij ons lief heeft en ons dus in leven houden zal:
Nu worden we opgeroepen te leven met en zoals Jezus. En voor ons levenseinde, voor wat “de jongste dag" heet, is er de belofte van nieuw leven over de doodsgrens heen.

Want ook daarom werd Jezus op Kerstmis gezonden. Om ons op Pasen voor te gaan door de dood heen naar de volheid van leven toe.
In onze tijd taant het geloof in die belofte. Het is ook allemaal niet zo vanzelfsprekend. Maar dat was wat Miel geloofde. Met een benijdenswaardig vertrouwen. Daarvan wilde hij nog eenmaal getuigen. Daarom gaf hij aanwijzingen voor deze viering in het zelfgemaakte gedichtje in zijn eigen taal.

Het leven hier en nu: Miel heeft ervan gehouden en ervan genoten. Hij smokkelde 400 sigaren Tanzania binnen.Onderweg van Boxtel naar Heythuysen wist hij me van menig eethuis precies te vertellen wat er te genieten viel. Tot aan het eind van zijn leven kon je een goed glas wijn van hem krijgen. Leven nu.

Maar Miel’s binnenkant was verankerd in zijn geloof in Jezus, die kwam om ons leven te schenken: leven in overvloed. Leven dat mee gedeeld wordt over alle grenzen heen: landsgrenzen en taalgrenzen. Over grenzen van tijd en eeuwigheid heen. Over de grens van de dood zelfs heen. Die binnenkant uitte zich in zijn beleving van het priesterschap: Meedelen, doorgeven, wat je zelf ontving en waardevol vond. En mensen uitnodigen dat gestalte te geven. Dat leidt tot navolging van Jezus: Tot een leven in verbondenheid met hem. Tot de idealen van het evangelie proberen te belichamen. Zijn woord in je toelaten. Het leidt tot erkennen dat we schuld dragen aan de donkerte, de verdeeldheid , het geweld in onze wereld. En tot een voornemen er iets aan te doen.

En zo zijn we samen en we luisteren nog een keer naar hem. We bidden voor hem, voor Emile Geurts, priester van Jezus. En vieren zijn Paasfeest een beetje mee. Moge hij eeuwig leven bij zijn verrezen Heer. Die met Kerstmis kwam om ons Pasen te schenken. Moge het voor hem nu Pasen zijn.

Webmaster-NL

Vorige pagina