-I-
AIDSEPIDEMIE
IN AFRIKA VERZIEKT SAMENLEVINGEN
Kritiek op
aandacht voor aids in Afrika is niet terecht. We moeten de ziekte bestrijden
én algemene
zorg verbeteren.
Sjoera Dikkers en Joep M.A.Lange respectievelijk directeur "Stop Aids Now",
en
hoogleraar en ‘aidsbestrijder’, verbonden aan het AMC te Amsterdam.
Aandacht voor aids is funest, want die leidt af van de algemene problemen in
de gezondheidszorg in arme landen, schrijft Trouw op 20 juli.(zie volgend
artikel) De keiharde realiteit van de aidsepidemie
laat echter geen ruimte voor een technisch debat over de vorm van de hulp. Nu
niet handelen veroordeelt miljoenen tot de dood.
Volgens de in Trouw genoemde organisatie Wemos steken grote, Amerikaanse donoren in ontwikkelingslanden eenzijdig geld in aidsbestrijding. Dit zou ten koste gaan van de algemene gezondheidszorg.
Wemos schiet tekort in de analyse van de aidsepidemie: zij zien aids als
een zuiver medisch probleem: een ziekte zoals er vele andere ziektes zijn. Meer
dan zieke mensen veroorzaakt aids in Afrika – en steeds meer ook in Azië en
Oost-Europa – zieke samenlevingen. De miljoenen aidsdoden die er sinds het
begin van de pandemie zijn gevallen, hebben alleen in Afrika al twaalf miljoen
weeskinderen nagelaten voor wie gezorgd moet worden.
AIDS
DOODSOORZAAK NUMMER EEN
Aids is doodsoorzaak nummer één in sub-Sahara Afrika én is de motor van de
tuberculose-epidemie. De cijfers liegen er niet om: 4,3 miljoen nieuwe
infecties per jaar.
Kern van de kritiek van Wemos is dat de (vooral) door het Westen
gefinancierde aidsbehandelprogramma’s ’verticaal’ zijn. Dat wil zeggen dat ze
zich alleen op de bestrijding en preventie van aids in ontwikkelingslanden
richten en niet zoals horizontale programma’s op de armoedebestrijding in de
breedte. Volgens Wemos worden daarmee lokale gezondheidssystemen gepasseerd en
onder druk gezet.
MAATSCHAPPELIJK IMPACT
In de praktijk zien wij juist dat de ernst én de enorme maatschappelijke
impact van de aidsepidemie een speciale – verticale – aanpak rechtvaardigt. De
noodhulp die de aidsbestrijding feitelijk is, kon en kan niet worden
geïntegreerd in de bestaande gezondheidssystemen doordat deze
gezondheidssystemen simpelweg niet functioneren. De bestrijding van aids in de
pas laten lopen met het verbeteren van de algehele
gezondheidszorg in ontwikkelingslanden veroordeelt miljoenen tot een
vermijdbare dood.
Vooral dankzij de verticale aanpak en fondsen als het – door Wemos gelaakte
– Amerikaanse Pepfar worden nu meer dan een miljoen
ouders, leraren, artsen, verpleegsters in sub-Sahara Afrika behandeld. Die
mensen zouden anders dood zijn, hun kinderen wees, hun bijdrage aan de
samenleving verloren.
Juist dankzij de mondiale aandacht voor de aidsepidemie zijn de grote
problemen in de gezondheidszorg vooral in Afrika voor het voetlicht gekomen. In
het kader van de aidsprogramma’s zijn er belangrijke verbeteringen aangebracht
in de zorg voor zieken en hun omgeving.
AIDS IS
ONDERDEEL VAN ALGEMEENE GEZONDSHEIDSZORG
In plaats van deze verbeteringen af te wijzen, denken wij dat de algemene
gezondheidszorg juist kan (en moet) ‘meeliften’ met de aandacht en de fondsen
voor aidsbestrijding. Het is juist daar dat wij de expertise en de inzet van
een organisatie als Wemos zouden toejuichen.
