|
|
|
Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?
Zij is meer waard dan edelstenen.
|
|
|
Haar man vertrouwt op haar
en zal daar rijkelijk bij winnen.
|
|
|
Ze brengt hem voorspoed, geen ellende, alle
dagen van haar leven.
|
|
|
Ze zoekt wol en linnen uit,
en spint en weeft met vreugde.
|
|
|
Zoals een koopmansschip naar verre streken vaart,
zo haalt zij van verre wat ze nodig heeft.
|
|
|
Ze staat al op als het nog donker is,
regelt het werk in huis, draagt haar slavinnen taken op.
|
|
|
Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem,
van wat ze heeft verdiend, plant ze een wijngaard.
|
|
|
Zij is vol daadkracht,
onvermoeibaar is ze in de weer.
|
|
|
Handeldrijven gaat haar heel goed af,
’s nachts gaat haar lamp niet uit.
|
|
|
Haar handen zijn voortdurend aan het spinrok,
ze houdt altijd de weefspoel vast.
|
|
|
Haar handen strekt zij uit naar de behoeftigen,
ze geeft de armen hulp.
|
|
|
Niemand in haar huis hoeft sneeuw te vrezen,
zij heeft hen allen warm* gekleed.
|
|
|
Ze maakt de mooiste dekens,
ze gaat gekleed in linnen en purperen wol.
|
|
|
Haar man geniet bekendheid in de stad,
hij vergadert met de oudsten in de poort.
|
|
|
Zij vervaardigt kleding en gordels,
en levert die aan kooplui.
|
|
|
Uit haar verschijning spreken kracht en waardigheid,
de dag van morgen ziet ze lachend tegemoet.
|
|
|
Ze spreekt wijze woorden,
wat ze zegt, zijn liefdevolle lessen.
|
|
|
Ze waakt over haar huishouding,
nietsdoen is haar onbekend.
|
|
|
Haar kinderen prijzen haar,
haar man bejubelt haar:
|
|
|
‘Er zijn veel sterke vrouwen,
maar jij overtreft ze allemaal.’
|
|
|
Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat,
maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen. [31] Moge
zij de vruchten plukken van haar werk.
|