GEDACHTENIS -VIERING BIJ DE UITVAART VAN PATER THEO HENDRIKS.

Beste familie van pater Theo Hendriks, beste medebroeders, verzorgsters, vrienden en kennissen.


Inleiding:

Theo stierf in de Goede Week en wordt begraven in de Paasweek. Hij zou dat goed gekeurd hebben. Want hij was een gelovig man en geloofde dat wat er met Jezus gebeurd is en wat we deze dagen vieren, zich ook aan ons allen voltrekt. Hij heeft het leven zinvol gevonden. Hij heeft volop geleefd, van zichzelf gegeven, van mensen gehouden en op God vertrouwd. Hij had geen haast om er afscheid van te nemen. Maar bang voor de dood was hij niet.Het zou voeren naar nieuw leven.

Dat Paasgeloof heeft hij wel van zijn ouders meegekregen. Ook zijn roeping tot missionaris had wel met thuis te maken. Zijn broer Nico is, tot hij trouwde, jarenlang missionaris geweest. Zijn zus voedde een hele schare wezen op. Een neef sloeg waterputten in Tanzania. Een nicht is bezig onder de armen in Malawi. Een Canadese neef werd onlangs priester. Sommigen doen heel gewoon buitengewone dingen. Anderen doen de gewone dingen buitengewoon. Blijkbaar hebben ze een royaal en stevig geloof meegekregen dat metterdaad ingevuld moest worden. Of minstens een sterk sociale inslag.
Theo werd missionaris van Afrika. Leven in Afrika was niet altijd gemakkelijk. Maar Theo hield van de Wanyamwezi.(Tanzania) En zij van hem. Dan heb je een goed leven. Nu is het voorbij. We bevelen hem nu aan bij de Heer van het leven.



Preek.

Het was altijd een plezier om bij Theo binnen te stappen. Hij zat er prinsheerlijk op zijn gemakkelijke stoel en al gauw kwamen de verhalen los; altijd luimige verhalen over “de missie”. Een enkele keer zei Theo:”Heb ik je dit of dat al eens verteld?”En dan dacht ik:”Ja hoor. Maar ik wil het graag nog een keer horen”. Zoals het verhaal hoe hij in de laadbak van zijn oude landrover lag te slapen met het achterzeil open. Hoe hij besnuffeld werd, een oog open deed en tot zijn schrik recht in de muil van een leeuw keek. Theo hield zijn positieven bij elkaar: Hij bewoog niet. Alleen zijn hand kroop stilletjes richting spatbord. En plots gaf hij er een fikse klap tegenaan. De leeuw droop verschrikt af met de staart tussen de benen. Degenen onder u die hem goed gekend hebben zullen dit verhaal wel herkennen.Maar hij had een hele voorraad van verhalen en belevenissen om uit te putten. En de levendige beschrijvingen waren doorspekt met uitdrukkingen in het Kinyamwezi of het Kiswahili.

Het waren overigens niet alleen maar jagersverhalen en visserslatijn. In de verhalen doken de namen van de missies waar hij gewerkt telkens weer op: In 1946 begon hij in Bulungwa. Maar al gauw werd hij leraar en econoom in het seminarie van Itaga. Die laatste taak lag hem beter dan het eerste. Toen in 1950 naar Ussongo waar hij twee keer pastoor zou zijn.
Toen werd hij tot "propagandist" benoemd in Rotterdam. Tot zijn verdriet. Maar zo’n verhalenverteller konden ze aan het thuisfront wel gebruiken.

Na 4 jaar in Nederland gewerkt te hebben, keerde hij terug naar Tanzania:
Naar Kitangili van waaruit hij Mzega stichtte.Toen terug naar Itaga, maar nu als pastoor. Van 1957 tot 1965. Daarna Tongi, weer Ussongo en tenslotte 15 jaar lang; de oude missiepost van Ndala: Van 1977 tot zijn definitieve terugkeer naar Nederland. Het waren overigens niet alleen maar plaatsnamen van missies die opdoken in zijn verhalen. Ook de namen van de mensen, van de Wanyamwezi: van Tanzaniaanse collega priesters, van catechisten en andere medewerkers, van Christenen uit de verre dorpen.