Bestrijding van aids en algemene gezondheidszorg staan niet tegenover
elkaar. Aidsbestrijding is een onderdeel van de algemene gezondheidszorg. Maar
aidsbestrijding is ook noodhulp. Het mag niet zo zijn dat we over de miljoenen
stervenden heen stappen omdat we eerst de gehele gezondheidszorg op orde willen
hebben.
Sjoera Dikkers
en Joep M.A. Lange, respectievelijk directeur Stop
aids now!, en hoogleraar en ’aidsbestrijder’ verbonden aan het AMC. te Amsterdam
-II-
AIDSPATIËNT
IN AFRIKA IS BETER AF DAN ANDERE ZIEKEN ?
Eenzijdige hulp donorfondsen
ontwricht samenleving en zorg
De aandacht voor aidspatiënten in Afrika gaat ten koste van andere
patiënten. Dat komt doordat grote fondsen liever geld steken in de bestrijding
van één ziekte dan in de totale gezondheidszorg.
Grote fondsen en programma’s die zich richten op één of slechts enkele
ziekten in ontwikkelingslanden, dreigen een tweedeling onder patiënten te
veroorzaken. De met veel buitenlands geld gevulde fondsen hollen ook de
reguliere zorg uit. Dat blijkt onder meer uit veldrapportages van Wemos,
de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie die ijvert voor een goede
gezondheidszorg in ontwikkelingslanden.
Wemos, momenteel samen met collega-ontwikkelingsorganisatie Cordaid
betrokken bij onderzoek in Zambia,
ziet in de praktijk dat niet-aidspatiënten een aanzienlijk mindere behandeling
krijgen dan aidspatiënten. De ’gewone’
patiënten vragen zich soms openlijk af of het niet beter is om aan aids te
lijden.
GROTE FONDSEN
GEVEN GRATIS MEDICIJNEN EN VOEDSEL
De grote fondsen leveren gratis medicijnen. En voor consulten hoeven
aidspatiënten ook niet te betalen, terwijl dat in de reguliere zorg wel het
geval is. Omdat de behandeling van aids met remmende middelen alleen zinvol is
als er geen sprake is van ondervoeding, wordt ook voedsel vrij verstrekt. De
gezamenlijke kerken in Zambia gaven tot voor kort alleen voedsel aan
aidspatiënten. Dat leidde tot spanningen in de families.
De voedselpakketten worden daarom nu niet alleen aan de patiënten gegeven,
maar ook aan de families. De ondervoede buren krijgen echter niets. Dat lijkt
op gespannen voet te staan met één van de belangrijkste principes uit de
hulpverlening, het do no harm-principe.
“DO NO
HARM”
Volgens dat principe moet worden voorkomen dat hulp leidt tot spanningen en
conflicten. Volgens Wemos-onderzoekster Ellen Verheul vinden aidspatiënten het inmiddels vanzelfsprekend dat ze een voorkeursbehandeling
verdienen, en gedragen ze zich soms onbeschoft tegenover andere patiënten.
Tot de grote fondsen worden onder meer de Bill & Melinda Gates Foundation
en het Amerikaanse staatsfonds Pepfar gerekend. Pepfar staat voor
het President’s Emergency Plan for Aids Relief, dat is ingesteld door president
George Bush. Dit fonds is goed voor 15 miljard dollar steun aan aidspatiënten
voor de komende vijf jaar.
Het fonds van Microsoft-oprichter Gates heeft overigens al gewezen op de
nadelige gevolgen van ziektespecifieke programma’s die concurreren met de
bestaande zorg.
HAN KOCH
-III-
ALLE AANDACHT VOOR AIDS IS
FUNEST
Extra geld voor de bestrijding van aids in Afrika is mooi. Heel mooi zelfs. Alleen worden nu ook de
bijwerkingen van de hulp zichtbaar. “Soms is het beter om aids te hebben”,
verzuchten patiënten.
’Het is beter om aids te hebben dan een andere ziekte. Als je aids hebt,
krijg je je medicijnen en eten gratis.” De uitspraak klinkt pervers. Maar het
is een noodkreet uit de mond van ’gewone’
patiënten, opgetekend door Afrikaanse doktoren en westerse hulpverleners. De
aandacht voor aids in Afrika schuift de gewone patiënt naar de achtergrond.
