Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 3e editie 2017. (nr.205)

Contactbrief 3e editie 2017. (nr.205)

maandag 1 januari 2018, door Webmaster




.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

INHOUDSOPGAVE


EDITORIAAL
*
KERK IS MISSIE
*
LAVIGERIE EN MISSIE
*
BAKERMAT van de WP
in NOORD-AFRIKA
*
De WP in de MAGHREB
en EQUATORIAAL AFRIKA
*
LAVIGERIE, de WP
en de SLAVENHANDEL
*
De WP in de
KOLONIALE TIJD
*
GOED NIEUWS uit AFRIKA
*
JUBILARISSEN 2018
*
ONZE OVERLEDENEN
- Kees Akkermans
- Harrie Vernooy
- Jan Franse
- Hans Remhs
*

HET LAATSTE WOORD
is aan Sector-gedelegeerde
Jozef de Bekker
*


.-.-.-.-.-.-.-.-.-.



Sinds 2016, lieve lezer, zijn wij Witte Paters en Witte Zusters – zoals al eerder vermeld – de aanloop begonnen naar de vieringen van een belangrijk jubileum. Onze Sociëteit van missionarissen, in 1868 in Algerije gesticht door de Franse kardinaal Charles Lavigerie, zal in 2018 haar 150-jarig bestaan herdenken met dankbare vieringen en feestelijke bijeenkomsten. De meesten van ons, oudere missionarissen in Nederland, hebben zo ongeveer een-derde van die hele geschiedenis meegemaakt. Toen wij onze zending begonnen waren er missiezondagen, werden er missietentoonstellingen opgezet en missiefilms getoond. Missionarissen die in verre landen werkten, kwamen met hun spannende verhalen de mensen boeien. Zo hebben de meesten van ons ook hun roeping opgedaan. Vijftig jaar geleden waren er nog zo’n 10.000 (!!) Nederlandse missionarissen in het buitenland werkzaam die dank zij de edelmoedige financiële ondersteuning van de mensen in Nederland ontzettend veel gepresteerd hebben.

Van dat alles is praktisch niets meer over en velen denken daarom dat Missie als zodanig niet meer bestaat. Niets is minder waar: in die vroegere missielanden zijn nu honderden priesters, kandidaat-priesters en religieuzen en gaan tallozen van die priesters en religieuzen werken in andere landen: Brazilië heeft b.v. enige duizenden priesters en religieuzen in Afrika; uit Indonesië en India zijn er duizenden in Zuid Amerika, terwijl ook Afrika veel missionarissen uitzendt. Sommigen van hen komen uit Afrika naar hier om antwoord te geven op de missionaire uitdagingen in Europa zelf, zoals de komst van vele vluchtelingen waarvan ongeveer de helft (1.000.000) Moslim en de andere helft Christen is. Werk verzetten onder hen is ook Missie!

Waarom doen die mensen dat? Omdat de oorsprong van het missionaris zijn in het geloof zelf ligt, in een geloof dat niet louter individueel is; omdat het de opdracht inhoudt om dat geloof met anderen te delen. Niet voor niets zegt Jezus: “Gaat en onderwijst alle volkeren…” De vraag aan ons is: Wat doen wij hier in Nederland met die opdracht? Wat betekent Missie vandaag nog voor ons?

Dit nummer gaat over MISSIE en de betekenis daarvan voor vandaag. We halen daarbij het een en ander naar voren uit onze eigen missie geschiedenis waarin fantastisch werk is verricht door Lavigerie en zijn volgelingen ondanks tegenslagen en gemaakte fouten.

Ook vind u in dit nummer de gebruikelijke rubrieken, zoals Goed Nieuws uit Afrika, de levensverhalen van enkele overleden collega-witte paters, enkele mededelingen en een woordje van de nieuwe Provinciaal Gedelegeerde!










Al vanaf het begin van de Kerk zijn er missionaire activiteiten geweest. In onze streken kennen wij de heiligen Willibrordus en Bonifatius die in de 7de en 8ste eeuw onze Lage Landen evangeliseerden. We kennen ook de Spaanse en Portugese missionarissen die ontdekkingsreizigers en handelslui vergezelden in de 15de eeuw, en we zijn bekend met de missies van de Jezuïeten in de 16de eeuw. Later, ten tijde van Napoleon tot aan de Kulturkampf, kwam missionering op een beduidend lager pitje te staan vanwege de tegenwerking die de ordes en congregaties ondervonden en omdat hun uitbreiding werd verhinderd en hun opleidingen opgeheven. Halfweg de 19de eeuw kwam er echter weer een opleving; er kwam meer vrijheid van geloofsverkondiging en het aantal religieuzen groeide opnieuw. Internationale verenigingen zoals de Voortplanting van het Geloof, de H. Kindsheid, het Liefdewerk van de H. Petrus, alsook de missionaire pausen Gregorius de 16de, Pius de 9de en Leo de 11de stimuleerden de zendingsdrang. Die missie-ijver uitte zich in de stichting van talloze missiecongregaties, zoals de Missionarissen van het H. Hart (1854), van Scheut (1862), de paters van Mill Hill (1866), SVD (1875) en onze eigen Sociëteit van de Witte Paters (1868). [1]

