In december 2000 kwam Pater
Piet Kramer terug uit Kenya, waar hij zijn
werkterrein had sinds twee jaar als begeleider van onze studenten van de
Missionarissen van Afrika. Hij was namelijk voor een tweede maal benoemd als
Provinciaal van de Nederlandse Provincie van de Witte Paters. En die periode
zou zes jaar duren!
Mijmerend over zijn belevenissen
in Kenya, toonde hij ons een brief die hij indertijd vanuit Nairobi had
geschreven. Wij laten U deze brief lezen:
Missionaries of Africa
P.O. Box 62154.
Nairobi, Kenya.
Beste familie, vrienden en kennissen:
AFRIKA VIRUS: OEGANDA, ZAMBIA EN KENYA
“Karibu Kenya” betekent in het
Nederlands: “Welkom in Kenya”.
Dat krijg ik nog telkens te
horen als ik mensen van hier voor de eerste keer ontmoet. Ik voel me hier ook
welkom. Inmiddels is dit het derde land in Afrika waar ik me welkom weet. Eerst
10 jaar in Oeganda, ver weg in een plattelandse parochie, temidden van de
hartelijke Banyoro. Daar kreeg ik het “Afrika virus” voorgoed te pakken
(1967-1977).
Toen, na 13 jaar in
Nederland gewerkt te hebben, stapte ik het vliegtuig uit voor 10 jaar Zambia.
Ik stond nog boven op de vliegtuigtrap toen de zon stralend opging over de
vlakte en de verre heuvels rond Lusaka. Dat kon dus ook niet stuk. Weer 10
goede jaren; nu temidden van jong volk uit alle windstreken: Afrikanen, Latijns
Amerikanen, Europeanen en Aziaten uit India, de Filippijnen en Vietnam. En met
de Bemba bevolking wat meer op de achtergrond. (1989-1999).
TOEKOMSTIGE MISSIONARISSEN VAN AFRIKA
En nu Kenya. Weer voor 10
jaar? Daar zal de leeftijd — ik werd hier 65 — wel een stokje voor steken. [*]
Maar in ieder geval bevalt het me hier prima. Ik leef en werk hier weer
temidden van jonge mensen; sommigen oud-leerlingen van Kasama-Zambia. Ze willen
missionaris worden net als ik
vroeger.
Dat woord, die levenskeuze,
roept wellicht gemengde gevoelens op. Maar de benadering is in de loop der
jaren wel wat veranderd. Van “zieltjes winnen” naar “ontmoeting” en “dialoog”,
en “uitwisseling”. Overigens ging de bekeringsdrift altijd gepaard met zorg voor mensen, met inzet voor menselijke ontwikkeling.
En het feit dat de meeste
missionarissen gehecht raken aan land en volk betekent wel dat het ook geen
eenrichtingsverkeer was. We ontvangen ook heel veel: bevestiging, vertrouwen,
hartelijkheid, vriendschap.... En verbondenheid met het soms harde lot van de
mensen.
ZICHT OP KENYA, VROEGER EN NU
Kenya was vroeger een Britse
kolonie. Veel blanken vestigden zich op uitgestrekte landerijen. De bevolking
werd echter van de meest vruchtbare streken verdreven om plaats te maken voor
die grote landbouw en veeteeltbedrijven. Ze werden gedwongen om zich te
vestigen in de zgn. inlandse reservaten.
In de vijftiger jaren van de
vorige eeuw kwam met name de grootste stam, de Kikuyu, hiertegen in verzet: het
werd de Mau-Mau opstand. Die werd
drastisch onderdrukt. Maar leidde uiteindelijk tot de onafhankelijkheid.
Aanvankelijk zagen de Engelse kolonisten niets in onderwijs voor de Afrikanen.
Die moesten maar liever ongeschoold blijven.
Maar de missies stichtten wèl
scholen. Vlak voor de onafhankelijkheid was 95% van de scholen in handen van
zending en missie. En wat gezondheidszorg betreft: er zijn 29 Katholieke
ziekenhuizen en 160 klinieken. De paters van MiII HilI, de Ursulinen van
Bergen, de Paters van de H. Geest, de Broeders van Utrecht en Tilburg hebben er
baanbrekend werk gedaan.