Nee, dr. Fastone Goma is even niet te bereiken. Vragen via e-mail kan hij
niet beantwoorden. Niet omdat hij niet wil, dolgraag zelfs, maar Goma heeft het
gewoon te druk. De Zambiaanse arts onderzoekt de crisis in de gezondheidszorg
in Zambia. Het continent had al te maken met een tekort aan doktoren.
AFRIKAANSE
ARTSEN BLIJVEN IN EUROPA
De klacht was vooral dat in het rijke westen opgeleide artsen niet naar
Afrika terugkeerden, maar in Europa of de VS bleven hangen. Nu blijkt ook nog
eens dat er intern in Afrikaanse landen een geduchte concurrentiestrijd gaande
is. Het is die crisis die Goma bestudeert en de Nederlandse
ontwikkelingsorganisatie Wemos, pleitbezorger en lobbyclub voor het honoreren
van het mensrecht op gezondheidszorg, kijkt mee.
Wemosmedewerkster Ellen Verheul is momenteel in Chingola, een district in
de Copperbelt, het noordelijk deel van Zambia. Er is gebrek aan alles, meldt ze.
Te kort aan infrastructuur, medische apparatuur, geneesmiddelen en vooral
personeel. Dat is het gebruikelijke beeld. Het personeel voelt zich
overwerkt, ondergewaardeerd en onderbetaald. Verheul: „Door
vermoeidheid worden fouten gemaakt en patiënten onvriendelijk behandeld. De
zelfreflectie is ontwapenend, maar ook hier geen nieuwe informatie.
Dat het private ziekenhuis van de kopermijn in de regio wel over beter
personeel beschikt en dat daar vermoedelijk ook beter wordt betaald en dat daar
de relatief rijken uit de streek hun heil zoeken, is een beeld dat je in veel
ontwikkelingslanden aantreft.”
CRISIS IN
DE GEZONDHEIDS-ZORG
Maar wat zijn dan de nieuwe problemen voor de gezondheidszorg, de nieuwe
ingrediënten voor de crisis die zich in landen als Zambia aan het voltrekken
is? De komst van de grote fondsen die zich richten op één ziekte als aids en
zich niet concentreren op de totale gezondheidszorg (verticale fondsen), luidt
het antwoord.
De eerste bevindingen van het onderzoek van Goma bevatten alarmerende
berichten. In Chingola wordt met Amerikaans geld van Pepfar het ZPCT
uitgevoerd. Pepfar is het door de Amerikaanse president Bush ingestelde fonds
om met steun van de Zambiaanse overheid aids in Afrika ter bestrijden. Pepfar
wordt al geruime tijd kritisch in de gaten gehouden. Het fonds stimuleert
vooral onthouding en minder het condoomgebruik, terwijl nu juist dat laatste
een probate methode is om besmetting met het hiv-virus
te voorkomen.
DE GEWONE
PATIËNT MOET ALLES ZELF BETALEN
Maar Pepfar blijkt nog andere nadelige gevolgen te hebben, zo weet Ellen
Verheul. Aidspatiënten die worden opgevangen in het Amerikaans-Zambiaanse
programma krijgen consult, medicijnen en behandeling gratis. De ’gewone’
patiënt moet alles zelf betalen. Verheul hoort dat de aidspatiënten zich door
hun voorkeursbehandeling onbeschoft gedragen jegens
medepatiënten die aan andere ziekten lijden. De tweespalt
krijgt nog eens extra voeding als de delen van het ziekenhuis waar de
aidspatiënten worden behandeld een opknapbeurt krijgen en de rest verveloos
blijft.
Volgens Verheul is de districtsdirecteur gezondheidszorg er niet gerust op
dat het Amerikaans-Zambiaanse programma in Chingola tot een duurzame
verbetering van de zorg in de regio leidt. Hij heeft liever dat de Zambiaanse
overheid de touwtjes in handen neemt. Dat kan mogelijk ook tot een betere
prioriteitsstelling leiden. In de regio is moedersterfte het grootste probleem,
groter nog dan aids. Alleen mogen de Pepfardollars daar niet aan besteed
worden.