Die eerste missionarissen waren bezield door uitzonderlijke bekeringsijver die uitging van een rotsvast geloof; zelfs een vroege dood door uitputting, ziekte en martelaarschap kon hen niet weerhouden, zoals ook onze eigen 150-jarige WP-geschiedenis laat zien. De kwaliteit van een missionaris werd afgemeten aan het aantal bekeringen. Er hing een sfeer van romantisch heldendom om hem heen. Later - rond de tijd van de onafhankelijkheids-verklaringen in Afrika - verdwijnt die strijdlustige, bijna agressieve, missionering-‘oude stijl’ geleidelijk aan. De nadruk verschoof van groei van het aantal bekeringen en kerkgebouwen naar de vorming van zichzelf bedruipende christengemeenschappen. In plaats van een belerende en dominante opstelling koloniale stijl en aangezet door een westers superioriteitsgevoel, groeide er in latere jaren langzaamaan toch een meer gematigde en coöperatieve houding.


De man die de aanzet gaf tot de dynamische missionaire Sociëteit van de Witte Paters en die de geweldige onderneming om ‘donker Afrika’ binnen te trekken aandurfde was de charismatische Franse kardinaal Charles Lavigerie. Hij was hun stichter, hun ziel en stuwende kracht. [2]

Lavigerie was geboren in Bayonne, in zuidwest Frankrijk, uit een tamelijk antireligieuze familie van een opvallend liberaal slag; beslist geen natuurlijke voedingsbodem voor een priesterroeping. De kardinaal vertelde later dat hij een inleiding tot de christelijke godsdienst had gekregen van twee vrome dienstmeisjes die hem de catechismus leerden en hem verhalen vertelden uit het evangelie en dat er daarom toch een priesterroeping in zijn hoofd en hart kon groeien. In 1841 werd hij toegelaten tot het plaatselijke seminarie, maar al na één jaar trok hij naar Parijs dat door de Franse provincialen beschouwd werd als de “Lichtstad’ vanwege haar vele culturele en educatieve instellingen. Op 24-jarige leeftijd werd hij tot priester gewijd en kreeg daarna nog de opdracht doctorale studies te doen over de geschiedenis van de vroege Kerk. Tijdens die studies werd hij bijzonder getroffen door de praktijken van de jonge kerkgemeenschap en in het bijzonder van het catechumenaat; in zijn latere instructies aan zijn Missionarissen van Afrika legde hij daar dan ook sterk de nadruk op. Lavigerie toonde sinds die tijd een uitgesproken interesse in het uitdragen van de christelijke boodschap naar andere culturen.

De getalenteerde jonge priester werd op 2 maart, 1863, op 38-jarige leeftijd tot bisschop gewijd van Nancy in noordoost Frankrijk. In zijn wapenschild prijkte een pelikaan, een vogel die in de mythische wereld zijn jongen voedt met zijn eigen bloed; daaronder stond slechts één woord: ‘Caritas’ (liefde). Hij wilde daarmee symbolisch uitdrukken in welke geest hij zijn dienstwerk hoopte te verrichten. Toen hem wat later gevraagd werd om het ‘onbetekenende’ bisdom van Algiers in Noord-Afrika op zich te nemen - accepteerde hij zonder aarzelen en begon hij zijn missionaire taak in Afrika.


Lavigerie landde op 15 mei 1867, op 42-jarige leeftijd, in Algiers, met een duidelijk doel voor ogen. Eenmaal op Algerijnse bodem begon hij te spreken over de bloeiende Noord-Afrikaanse kerkgemeenschappen uit de eerste eeuwen en liet hij duidelijk zijn ambities blijken om de Kerk van de H. Cyprianus van Carthago weer tot leven te willen roepen en de christelijke beschaving van de voorvaderen te doen herleven op het Afrikaanse continent. Hij insisteerde op een strategie van aanpassing aan de plaatselijke cultuur wat betreft kleding, eten en taal. Vandaar ook dat de toekomstige Witte Paters de Noord-Afrikaanse boernoes en gandoera gingen dragen met bijbehorend rode hoofdeksel, de ‘sesja’. Hij bepaalde dat Arabisch gedoceerd zou worden in het grootseminarie van Algiers. Zoals echter later zal blijken liep die wil tot acculturatie, adaptatie en aanpassing helaas niet altijd parallel met zijn theologische standpunten.

