UITVAARTDIENST VAN CAREL SWENNEN M.Afr.
(Broeder Koenraad)
We zijn bijeen gekomen op deze Allerzielendag om afscheid te nemen van een markante persoonlijkheid die velen dierbaar was. Een boeiend en werkzaam leven is voorbij. Dankbaar staan we daar bij stil in deze viering.
Dankbaar aan het gezin waar hij uit voortkwam en dat hem afstond om missionaris te worden.
U, zijn zus, broers en schoonzussen, neven en nichten zijn hem trouw gebleven met uw durende belangstelling en warmte. Dankbaar voor het vele goede werk dat hij verzette in dienst van het evangelie.
Wij allen weten van zijn pionierswerk in de drukkerij van Kipalapala. Toen hij dat werk overdroeg en naar Nederland terugkwam was hij ondanks zijn toenemende beperktheden nog bezig met boekbinden en in de archieven. Dankbaar voor wat hij bijdroeg aan de gezelligheid in onze gemeenschappen.
Na Boxtel en Leidschendam kwam hij tenslotte terecht hier in Heythuysen. Aanvankelijk was dat wennen: Hij bromde dat hij het gevoel had in het buitenland terecht gekomen te zijn. Er wordt hier inderdaad geen Swahili of Rotterdams gesproken.
Maar dat veranderde door de liefdevolle toewijding en het grote respect waarmee hij hier verzorgd en verpleegd werd. “Twee honderd procent beter dan elders” vond zijn zus. De dokter maakte er drie honderd procent van. Dank dus aan wie hem verzorgden en verpleegden.
We hopen dat hij nu in het vaderhuis aangekomen is. En mag leven in de kring van zijn Meester en Broeder, Christus. We begeleiden hem biddend op zijn laatste reis. En nog eenmaal horen we over het getuigenis van heel zijn leven onder ons . Om er ons voordeel mee te doen. Maar nu roepen we eerst Gods erbarmen over hem en over onszelf af.
Hier volgt nu de Homilie:
COENRAAD
Toen Carel op 8 september 1943 zijn tijdelijke missionaris-eed aflegde was het nog gebruikelijk dat de broeders een kloosternaam kregen. Carel koos voor een obscure Fransiscaanse heilige: Coenraad van Parzham. En levenslang had hij een klein beeldje van die bedelmonnik op zijn kast staan. Waarom die keuze ? Omdat die Coenraad een broeder was !!
In een van zijn brieven beschrijft Carel zijn roeping als volgt :
ROEPING
Pas na een paar jaar greep onze lieve Heer in en voelde Carel dat hij missionaris moest worden. Broeder missionaris wel te verstaan. Hij had een helder verstand en een paar goede handen en die wilde hij gebruiken in dienst van het evangelie.
Aanvankelijk werd hem-evenals de andere kandidaat broeders- gevraagd om huis-tuin en keuken baantjes op te knappen. Hij vond dat frustrerend. Maar de
BENOEMING VOOR AFRIKA
Maar na zijn eeuwige eed (op 27 september 1949) werd hij benoemd voor de pas opgerichte “Tanganyika Mission Press” in Kipalapala bij Tabora in Tanzania en kreeg hij de kans om een nieuw vak te leren. Hij greep die kans met beide handen aan.
Samen met de broeders Damiaan van Doorn en Aufridus van Aalderen bekwaamde hij zich in alles wat nodig was om die drukkerij van de grond te krijgen en tot een sukses te maken. Zijn specialiteit werd de boekbinderij: Hij kreeg de leiding van de afdeling die de tienduizenden bijbels, schoolboeken, werken over spiritualiteit, verhalenbundels en catechismussen bond en klaar maakte voor verspreiding. Een even authentieke manier om het goede nieuws te brengen dan zondagse preken afsteken en les geven aan doopleerlingen.
Carel leidde al gauw ook mensen op en werkte samen met hen: Met Nederlandse vrijwilligers en Afrikaanse krachten. En sinds 1974 ook met Afrikaanse broeder monniken van de abdijen van Peramiho en Hanga. Hij had ze zelf aangetrokken want in 1972 was hij tot directeur benoemd.
DIRECTEUR
Voordat hij in 1992 de drukkerij aan die Benedictijnen overdroeg had hij ze getraind en geleidelijk aan verouderde machinerieën door nieuwe vervangen. Vaak met financiële hulp van familie en vrienden.
Toen
TERUG IN NEDERLAND
Eenmaal terug in Nederland kon Carel dus met voldoening terug zien op die lange jaren in Kipalapala. Hij was volop en volledig missionaris geweest. En hij was zich daarvan bewust. Voor hem was een Broeder evenzeer missionaris als een priester.
Toen het aantal kandidaten voor de roeping tot broeder missionaris terug liep schreef Carel in 1966 een forse brief naar zijn oversten. Hij was toen inmiddels niet zo onderdanig meer. Maar mondig. Met humor beschrijft hij wat veel katholieken volgens hem over Broeders dachten:
BROEDER OF PATER: GEMEENSCHAPPELIJKE ROEPING
Broeders, meende hij terecht, zouden al het werk moeten kunnen doen waarvoor geen priesterwijding nodig is. Hij dook in de archieven en haalde in diezelfde brief het kapittel van 1957 aan. Dat verklaarde dat: "Broeders en Paters een gemeenschappelijke roeping hebben en allen allereerst volledig lid van de Sociëteit zijn. en missionaris van Afrika." Binnen die gemeenschappelijke roeping verrichten priesters en broeders deels verschillend dienstwerk.
Carel stelt dan heel consequent een meer gezamenlijke vorming voor : Allen die zich bij ons willen aansluiten moeten allereerst gevormd worden als
GESCHIEDENIS
Carel verdiepte zich levenslang graag in de geschiedenis van de Sociëteit. In een andere, zeer uitgebreide brief aan een kapittel citeert hij dan ook Kardinaal Lavigerie, onze stichter. Die vond al dat
"aan de broeders naast het bouwen en de zorg voor tuinen en boerderijen ook het economaat, de directie van scholen en seminaries, van weeshuizen en catechumenaten, de opleiding van vakmensen, de zorg voor de zieken…. moest worden toevertrouwd. En dat ze daartoe de noodzakelijke opleiding moesten krijgen." De kardinaal legde dat ook vast in zijn regels.Webmaster-NL |