Verheul tekende uit de mond van een van de andere donoren in Zambia op dat
ziektespecifieke programma’s, zoals Pepfar, „een
goede manier zijn om rap geld bijeen te krijgen, maar een luie manier om het
uit te geven.”
EEN
KWESTIE VAN GROOT GELD!
Nadelig effect is vooral dat het Pepfarprogramma kijkt naar het aantal
behandelde aidspatiënten en niet naar de bijdrage die moet worden geleverd om
de totale gezondheidszorg op peil te krijgen. Scheve verhoudingen te over, zo
stelt Verheul vast. Het budget voor Pepfar in Zambia in de strijd tegen aids
was voor 2006 150 miljoen dollar, het gezondheidsbudget van de Zambiaanse
overheid voor de complete zorg blijft daar dertig miljoen bij achter.
Pepfar heeft voor 2007 zelfs 216 miljoen dollar voor Zambia gereserveerd.
En dan zijn ook nog eens drie net opgeleide chirurgen met goede salarissen het
Pepfarprogramma binnengeloodst. Niet dat ze daar opereren, ze schrijven beleid
en doen de administratie.
Het Zambiaanse beeld dat nu door Wemos wordt beschreven, staat niet op
zich.
Wemosdirecteur Nina Tellegen hoort van medewerkers van de
wereld-gezondheidsorganisatie WHO vergelijkbare verhalen over ziektespecifieke
programma’s in bijvoorbeeld China. „De reden dat wij zo fel tegen deze
zogeheten verticale fondsen zijn, is dat zij destructief zijn voor de publieke
gezondheidszorg.
Er worden mensen weggetrokken naar de specifieke programma’s. Die
parallelle programma’s betalen vaak beter en als ze niet beter betalen dan
geven ze wel andere voordelen of bonussen, waardoor mensen uit de reguliere
publieke zorg toch overstappen en bijvoorbeeld liever voor door Pepfar
gefinancierde organisaties werken. En dan laten ze een goot probleem achter
voor de reguliere gezondheidszorg.”
HOPELIJK
WORDT ER EEN OPLOSSING GEVONDEN..
Niet alleen Wemos is kritisch, zelfs uitvoerders van de door de Nederlandse
organisatie bekritiseerde ziektespecifieke programma’s als de Bill &
Melinda Gates Foundation erkennen dat er problemen zijn. Zo signaleert de
stichting van Microsoft-oprichter Gates in een onderzoek dat werd uitgevoerd
met McKinsey, dat ontwikkelingslanden grote moeite hebben om de fondsen en
activiteiten van grote spelers zoals Pepfar en de Gates Foundation te
absorberen.
De grote buitenlandse fondsen, zo wordt gesteld in het vorig
jaar gepubliceerde rapport, geven te weinig steun om hun activiteiten te
laten sporen met de reguliere zorg. En daarbij, zo blijkt uit het
openhartige Gatesrapport, moeten ontwikkelingslanden een grote tol betalen
omdat de met buitenlands geld gevulde verticale fondsen al bestaande
programma’s dupliceren. En dat leidt weer tot extra inspanningen om de
activiteiten op elkaar af te stemmen.
Vergelijkbare conclusies worden ook getrokken door DFID, zeg maar het
Britse departement voor ontwikkelingssamenwerking. De verticale, op een of
enkele ziekten geconcentreerde fondsen en programma’s zijn door de bank genomen
effectief, zo concludeert DFID. Zij zetten ziekten op de kaart waarvoor
voorheen vaak niet veel geld beschikbaar was en stimuleren innovatie.
Maar, zo constateren ook de onderzoekers van DFID, de verticale fondsen
„dragen als risico in zich dat zij zwakke systemen met gebrekkige menskracht
zullen overschaduwen”. Volgens DFID kunnen de nadelen van de ziektespecifieke
programma’s worden ondervangen door een deel van het geld uit die fondsen ook
te besteden aan de reguliere zorg. Dat is ook de remedie die Wemos voorstaat.
Han Koch
Opinie:
Artikelen uit Trouw van 20 en 28 juli 2007
(met permissie) ©
Webmaster-NL |