Tijdens zijn eerste jaren in Noord-Afrika had er een opeenvolging plaats van calamiteiten die Algerije teisterden, met gevolg dat de aartsbisschop gecon- fronteerd werd met een hele serie humanitaire problemen. Er was een grote behoefte aan weeshuizen, medische hulp en onderwijsinstellingen en het was duidelijk dat het beperkte personeel van de bestaande religieuze congregaties al het werk niet aan kon. Hij zocht allereerst naar een permanent inkomen en kocht daartoe een groot landgoed van verschillende honderden hectaren zo’n 15 kilometer ten zuidoosten van Algiers, dat gelegen was op het terrein van een oud Turks fort dat - vanwege zijn vierkante vorm - Maison-Carrée (vierkant huis) genoemd werd. In dat fort werden aanvankelijk wezen opgeleid een onafhankelijk bestaan te leiden en het was daar waar in 1868 de allereerste leden van de nieuwe missionaire sociëteit verschenen door de aartsbisschop gesticht. De allereerste opdracht aan zijn jonge volgelingen was toenadering te zoeken tot de moslims van Noord-Afrika. Zijn nieuwe stichting, aanvankelijk “Sociëteit van Missionarissen van Algiers” geheten, kreeg later meer bekendheid onder de populaire naam Witte Paters, uiteraard vanwege hun kleding. Rond die tijd werd Lavigerie door Rome benoemd tot Apostolisch Gedelegeerde voor de Sahara en de Franse Sudan [3] en van toen af zou Algiers - wat Lavigerie betrof - de ‘Invalspoort naar Afrika’ worden.


Lavigerie zond zijn eerste missionarissen naar de Maghreb [4] met, zoals bekend, desastreuse gevolgen: zij werden onderweg door hun begeleiders vermoord en de eerste martelaren waren een feit [5]. Een paar jaar later, in 1878, kreeg Lavigerie door Rome ook de verantwoordelijkheid toebedeeld over een uitgestrekt missiegebied in Equatoriaal Afrika, waarmee de invloedsfeer van de Witte Paters erg vergroot werd.

Zo werd, na Noord-Afrika, het evangeliseren van de verre binnenlanden van Afrika de tweede opdracht van Lavigerie. Zonder aarzelen werd aanstalten gemaakt voor vertrek en op 21 april van hetzelfde jaar scheepten in Marseille de eerste tien missionarissen zich in met als allereerste bestemming het eiland Zanzibar voor de Oost-Afrikaanse kust. Vanuit Zanzibar zouden ze dan opnieuw scheep gaan richting vasteland om vanuit Bagamoyo de maandenlange barre tocht te beginnen naar de Grote Meren die net ‘ontdekt’ waren door Burton, Speke, Livingstone, Stanley, Grant en anderen.

Westerse machten hadden tot dan toe met het nodige vertoon van wapens en macht al verschillende regio’s aan de kusten van Afrika bezet: Frankrijk had vaste voet gekregen in Noord-Afrika en in Senegal. Amerika had zich gevestigd aan de Atlantische kust in de Republiek Liberia. Engeland had zich een kolonie verworven in de Kaap. De Nederlanders stichtten de Republiek Oranje Vrijstaat en Transvaal in zuidelijk Afrika en langs de hele Oost-Afrikaanse kust hadden Westerse machten zoals Portugal door middel van verdragen zich verzekerd van vrije handelstransacties. Ook hadden diverse Europese naties, nog vóór dat de Witte Paters op het Afrikaanse toneel verschenen, verkenningstochten laten maken naar Afrika, want rond 1850 waren moedige ontdekkingsreizigers en onverschrokken handelslui al doorgedrongen tot diep in het binnenste van het werelddeel. Lavigerie had via hen al een zekere kennis opgedaan van wat “donker Afrika” werd genoemd.

Het was dus in het kielzog van die handelaars en ontdekkingsreizigers dat Lavigerie en andere leiders van christelijke kerken hun eigen vredige en geweldloze legioenen ontwikkelden. Zij raakten geïnteresseerd in die mysterieuze verre streken die nu open lagen voor de beschaving en de prediking van het Evangelie: de Franciscanen trokken naar Egypte en Tunesië en de paters van de Heilige Geest gingen naar Zanzibar, Congo, Gambia en Senegal. De Italiaanse missionarissen van Verona zetten zich in in Zuid-Egypte en de Soedan en de Jezuïeten in Madagaskar en het gebied van de Zambezi. De Oblaten gingen werken in Natal terwijl diverse landen diocesane geestelijken leverden aan andere regio’s van Afrika. Maar al die missies bevonden zich bijna uitsluitend in de kuststreken, terwijl er nauwelijks missionarissen waren in de diepe binnenlanden van het continent dat al bezocht was door ontdekkingsreizigers als Cameron, Burton en Speke, en ook Livingstone [6] en Stanley.