KENYAANSE KERKEN
In de felle tijd van verzet
en repressie was gebleken dat de missie de zijde van de plaatselijke bevolking
koos. En zo had een massabeweging naar de kerk plaats. Nu is 75% van de
Kenyanen Christen: Lid van de “Katholieke Missiekerken”, of van de ongeveer 150
onafhankelijke kerken en kerkjes die zijn gesticht en worden geleid door
Afrikanen. Met kleurrijke namen soms: “Het
Miracles explosion centrum”, de “Kerk
van de bruiloft van het Lam: een kerk die zorgt”, de “Christelijke Bevrijdingskerk, waar iedereen iemand is”, de “tabernakel kerk; een kerk in beweging”,
de “Grote oogst kerk” en het “zielen winnen Centrum” enz.enz.
Het zijn soms echt kerken
voor en van de armen. Ofschoon de Pinkster-gemeenten ook veel meer gegoede
burgers aantrekken. Er is vaak echte onderlinge zorg. Er wordt met geestdrift
gepreekt, gedanst en gezongen. Het gebed komt recht uit het hart en er wordt
ijverig bijbel gelezen.
Mannen en vrouwen geven
leiding en ook de armere mensen komen aan bod. Nadelen zijn soms de wat erg
rechtlijnige Bijbeluitleg. Ook soms een zekere zelfgenoegzaamheid en
gelijkhebberigheid die samen gaat met veroordeling van anders denkende
Christenen. Maar daar hebben óók wij als katholieke Kerk - lang een handje van
gehad. En soms vandaag de dag nog!
Er ligt ook veel nadruk op
genezing (“een wonder per dag” stond op een affiche) en op het verkrijgen van
succes. Dat kan verglijden in een vlucht uit de harde werkelijkheid.
ORGANISATIE VAN DE KERK
De katholieke parochies zijn
opgedeeld in kleine basisgemeenschappen, waarin mensen op soortgelijke manier
samen komen voor Bijbellezen en gebed. Maar ook voor onderlinge steun en hulp
aan armen en zieken in hun buurt. Onderlinge saamhorigheid is geen luxe.
Want Nairobi is een
boeiende, maar ook harde stad. Vanuit het Vrijheidspark op de helling van een
heuvelrij heb je een mooi uitzicht op het hart van de stad: er staan nog wat
oudere koloniale gebouwen. Langs de boulevards en de winkelstraten, waar van
alles te koop is, ook veelal fraaie moderne hoogbouw. Hier en daar een blanke,
bekoepelde moskee. Het parlement met een soortement Big Ben toren en andere
regeringsgebouwen. De kathedraal.
En boven dit alles uit
torent de macht van het geld; enorme bankgebouwen in marmer en spiegelglas.
Daar rondomheen de zgn. “estates”: overbevolkte buurten, afgesloten met hekwerk
en ‘s nachts bewaakt. Voor mensen met een baan(tje). En daarachter verstopt
liggen de eindeloze sloppenwijken voor de honderdduizenden armen.
INWONERS SLOPPENWIJKEN
Nairobi telt 3 ¼ miljoen
inwoners, 75% met lage inkomens, 40% onder de armoedegrens. Wij komen
regelmatig in die krottenwijken: Nauwe modderpaden tussen de golfplaten
optrekjes in. Soms open riolen. Hier en daar een waterkraan. Krotten waar
sterke drank wordt verkocht. Of waar video’s met veel geweld worden vertoond.
Armzalige winkeltjes.
Langs de weg vrouwen die wat
groente en fruit proberen te verhandelen. Groezelige slagerijtjes waar
koeienpoten worden afgekookt in een emmer, ‘t vet van huiden afgeschraapt en
verwerkt in een soort worst.
“ZIEKTES EN ZEERTES”
Soms gewelddadigheid, veel
prostitutie en dronkenschap. Kleine criminaliteit. Al twee keer werd mijn
horloge bijna van mijn arm gegrist. Ik houd hem nu maar op zak. Veel ellende.
