Monseigneur Hubertus Ernst, emeritus-bisschop van Breda
geeft de volgende beschouwing over aids, bij gelegenheid van
de WERELD
AIDS DAG, op 1 december 2003.

Lees éérst dit: uitspraak van président MANDELA over de aids-weeskinderen .

Aids, is het de kerken een zorg?

Aids was vroeger, vóór de jaren tachtig van de vorige eeuw, onbekend. in
korte tijd is het pandemisch geworden, een van de grootste bedreigingen
van leven en gezondheid op wereldschaal.



Er is een verband tussen armoede en aids. in de arme landen geschiedt
een massale verspreiding, terwijl therapieën, die in de rijke landen zîjn
ontwikkeld - niet toegankelijk zijn voor de bevolking van arme landen. De
gevolgen zijn rampzalig: de bevolking wordt in de levenskrachtige jaren
uitgedund. En de kinderen groeien in groten getale op zonder ouders en
worden zelf prooi van de ziekte, die ze vaak al voor de geboorte in zich
dragen.



Een nood van deze omvang is een zorg en een uitdaging voor de mens,
wereldwijd, en daarmee ook een zorg voor de kerken. Kerken hebben een
eigen plaats in deze zorg.
De ramp van de pandemische aids te boven komen is niet alleen een aangelegenheid
van de gezondheidszorg, de politiek en de non-gouvernementele organisaties in de
getroffen landen en in de internationale gemeenschap.
De kerk heeft een eigen bijdrage te leveren, zowel in de behandeling van patienten als
in de preventieve zorg ter
voorkoming van de ziekte. Omdat de kerk in aanraking is
met het leven van mensen,
kan zij zorg geven en programma's ontvvikkelen ter
voorkoming van de verspreiding
van aids.
Zij kan wegen wijzen om verandering te brengen in leefwijzen en gewoon-

ten van omgang. die aids massaal maken. in het bijzonder kan zij oproepen tot ver-
antwoordelijkheid en mensen daarin steunen, zodat zij hun eigen ziekte niet over-
brengen aan anderen. Mensen die met het aidsvirus geïnfecteerd zijn - volwassenen,
jongeren en kinderen - kan zij bijstaan in eigen instellingen van gezondheidszorg en
hulpverlening. die de kerk in aile ontwikkelingslanden heeft. De kerk heeft immers
netwerken óver alle landsgrenzen heen !

In de vervulling van deze diaconale taken worden de kerken geleid door de idee, dat
in het christelijke geloof vertrouwen op God en verantwoordelijkheid dragen voor
mensen principieel aan elkaar gekoppeld zijn.Jezus heeft dat duidelijk gemaakt,toen
Hij zijn leerlingen leerde om zo te bidden: vergeef ons onze schulden zoals ook wij
onze schuldenaars vergeven (Matteüs 6,12; 14-15).

Vergeving is wezenlijk in het leven van mensen. Er gaan altijd dingen mis. Niemand
ontkomt daaraan. Het gebeurt in de verhouding van de mens met God, in het eigen
leven en in de onderlinge verhoudingen van mensen, van mensen persoonlijk en in
de verhouding van volken.
Zonder vergeving, die een nieuw begin mogelijk maakt,
houdt het leven geen stand. Dit geldt in het domein van het geloof en van het leven

in de wereld van de mens. In de christelijke visie zijn deze domeinen verbonden.

Wat misgaat in het ene domein, is ontwrichtend in het andere. Ook het herstel is ver-
bonden.Verzoening en vergeving, die deel uitmaakt van de verzoening,geschiedt tege-
lijk, zoals de bede in het gebed van de Heer - en in de waarschuwing, die Jezus er aan
toevoegt, uitdrukkelijk stelt.


Doen aan mensen wat wij in geloof van God verwachten, en in gebed aan God vra-
gen, is niet alleen principieel verbonden op het wezenlijke terrein van de vergeving.
Het geldt op alle terreinen van het leven, in de christelijke visie. Geloven en verant-
vvoordelijk handelen zijn gekoppeld. De reden hiervan is, dat in de visie van de gelo-
vige mens de Schepper een verantvvoordelijke mens geschapen heeft. Geloof en ver-
antwoordelijkheid moeten daarom in eenzeifde richting, hand in hand gaan.


Wanneer deze kijk op geloof en verantvvoordelijkheid richting geeft aan het denken
en handelen van mensen, ontstaat een ineengestrengeld zijn van geloof en humaniteit.
Onder erkenning, dat er humaniteit leeft onder mensen, die niet in God geloven; en
dat het gebeuren kan, dat eisen van humaniteit eerder ontdekt worden in de kring van
mensen die zich "niet-gelovigen" noemen, betekent het voor gelovigen dat de huma-
niteit deel uitmaakt van het geioof zelf. Humaniteit wordt maatstaf van de echtheid
van het geloof, zoals men de boom kent aan haar vruchten (Matteüs 7,15-23).
Humaniteit vraagt: waardig leven, zich inzetten voor vrede, recht doen aan mensen.
armoede uitbannen, nood lenigen, de hemel boven onze hoofden en de aarde onder
onze voeten ontzien. in onze dagen is het in het bijzonder: in de doodsnood van aids
uitkomst brengen.

Zou aids de kerken geen zorg zijn, dan zou het de kerken aan humaniteit ontbreken
en zijn zij ontrouw aan het geloof dat zij belijden.
Voor ieder mens, gelovig of niet-gelovig. geldt dat het uiteindelijke oordeel over zijn
leven geschiedt naar deze maatstaf: "ben ik de naaste geweest van de andere mens die
in nood verkeerde? " (Matteüs 25,31 -46).


Mensen kunnen niet volstaan met te verwijzen naar gezondheidszorg en politiek
zonder eigen betrokkenheid.Voor de gelovige
mens die deel uitmaakt van de kerk
betekent het ook dat hij of zij niet naar de kerk

zal wijzen als naar een vreemde instantie buiten zichzelf, om die met taken te
belasten in het uitkomst brengen aan de doodsnood van de aids.
Het is: zelf naar vermogen de kerk in beweging brengen en aan deze beweging
bijdragen om deze elementaire eis van humaniteit en geloof te verstaan en te
volbrengen.


H.C.A Ernst, emeritus bisschop van Breda


Voor verdere informatie over aids in Afrika, zie de pagina "dialoog-ontmoeting" of de website, door een Nederlandse Vrijwilliger in Angola, tesamen met zijn vrouw, Memisa-arts, opgezet: www.aids-church.tk


Webmaster-NL

Vorige pagina



.