Al die in Afrika aanwezige katholieke missies bevonden zich tot op dat moment uitsluitend langs de kuststreken, maar het waren de Witte Paters die als eersten hun missionarissen het binnenland in stuurden en die het waagden de oude karavaanroutes en die van de ontdekkingsreizigers te volgen die vóór hen in nederzettingen als Bagamoyo, Tabora, Ujiji, Karema en elders wetenschappelijke bases opgezet hadden, alsook onderzoeks-stations en gezondheidscentra. Zij volgden diezelfde paden en zouden later verschillende van die stations overnemen. Zij waren dus in de binnenlanden aanwezig nog vóór er sprake was van Duitse of Engelse koloniserende mogendheden.

De eerste karavaan van de Witte Paters, eenmaal aangekomen aan de Oost-Afrikaanse kust, trok vanuit Bagamoyo richting het westen. Dat was op 17 juni, 1878, en met hun komst werd in feite het fundament gelegd van de Kerk in het Afrikaanse binnenland. Van toen af aan zouden veel meer van zulke karavanen volgen die allemaal in de richting trokken van Centraal Afrika dat aan kardinaal Lavigerie was toevertrouwd. Deze missionarissen - zoals ook de ontdekkingsreizigers vóór hen - begaven zich diep in onbekend en gevaarlijk terrein, en raakten van toen af aan geleidelijk steeds meer bekend met de realiteit van het Afrikaanse continent en zijn bewoners.

Sinds onze stichting in 1868 zijn talloze ‘karavanen’ richting Afrika getrokken; ruim 9000 jonge mannen en vrouwen hebben hun leven aan Afrika gegeven. De leiding van de Sociëteit is vandaag grotendeels in handen van Afrikaanse collega’s en zo’n 500 kandidaat-witte paters zijn in opleiding. Ja inderdaad: Kerk is Missie en gaat door.


Met de komst van de Witte Paters in Ujiji in 1879 werd voor het eerst het christelijke kruis geplant in het gebied de Grote Meren van Centraal Afrika. Ze troffen daar de slavenhandel aan, maar waren onderweg al talloze stromen geketende menselijke ellende tegengekomen; in de woorden van Livingstone: ‘een ten hemel schreiende en mensonterende open wond van de wereld’. Het Tanganyika-meer was het strategische middelpunt van de slavenhandel en van daaruit werden er ruwweg 35.000 slaven per jaar, beladen met ivoor, naar de markt in Zanzibar vervoerd. De ontmoeting met de wrede Arabische slavenhandelaren werd veelvuldig vermeld in de correspondentie van de missionarissen met Lavigerie en dat zette hem aan tot zijn Anti-Slavernij Campagne. In zijn ogen was er een leger nodig om die oorlog te winnen en dat leger kon slechts geleverd worden door de Europese machten. Dat was een aantal jaren vóór dat de koloniale vlag haar intrede deed. Van toen af aan zouden kruis en vlag elkaars wegen nog al eens kruisen. [7]

In 1888 werd hij uiterst pijnlijk getroffen door de verslagen over de slavenhandel die daar door Arabische en Afrikaanse slavenjagers werd bedreven. De missionarissen die hij naar Midden en West-Afrika had uitgezonden, berichtten hem daarover en zetten zich vanaf het begin in om slaven op te vangen en vrij te kopen, vanwege de barbaarse behandeling die zij ondergingen en de ellendige omstandigheden waarin zij verkeerden. In datzelfde jaar begon Lavigerie met de Anti-Slavernij campagne bij de regeringsleiders, parlementen van de West Europese hoofdsteden en bij openbare gelegenheden. Hij preekte in vele kerken van diverse landen, o.a. in Maastricht, om het volk bewust te maken wat zich daar aan mensonterende mensenhandel afspeelde. Dit leidde mede tot de geleidelijke afschaffing van de slavernij.

Als leden van de Sociëteit van de Missionarissen van Afrika (Witte Paters) gedachten wij in 2013 de 125ste verjaardag van de antislavernij campagne van onze stichter Kardinaal Charles Lavigerie, aartsbisschop van Algiers.



De koloniale mogendheden rechtvaardigden hun aanwezigheid in Afrika dikwijls door zich te beroepen op de bijdragen die zij leverden aan het civiliseren van de inheemse bevolking. Toch waren in die vroege periode de missionarissen daar veel intensiever mee bezig dan zij zelf. In de jaren voor 1914 hadden de Witte Paters honderden missie- en dorpsschooltjes en de broeders trainden talloze bouwers, metselaars, timmerlui en boeren, en hun projecten werden bezocht door vertegenwoordigers van de koloniale macht, zoals Chamberlain, Churchill en anderen, die hun projecten en successen prezen, terwijl zij zichzelf meestal erg paternalistisch op stelden tegenover de bevolking. Toch moeten we ook stellen dat er jammer genoeg onder de missionarissen ook hier en daar enkelen waren die, gezien de koloniale mentaliteit van die periode van de geschiedenis, met dezelfde geest besmet waren.