Elke dag sterven er 500 mensen in Kenya aan aids.
En de kranten melden deze
week dat er 190.000 Kenyanen seropositief zijn. Overal zwerven kinderen op straat;
vaak wezen.
Noud Grol, een Groningse
Witte Pater, is jaren geleden begonnen met een project om de zgn. “Parking Boys” (parkeerplaatsjongens)
aan scholing en werk te helpen: Het “Undgu Project” (broederschap). Nu hebben
veel parochies plekken waar die jongens en meisjes terecht kunnen. Ook
vrijwillige organisaties zetten er zich voor in.
Maar als die jongeren
eenmaal zich verslaafd hebben aan het snuiven van benzine of lijm, dan is er
meestal geen redden meer aan. Gelukkig is dat niet het hele verhaal. Vlak
buiten de sloppenwijken tref je allerlei “Jua Kali” oftewel “openlucht bedrijfjes”
aan: Timmermanswerkplaatsen, schoenlapperijen, kramen met tweedehands kleren, loodgieterijtjes,
meubelmakerijen. En ook nog plekken waar je je auto kunt laten oplappen...
GOED VAKWERK EN PRACHTIGE MENSEN
Mensen gaan niet bij de
pakken neer zitten. En het is opvallend hoeveel goed vakwerk er zo geleverd
wordt. Je komt er ook prachtmensen tegen:
Vlementma
woont in een bedompte lemen hut met twee kamertjes. Haar man is aan de drank.
Zelf heeft ze 7 kinderen. Maar dat weerhield haar niet om er twee wezen bij te
nemen. En ze kijkt om naar een gehandicapte buurman. En ze moet dat zien te
doen met het loontje van een werkster in een ziekenhuis.
Maria heeft ook een baantje in de binnenstad. Ze loopt
een flink gedeelte van de lange weg naar huis. Ze kan het busgeld niet missen
wil ze haar kinderen op school houden.
Antonio, een lasser, raakte zijn baan kwijt. Hij heeft
zijn gezin terug gebracht naar het platteland. Zelf woont hij nu in een
optrekje van karton en wat vellen plastiek. Met wat schnabbelen hier en daar en
met de opbrengst van zijn tuintje ziet hij kans om af en toe toch wat geld naar
zijn vrouw te brengen.
Juliana’s dochter is stervende aan aids. Haar 3
zoons hebben een bloedziekte. Ondanks haar eigen situatie heeft ze een pas
geboren kindje opgenomen dat te vondeling gelegd was zo maar op de vuilnishoop.
GROOT GODSVERTROUWEN!
Ik heb pas een stel van dit
soort mensen begeleid: Ze vroegen om een retraite! Elke dag kwamen ze voor of
na het werk langs om hun verhaal te doen en wat inspiratie mee te krijgen.
Tussen de bedrijven door zochten ze dan gelegenheid om wat te overwegen en te
bidden. Ik voelde me maar een klein mannetje hoor, vergeleken bij hen.
Ik ben ook bij de Kleine
Zusters van Charles de Foucauld op bezoek geweest. Die wonen simpelweg midden
in de krottenwijk tussen de mensen in: geen grootse projecten. Gewoon
burenhulp, vriendschap, omkijken naar oude mensen, naar zieken en kinderen,
gebed.
Vorige week zondag nam Antonio me mee naar een trouwfeest in de
wijk. De mensen zien er feestelijk uit, keurig in het pak, haar in de krul.
Arm, niet armzalig! Het kerkkoor zorgde voor de muziek. De mensen houden enorm
van zingen. Op zeker ogenblik geloofde ik mijn oren niet: Het koor (ongeveer
dertig mannen en vrouwen) stortten zich heel enthousiast in het Alleluja van Handel. Het klonk als een
klok! Er kwam geen partituur aan te pas. En alle koorleden wiegden verzaligd
mee met hun muziek. Handel zou er plezier aan beleefd hebben.