Theo was een rasechte missionaris van de oude stempel: Onvermoeibaar trok hij rond in zijn oude landrover om de mensen op te zoeken. Hij legde hele streken, waar voor hem geen missionaris voet gezet had, open voor het evangelie. In de vastentijd sloofde hij zich uit om dat evangelie uit te leggen aan ieder die hem horen wilde in speciaal onderricht voor pasen. Daar, in dat jarenlange nauwe contact met de mensen, in de alledaagse voorvallen van een missionarisleven, groeiden zijn verhalen. Want hij had er oog voor. Of misschien moeten we zeggen; hij had er hart voor: Hart voor de mensen.

In zijn brieven zegt hij wel:”Iedere dag is een verhaal op zich” en “Het gewone is elke dag weer anders”. Maar dan komt hij meestal toch niet veel verder dan wat nieuwtjes en wat zakelijke regelingen. Met als excuus : “Als ik eenmaal verhalen zou beginnen te vertellen, dan zou deze brief veel te lang worden”. Overigens heeft hij op zijn praatstoel in zijn kamer de schade aardig in weten te halen. Maar in een van die wat obligate brieven bekent hij toch:”Ik houd van de mensen: Of ze nu Christen of heidenen zijn. “.

In brieven en verhalen spreekt hij altijd positief over hen: In Itaga moet hij een totaal verwaarloosde missie weer opbouwen. “Ik ben pastoor van een ingevallen kerk” Ook 33 buitenposten moesten herbouwd worden. Maar weinig of geen kritiek op zijn voorgangers. Eerder begrip voor hun financieel povere situatie . Hij leefde met een van hen, een al wat oudere Tanzaniaanse priester. En ze hadden het goed samen.

Toen moest Theo de Tongi missie heropenen. Ook dat viel niet mee.Theo vergeleek het met op hout bijten. Als je maar lang genoeg doorbijt dan wordt het hout zachter. En tenslotte blijkt het dan soms zoethout te zijn. Als je de mensen eenmaal leerde kennen, dan werd het leven zoet, ook al was het werk hard.
Hij deelde de zorg van de mensen: Een telkens weer terugkerend refrein in zijn brieven gaan over regenval en de kansen op een goede oogst, over droogte en de dreiging van hongersnood, over de kudden koeien en ziekte onder het vee. Gevraagd naar zijn mening over Ujamaa, President Nyerere’s sociaal- economiese politiek om de mensen samen te krijgen en te laten samen werken, is Theo’s reactie typerend voor hem. Hij deelde de kritiek over de manier waarop mensen soms gedwongen werden samen te gaan wonen zonder voldoende voorzieningen. Maar dan wijst hij - in tegenstelling met veel anderen - ook heel nadrukkelijk op de zegeningen van die politiek: Een landstaal. Bereikbaar onderwijs en medische verzorging. Beloopbare watervoorziening. Meer mogelijkheden van sociaal contact. Wegen aanleg. En ook grote voordelen voor het pastoraal werk.

Alles wat de mensen aanging interesseerde hem: Naast de landstaal kende hij ook Kinyamwezi. En de gelijkenis en verschillen met het Kisukuma boeide hem. Hij wist van de traditionele geneeswijzen met kruiden. Hij vroeg naar de aloude religieuze tradities van de Banyamwezi, naar hun geschiedenis, naar betekenis van gewoonten en gebruiken en hij las er over.

Hij had hart voor de mensen. En dat roept onvermijdelijk ook hartelijkheid op: de mensen hielden ook van hem. Ze wisten dat Theo aan hun kant stond, hen respecteerde, alles voor hen over had. En ook zijn vrolijke aard, zijn zin voor humor, moet hen aangesproken hebben.