Bij de kolonialen stond de nationale eer van hun land natuurlijk voorop. Daarbij hadden zij steeds een verholen angst voor een altijd dreigende opstandigheid van de inheemse bevolking en verdachten de missionarissen ervan hen daartoe aan te moedigden. De missionarissen van hun kant hadden redenen genoeg om zowel het beleid als het gedrag van de kolonialen te bekritiseren, want hun immoraliteit was spreekwoordelijk en hun houding ten opzichte van de slavernij – officieel afgeschaft maar in feite getolereerd – werd gezien als het hanteren van dubbele standaarden. Vandaar dat de missionarissen meestal een negatieve mening over hen hadden.

In de ogen van de plaatselijke bevolking was er soms ook een ambiguïteit tussen missionaris, koloniaal en Arabier. De Witte Pater droeg b.v. de Noord-Afrikaanse kledij van de Arabieren als religieus habijt en was zodoende nauwelijks te onderscheiden van de Arabische slavenhandelaar uit Oman of Zanzibar. Vandaar dat zij aan het Tanganyika-meer – ondanks de hete Afrikaanse zon – dikwijls ook nog een lange zwarte jas [8] over hun witte gandoura droegen.

Kolonialisme bracht voor de Afrikaan zelf beslist een zekere vervreemding mee: landkaarten werden opnieuw getekend, namen werden veranderd. Meren, bergen, rivieren, steden en volken kregen een Europese naam. De Afrikaan verzette zich daartegen en bleef de namen gebruiken die hij kende. Bovendien gaf hij zelf zijn eigen namen aan die blanke vreemdelingen. Zo dichtte hij b.v. namen toe aan de missionarissen die hij beter kende en die hij had leren waarderen. [9] Veel van die namen getuigen van een hartelijke familiariteit, in tegenstelling tot de namen die hij toewees aan de afstandelijke en een tijdelijke koloniale functionaris.



JONGEREN IN KAMEROEN DOEN AAN WEGENBOUW. Ze wachtten al jaren, maar de regering deed er niets aan: de wegen waren verwaarloosd en zaten vol gaten.

De jongeren hadden er genoeg van en kwamen in actie; via sociale media en luidsprekers riepen zij hun leeftijdsgenoten op mee te doen aan wegenonderhoud; honderden kwamen er op af. Een van hun leiders, Ernest Koumba, zei: "Vóórdat we gaan vragen wat het land doet voor ons, moeten wij laten zien wat wij doen voor ons land". In werkgroepjes begonnen zij met als enig gereedschap versleten hakken, scheppen en spaden. Bewoners zagen het effect en noemden hen "Bulldozer-mensen". Over 80 km groeven zij waterafvoerkanalen, vulden gaten, en maakten de zwaar bemodderde weg weer gelijk, elke woensdag en zaterdag. Jongens deden het zware werk, de meisjes kookten en gingen dingen halen, kinderen sjouwden drinkwater aan en brachten het rond. DW 29.8.2016.

GEVANGENEN IN KENIA BEHAALDEN HUN DIPLOMA THEOLOGIE toen ze gevangen zaten voor verschillende delicten. Ze volgden lessen aan de Presbyteriaanse Universiteit van Oost Afrika. Volgens de vicekanselier was het een onderdeel van het programma ’Adopteer een Gevangene’ van de Open Theologische Studies van de faculteit. "Dit programma helpt hen hun leven een andere wending te geven, zodat zij betere mensen worden die weer in de samenleving opgenomen kunnen worden", zei hij. De cursus loopt nu al in 13 gevangenissen. Meer dan 1.200 gedetineerden hebben er aan deelgenomen en gradueerden sinds het begon in 2014. De cursus behandelt drugsgebruik, HIV en Aids, en godsdienstwetenschap, wat de gevangenen inzicht verschaft in de noodzaak van gedragsverandering. De beste resultaten werden behaald door een 69-jarige, die 7 jaar zat voor oplichterij. In die groep zat ook advocaat Josephat Nyakaba; ook hij was schuldig aan oplichterij. Daily Nation

IN TANZANIA STAAT EEN BOOM, de hoogste boom van Afrika! Hij staat op de hellingen van de Kilimanjaro. Hij is 81.5 meter hoog; het is een ‘Entandrophragma excelsum’ die behoort tot de mahonie familie. Naar schatting is hij 500 tot 600 jaar oud. Hij is al 20 jaar geleden ontdekt, maar pas sinds kort zijn er instrumenten om de juiste hoogte te meten. In 2013 werd de Kilimanjaro, met de Kibo piek 5.895 meter boven de zeespiegel, tot een van de 7 Afrikaanse wonderen verklaard. De heer Sadiki, Provincie Commissaris, verzocht Boswachters van het Mount Kilimanjaro Nationale Park (KINAPA) heel waakzaam te zijn en zorgen dat niemand aan de boom komt; sommigen zouden wat bast kunnen afkappen voor bijgelovige doeleinden. Het is de 6e hoogste boom ter wereld, en blijft naar verwachting nog wel 200 jaar groeien. De hoogste boom in de wereld is 115.7 meter, en staat in Californië, VS; de tweede van 99.8 meter, in Tasmanië Australië.
Tanz. Daily News 2-3-2017.