LEVENSKUNST
Waar halen ze de levenskunst
vandaan? Enorme tegenstellingen. En de grote criminelen vind je niet onder de
armen. Corruptie verziekt het land. Het wordt door hoge heren leeggeroofd. Een
commissie moet er nu iets aan gaan doen.
BIJ DE WITTE PATERS
De onderkomens van de
Missionarissen van Afrika steken wel af bij de krottenwijken. Op ons erf hebben
we een kapel, 2 gemeenschapshuizen voor de 4 teams, een bibliotheek, want dit
is een studiehuis.
En ook nog een gebouw met
keuken, eetzaal, recreatiezaal, gastenkamers, wasserij... We wonen hier nog met
21 mensen. Maar volgend jaar komen er nog 8 bij en dan zijn alle kamers bezet.
De studenten gaan elke morgen naar college in de stad (theologie en Bijbel)
In de weekenden trekken ze
erop uit: werk met straatjeugd, met een jongerengroep in de sloppenwijk van Ukuru.
Bezoek aan diensten in de kleine Christen gemeenschappen, contact met de
dominees en gemeenteleden, opleiden van doopleerlingen, bezoeken aan het ziekenhuis (op de aids-afdeling moeten de
mensen 2 zieken per bed delen!)
We houden een gastvrij huis. De jongens brengen geregeld
vrienden en kennissen mee. Ikzelf heb mijn bezigheden hier in huis, o.a.
persoonlijke begeleiding van de studenten. En aanvankelijk het ordenen van de
bibliotheek. Ons huis is eigenlijk pas open en daar was dus nogal wat werk aan.
(1997)
Ik help in de parochie waar
de diensten in het Engels of Swahili zijn. Nu beginnen de contacten te komen:
met basisgemeenschappen, met mensen uit de Mukuri wijk, met gemeenschappen van
zusters. En daar zal ook werk uit voortkomen. Misschien ook les geven. Maar
niet op het theologisch college, want ik heb geen diploma’s.
Er wordt echter al meer en
meer een beroep op me gedaan door meer informele groepen en instellingen. Ik ga
dus al heel wat rond. En omdat ik geen auto heb, reis ik, net zoals de meeste
werkende mensen hier, per “matatu”, in een van de 4000 fel beschilderde
minibusjes.
Ze hebben allemaal een naam:
Stichtelijke namen zoals “God First, God eerst”. Of naar de roekeloze vaart te
oordelen waarmee het iedereen voorbij tuft: “God voorop”. “Probeer het met
Jezus” of “de pelgrim”. Dichterlijk als:
“morgenmist”, Zilverwind”, “op vleugels” etc. Bij de tijdse: “Titanic”, “de millennium
kever”, “Intenet”. Of dicht bij de verkeerssituatie: “Rad van avontuur”,
“Uitgerookt”, “Gaslek”, “Hupsakee”, “Langzaamaan opa”, “Geen centje pijn“, “Ik kom eraan” .... Of keiharde:
“Straatmaffia”, “Groene tijger”, en “Spugende cobra” “Matatu” betekent
eigenlijk “30 cent”.
De prijs is wel wat omhoog gegaan. Maar is nog
spotgoedkoop (voor ons) en ze brengen je overal.
Dat was het dan weer. Het is
bijna Kerstmis. En dan barst de Millennium feestvierderij los. Dan gaat er
waarschijnlijk voor miljoenen de lucht in! Om betere tijden in te luiden? Dat
hopen we dan maar!
[*] Inderdaad is het een voorlopig vaarwel van
Afrika voor Piet geworden: na zijn ambtstermijn van 6 jaar Provincialaat kwam hij door een noodlottig ongeval in het
ziekenhuis terecht, daar hij zijn been gebroken had. Na 5 maanden operaties en herstel kreeg Piet
eindelijk verlof om te vertrekken: voorlopig géén Kenya, maar Bangalore in
India, waar de Witte Paters een opleidingshuis hebben, en men leraren nodig
heeft. Hij vertrekt dan eind januari 2007, voorlopig voor een 6 maanden durend
visum.
Webmaster-NL |