Zijn belangstelling beperkte zich overigens niet tot meeleven. Hij had als rasechte missionaris ook zorg voor hun religieus en kerkelijk leven. Zoals gezegd trok hij veel rond om het evangelie echt ingang te doen vinden bij zijn mensen. Met alleen rituelen kom je er niet. “Dopen is gemakkelijk genoeg”, schrijft hij. “ Maar Christen worden; dat is wat anders”. Het paasgeloof moest wortel schieten en de mensen hoop geven. Theo was ook een man van gebed. Zelfs als hij in de loop van de dag weer op safari moest: om zes uur in de morgen was hij in de kerk. En ook in Heythuysen lag zijn wat verfomfaaide brevier altijd binnen handbereik.

Veel missionarissen bewaren goede herinneringen aan hun leven ginds. Aan de mensen van Afrika. We dachten iets te brengen. En deden dat ook wel. Maar vaak is onze ervaring dat we meer ontvingen dan we inbrachten. Hoeveel vertrouwen, hoeveel hartelijkheid is er niet op ons afgekomen ? Hoe hebben de mensen ons niet verwelkomd ? Hoe welwillend waren ze meestal ondanks onze soms toch wat gebrekkige talenkennis, onze soms toch wat vreemde gedragingen, ondanks soms onze veeleisendheid. Wat voor een prachtige mensen hebben we er ontmoet: toegewijde catechisten, wijze oude mensen, vrouwen met een onuitputtelijke inzet voor het leven van hun gezin, jonge mensen met een ongelooflijk talent van overleven, met levensvreugde en onverwoestbare hoop
.
Afrika heeft velen van ons diep beïnvloed. Afrikaanse mensen hebben onze harten geraakt en er het beste in opgeroepen. Onze evangelisatie methodes mogen soms onbeholpen geweest zijn en door de tijd bepaald. Maar de mensen wisten, voelden heel goed wie van de missionarissen hart voor hen hadden. En dan was het goed. Je kunt nog zoveel kennis hebben van theologie of liturgie en catechese.: als het hart niet mee komt dan is die kennis harteloos. Kennis zonder hart mist wijsheid. En in het Christendom gaat het uiteindelijk niet om grote kerken, mooie liturgie en geleerde theologie, maar om liefde.
Veel missionarissen houden van de mensen. En hebben de oermenselijke en rijke ervaring opgedaan dat de mensen ook houden van hen. Een heilzame wisselwerking. We zijn in Afrika bevestigd. En we zijn er dankbaar voor.

Theo was zo’n missionaris; een man met hart voor de mensen voor wie en met wie hij leefde. Daarom hield hij ook van het leven. Tot aan het eind aan toe. Door heel zijn leven heen heeft hij van alles gemankeerd. Maar als je hem ernaar vroeg zei hij meestal: “Ik maak het best.” En ooit: ”Elf jaar geleden zeiden de doktoren, dat ik het niet langer dan twee jaar in Afrika zou uithouden. Ze hadden en hebben ongelijk. Ik maak het dus best”. Er was kanker, er waren rugklachten, tijdelijke moeite met lopen…Maar met Westlandse nuchterheid reageerde hij op die klachten met:”Niet zo leuk. Maar niets aan te doen” of “Je kunt het nu eenmaal niet altijd krijgen zoals je het hebben wilt”of “Het komt zoals het komt” .Uiteindelijk gaf zijn hart het meer en meer op. En in 1992 moest Theo daarom toch afscheid nemen van Afrika: “ Dat ligt me zwaar op de maag…Het valt niet mee om alles achter te laten”.

Maar zijn leven versomberde ook hier niet. Toen de dokter hem meedeelde dat er verder niets meer aan zijn hartzwakte te doen viel, vroeg hij:”Maar, pater, hoe oud bent U eigenlijk ? ”Ik ben 82” . ”Nou dat is natuurlijk toch wel een mooie leeftijd”. En Theo met een glimlach: ”83 is nog mooier”. Hij was het nog niet beu. Ook al niet omdat hij hier uitstekende verzorging kreeg.

Maar hij was ook klaar voor de overtocht. Hij was nuchter genoeg om te weten dat het zo afgelopen kon zijn. En hij bereidde zich erop voor. En zo is het ook gegaan. Wij delen in zijn dankbaarheid om een mooi leven. En begeleiden hem met onze gebeden.


Webmaster-NL

Vorige pagina