MEDISCHE HULP IN TANZANIA GAAT PER DRONE vanaf begin 2017. In een proefproject vervoeren drones bloed en andere medische benodigdheden naar meer dan 100 Gezondheidscentra in de provincie Dodoma, binnen een radius van 75 km. Het kan op zijn accu 290 km ver vliegen.

Men is begonnen met 10 drones en het plan is om het project straks over het hele land uit te rollen. Elke drone kan 1 kg binnen 19 minuten afleveren, terwijl het met wegtransport bijna 2 uren is. Bovendien bespaart het jaarlijks $ 58,000 en is dus veel goedkoper dan vervoer per auto of motor. Deze drones hebben vaste vleugeltjes, worden met een katapult afgeschoten, en volgen een geprogrammeerde route met gebruik van GPS. Voordeel boven het meerdere rotor model is dat zij beter tegen wind condities kunnen en langer in de lucht kunnen blijven.
The Citizen 30-12-2016.


Missionariseed v.d. broeders

 15 aug 1953 — 65 jaar — Bro. Frans Dewez
 28 jan 1958 — 65 jaar — Bro. René van der Mast
 30 juli 1958 — 60 jaar — Bro. Gerard Hoppenreijs
 30 juli 1958 — 60 jaar — Bro. Karel Louwen

Priesterwijding

 05 apr 1953 — 65 jaar — P. Jacques Van Nieuwenhove
 11 juni 1953 — 65 jaar — P. Ger van Dieten
 03 feb 1958 — 60 jaar — P. Jan van Haandel
 07 apr 1958 — 60 jaar — P. Jan Rademaker
 12 juli 1958 — 60 jaar — P. Hugo Hinfelaar
 12 juli 1958 — 60 jaar — P. Hans Peters
 15 juni 1968 — 50 jaar — P. Jos Kuppens
 15 juni 1968 — 50 jaar — P. Toon van Kessel
 11 juli 1993 — 25 jaar — P. Ferdinand van Campen




1. Br. KEES AKKERMANS

Kees werd geboren in Teteringen op 30 sept. 1929 en deed zijn postulaat in St. Charles te Esch en zijn noviciaat te ’s-Heerenberg van 1951 tot 1953. Hij verbond zich aan de Sociëteit van de Witte Paters door op 29 augustus 1959 de missionariseed uit te spreken op St. Charles.

Daarvoor had hij Middelbaar Tuinbouw gedaan en diverse diploma’s ontvangen en had zich bekwaamd in boomkweken, fruitteelt en sierplanten. Ook volgde hij een cursus boekhouden. In 1953 deed hij zijn voortgezette broederopleiding in Luxemburg en werkte vanaf 1955 in de tuin van St. Charles.

In 1960 werd hij benoemd voor Thibar, Tunesië, waar hij verantwoordelijk was voor de gewassen, o.a. de wijngaarden. Na kennis van de wijnbouw te hebben opgedaan in Frankrijk, vertrok Kees naar Thibar in Tunesië waar de Witte Paters een boerderij hadden van meer dan 2000 hectaren met akkers en vee, druiventeelt en wijnpers en een landbouwschool met 140 leerlingen. Het was een grootse onderneming opgezet om de reiskosten van missionarissen naar Centraal en Oost-Afrika te kunnen bekostigen. Kees reed er paard om het hele z.g. Domein te kunnen overzien, en werd daarom ‘Koning van de Vlakte’ genoemd.

In 1970 vertrok hij naar het bisdom Rulenge in Tanzania waar hij ook landbouwprojecten runde gefinancierd door Novib en Misereor. Dat werk, o.a. bestaande uit het ontginnen van een vallei van 10 km., deed hij tot 1994; ook dat was een indrukwekkende project indertijd nog bezocht door president Julius Nyerere. In 1994 werd hij econoom van het pastorale/ talencentrum van Kipalapala.

Vanaf 2005 heeft Kees het toezicht gehad op de bouw en de tuin van het ‘Lavigerie Centre’ in Mbezi, Dar es Salaam. De Witte Paters waren begonnen daar een Roepingen en Animatiecentrum te vestigen. Kees was de manager daarvan en in 2008 werd het officieel geopend. Hij was heel bekend in de buurt rond het centrum en werd liefkozend ‘Babu’ (opa) genoemd.

