8 December, viering van het Patroonsfeest van de
Missionarissen van Afrika te Heythuysen. De Provinciaal Jan Mol was afwezig: de
voorbereiding van de “Europese Provincie”, samen met de Europese
provinciaals te München, weerhield hem bij het feest aanwezig te zijn.
De Eerste Raadsman van de Provinciale Raad, Pater
Jacques van Nieuwenhove, was de celebrant van de plechtige Eucharistieviering. In
het openingswoord vroeg hij ons de feeststemming
ook tot uiting te laten komen in deze viering, en onze dankbaarheid jegens
Maria zo te vertolken.
Onder haar hoede was het goed te vertoeven in onze
communiteiten, want we mochten ook rekenen
op haar milde vergevingsgezindheid
voor alle confraters met wie we in gemeenschap hebben gewerkt, om zó ons
missie-engagement te kunnen volbrengen. Onze dankbaarheid wordt verdiept en versterkt door de Eucharistie die we nu samen vieren.
We bidden voor onze Provincie en voor onze
huisgenoten, dat we meer en meer naar elkaar toe mogen groeien, en elkaar ook
mogen erkennen in onze eigenheid.
De homilie werd gehouden door Pater Wim Wouters,
die recentelijk uit Zambia naar Nederlands is teruggekeerd, en de
verantwoordelijkheid van de Parochie van Lage Mierde en omgeving op zich heeft
genomen:
“Enkele maanden geleden ging ik afscheid nemen van
mijn overleden broer Chris op een kerkhofje in de buurt van Ndola, Zambia. Op
mijn terugreis vroeg een van onze Witte Pater-stagiaires me, of hij mee kon
rijden naar de hoofdstad Lusaka.
Tijdens de 350 km lange reis heeft hij veel
gepraat. Over zijn ervaringen, zijn toekomst, zijn twijfels, zijn enthousiasme.
Hij was al theologisch geschoold voor hij naar Zambia kwam en heeft zijn
geleerdheid voor twee jaar gespiegeld aan de realiteit van de straatjeugd. Een
van die jonge mensen die dicht bij de persoon van Jezus staan en al gemotiveerd
waren voordat ze hier kwamen.
Hij was een Poolse jonge man. Ik heb veel Poolse
diocesane priesters meegemaakt in mijn werk op het Talencentrum in noord
Zambia. Ik moet zeggen dat ik wel eens vragen heb gehad bij hun motivatie.
Begrijpelijk, want ze waren op de vlucht voor een regiem. Hun motivatie was dikwijls
om via een min of meer onbetekenend land als Zambia de overstap te maken naar
Zuid Afrika en vandaar naar de Verenigde Staten.
DANKBAAR
Maar dat kan ik niet zeggen van deze jongeman en
van onze jonge confraters die ik heb meegemaakt en waarvan ik er twee heb mogen
begeleiden in wat men nog steeds noemt: “geestelijke
begeleiding”.
Waarom ik U dit allemaal vertel? Op dit feest van
onze “kleine Sociëteit” (zoals Lavigerie zich altijd uitdrukte tegenover de
eerste witte paters), zijn we dankbaar naar het verleden toe, dankbaar ook voor
de dag van vandaag en dankbaar alvast voor de toekomst. Magnificat. Dankbaar
niet alleen voor onze “wapenfeiten”, maar dankbaar jegens Hem die grote dingen
heeft gedaan door ons en door onze voorvaderen in de Sociëteit. Het is niet voor niets dat onze Stichter
Lavigerie ons de dankbare Moeder van Christus als beschermvrouwe heeft
meegegeven. (Lucas,1,48-49)
MISSIE
GESLAAGD
Ik was tijdens de 80tiger jaren van de vorige eeuw
in Nederland. Toen schreef “Vrij
Nederland” over ons, witte paters, een katern met het vreselijke opschrift:
“Missie volbracht”. Ik weet nog hoe
onbehaaglijk ik me voelde, en zelfs kwaad was, dat ze zoiets over ons, over mij,
durfden te schrijven.
Maar het is eigenlijk wèl waar: de missie opdracht
zoals wij die meenamen naar verschillende Afrikaanse landen, is nu wel
volbracht. Het ziet er naar uit dat onze jonge confraters, daarin bemoedigd
door de laatste Kapittels, de sacramentele kerk iets naar achteren hebben
verschoven en de diakonie en de verkondiging “nieuwe stijl” als hun werkterrein hebben verklaard.
NIEUWE
INZICHTEN
Daarin heeft een nieuwe missie zich afgetekend. Ik
denk dat dikwijls teveel woorden vuil gemaakt worden aan die nieuwe missie. Terwijl
de realiteit van de missionaris is en blijft: mensen leren kennen, luisteren,
en een katalysator worden van de wereldkerk. Dan blijft er hoop, realistische
hoop dat wij als een kleine Sociëteit
toch een reëele missionaire taak behouden in Afrika en ook in Europa.
Vandaag kunnen we dankbaar zijn dat ons traditionele
werk en onze missionaire inzet het fundament heeft gelegd voor een kerkelijke
aanwezigheid in de Afrikaanse R.K. kerken. Daar hebben we een heel specifieke, en
een aan tijd en plaats gebonden missionaire taak gehad.
En dat we nu samen mogen meewerken aan het project
van onze Europese provincie, is een logische stap. We kunnen dan ook dankbaar zijn
dat die stap genomen kan worden. Want aan de horizon van zo’n grote Europese - maar tevens kleiner wordende provincie, wordt
het geen avond, maar schijnt de morgenzon.
En die zon komt meestal op uit het Oosten. Niet
voor mij, een oudere confrater, maar voor die Poolse jonge stagiaire waar ik
over sprak: en met hem vele anderen uit zovele landen, vooral in Afrika.
Misschien dat die Polen de toekomstige vertegenwoordigers zullen zijn van al
die lidlanden van de Europese provincie.
OPTIMISME
Zij zullen mijn en jouw naam levend houden in de
harten van zovelen die onze kinderen en kleinkinderen zijn geworden. Zonder
optimisme zou onze societeit 30 jaar geleden al zijn ingestort.
Toen ik in 1968 naar Afrika vertrok gaf mijn
provinciaal me paar jaar: mijn regionaal gaf me toen nog drie jaar. Het
pessimistische Moratorium was begonnen in Oost Afrika.
Gelukkig dat 90% van de medebroeders daar niet aan
mee hebben gedaan en in vertrouwen hebben doorgeleefd en doorgewerkt met de Afrikaanse
mensen. Met optimisme, vertrouwen en dankbaarheid, kunnen we nu ook nog verder.
Ik hoop dat we dat allemaal zullen vieren op deze
feestdag!”
Webmaster-NL |