In de zomer van 2017 kwam hij nog op vakantie naar Nederland. Terug in Dar es Salaam is hij, op 18 sept. op weg naar de stad om inkopen te doen, plotseling overleden.


2. Pater HARRIE VERNOOY

Harrie werd geboren in Cothen, U. op 30 dec. 1925, als 7de in een agrarisch gezin van 14 kinderen. Uit dit gezin waren er 3 priester-missionarissen en één zus was medische missiezuster. Harrie ging naar de seminaries van Sterksel en ’s-Heerenberg en verbond zich op 22-7-1953 aan de Sociëteit te Monteviot in Schotland. Hij werd tot priester gewijd te Galashiels op 10-6-1954.

In december 1954 vertrok hij naar Malawi en leerde de taal in Likuni. In juli 1955 ging hij naar zijn eerste parochie Mtendere in het latere bisdom Dedza. Hij leerde de taal behoorlijk kennen en kon goed overweg met de bevolking. De Broeders Maristen hadden daar een opleiding voor toekomstige Broeders en een internaat voor lager onderwijs. In 1957 werd hij benoemd in de parochie Bembeke om van daaruit de parochie Dedza mede op te richten. Het was de tijd van de onafhankelijkheid, interessant maar soms roerig.
In 1959 werd Harrie verplaatst naar de parochie Mua gelegen aan het Malawi meer. In Juni 1961 werd hij benoemd voor Kasina; halverwege 1962 in Dedza; en in 1963 werd hij aangesteld tot pastoor van Mua. Hij was zeer geïnteresseerd in het parochiewerk, hij hield de registers goed bij en had een goede organisatie in zijn activiteiten.

Zijn broer Martien († 25-6-2016), tot dan toe priester van het aartsbisdom Utrecht, ging – na het verlof van Harrie in Nederland – samen met zijn broer op 14-5-1969 naar Malawi, naar de parochie Kandeu, waar Harrie pastoor werd. Samen bouwden zij een ontwikkelingscentrum. Harrie en zijn broer Martien hebben in de buitenposten veel kerken, scholen en gezondheidsposten gebouwd als ook een kindertehuis.

Op 13-6-1977 kwam Harrie om gezondheidsredenen met ziekteverlof voorgoed naar Nederland. Broer Martien heeft toen nog vele jaren de parochie van Harrie waargenomen in Malawi. De Witte Paters hebben dit altijd zeer gewaardeerd. Harrie heeft nog een aantal jaren gewerkt als ziekenhuis- en gevangenispastor te Almelo. Op latere leeftijd ging hij de Eucharistie vieren in het Latijn, volgens de Tridentijnse ritus. De laatste jaren nam zijn gezondheid geleidelijk af. Op 3-10-2017 is Harrie in het ziekenhuis te Almelo rustig overleden.


3. Pater JAN FRANSE

Jan werd geboren in Eindhoven op 15 febr. 1938 en werd lid van de Sociëteit van Missionarissen van Afrika op 28 juni 1964 door het afleggen van de missionariseed in Heverlée (België). Het jaar daarop werd hij priester gewijd in Roosendaal, op 30 juli 1965.

In december 1964 vertrok hij naar Tanzania, een land waar hij 19 jaar lang zou leven en werken. Zijn eerste bisdom was dat van Sumbawanga, waar hij werkte in een viertal parochies: Chala, Matai, Ulumi en Karema. In 1975 verhuisde hij naar het bisdom Mwanza voor het ziekenapostolaat in het grote Bugando ziekenhuis. Hij volgde daarvoor een 3 maanden durende cursus in Moshi om te leren hoe om te gaan met zieken en een teken van hoop en troost voor hen te zijn. In 1982 bracht een nieuwe benoeming hem naar de bisschopsstad Kigoma waar hij pastor werd van het regionale ziekenhuis.

In 1983 kwam Jan op ziekteverlof naar Nederland, en werd er besloten dat hij er zou blijven. Hij verbleef 4 jaar in onze communiteit in Breda. Vandaar uit begeleide hij als pastor regelmatig reizen georganiseerd door de Zonnebloem en het Rode Kruis en vergezelde hij pelgrimsreizen naar Beauraing en Lourdes. Vervolgens verhuisde Jan naar onze communiteit in Den Bosch waar hij gedurende 11 jaar Pastor was van het verpleeghuis “Oosterhof”. In 1999 kwam Jan in Heythuysen wonen. Gedurende de 18 jaren dat Jan in Heythuysen woonde, was hij actief in de liturgie voor de gemeenschap. Vanwege zijn gezondheid moest Jan steeds meer van zijn activiteiten opgeven, ook al waren deze kleinschalig. Hij leidde een rustig leven en was blij met de zorg en de verzorging die hij kreeg. Op 14 oktober 2017 werd hij plotseling opgenomen in het ziekenhuis in Weert waar hij op 23 oktober in alle rust is overleden.


4. Pater HANS REMHS

Hans werd geboren op 2 november 1931 te Amsterdam. Na zijn studies in ’s-Heerenberg en Thibar (Tunesië), verbond hij zich op 26 juni 1956 aan onze Sociëteit. Op 21 april 1957 werd hij in Carthago (Tunesië) priester gewijd.

Hij was gericht op het praktische, had een energiek karakter en een sterke wil, was een doorzetter, met gevoel voor verantwoordelijkheid voor de taken die hem werden toevertrouwd. In zijn jeugd was hij weinig spraakzaam en gesloten, maar bloeide tijdens zijn vormingsjaren open en heeft hij dat toen ruimschoots goed gemaakt. Hij onthield een schat aan wetenswaardigheden en vertelde er graag over.

Na zijn wijding ging hij in 1958 Wiskunde studeren aan de Technische Hogeschool Eindhoven en gaf tijdens zijn studie les op ons kleinseminarie te Sterksel.

Na zijn examens vertrok hij op 19 november 1960 naar het juist onafhankelijk geworden Opper-Volta (nu Burkina Faso). Hij begon pastoraal werk in de parochie Tikaré, in het bisdom Ouahigouya, maar werd in 1961 benoemd als leraar op het klein seminarie van het bisdom Koudougou. Daar gaf Hans wiskundelessen in alle klassen en lessen Engels. Tijdens de grote vakanties ging hij naar de parochies van zijn bisdom om de families van de seminaristen te bezoeken. Per 1 mei 1981 werd hij gevraagd om Algemeen Econoom van het bisdom Ouahigouya te worden.

In 1985, tijdens ongeregeldheden tussen Burkina Faso en buurland Mali, schreef zijn regionale overste: “Hans bleef op zijn post en hielp de vluchtelingen aan onderdak. Twee of driemaal per dag werd hij opgebeld door de ambassadeur voor informatie over de toestand ter plaatse. Zijn krachtdadig optreden vond men heldhaftig”. In 1986 ontving Hans de onderscheiding van Ridder in de orde van Oranje-Nassau.

Op 1 juli 1992 werd Hans Provinciaal Econoom van Nederland. Hij deed dat met toewijding en zorg. Op zondagen ging hij Eucharistie vieren in een bejaardenoord in St. Michielsgestel.

In maart 1999 werd hij opnieuw gevraagd om in Mauritanië Algemeen Econoom van het bisdom Nouakchott te worden. Zijn taak zou zijn toezicht te houden op de boekhouding van het bisdom, het beheren van de eigendommen en investeringen, en het kleine aantal pastorale werkers en religieuzen te helpen bij het opstellen van hun budgetten. Hans was er graag, en jaren later had hij hele verhalen en anekdotes over zijn tijd daar.
Begin 2003 kreeg hij een oogaandoening en kwam voor behandeling naar Nederland. Verbetering was zo miniem dat hij er voorgoed bleef en zich vestigde te Dongen en vanaf mei 2010 in Heythuysen. Hans was een computer enthousiast, surfte veel op het Internet en kon daar gedetailleerd over vertellen. Hij wist ook veel af van de computer en was steeds bereid iemand te helpen die vast zat.
Op de dag van zijn gouden priesterjubileum lichtte hij de sluier van wat hem in zijn leven inspireerde en zei dat hij Jezus ervaarde als een nabije vriend, die tijdens het zwoegen inspireert tot een extra inspanning met een wonderbaarlijk resultaat.
De laatste jaren kreeg hij problemen met zijn heupen en zijn knieën, die hem veel pijn bezorgden. Hij gebruikte dan ook een rollator en een scootmobiel, waardoor hij zich onafhankelijk kon verplaatsen. In september 2017 werd bij hem een ernstige aandoening geconstateerd. Twee maanden later is hij op 15 november in zijn appartement rustig overleden.


4. OVERLEDEN WITTE ZUSTER

19-9-2017: † Eindhoven Zr. Jose Jansen, MZOLA


5. OVERLEDEN FAMILIELEDEN EN VRIENDEN

31-07-2017: † Eindhoven, Helena Koets, zus van † Pater Frans Koets
07-08-2017: † Eindhoven, Geertman-Ruben, n.b., fam. van † Pt. B. Geertman
29-08-2017: † Eindhoven, Dhr. Peter Peeters, ex-lid van de Financiële Advies
Raad van de Witte Paters
31-08-2017: † Ens, Noordoostpolder, Mevr. Berdina Bakker-de Wit
01-09-2017: † Nijmegen, Jan van Heijst, broer confrater Piet van Heijst
19-09-2017: † Schiedam, L. van der Linden-Baard: schoonzus Piet v.d. Linden
17-10-2017: † Wervershoof, Jacques Schaminée, broer van confrater
André Schaminée
08-11-2017: † Rotterdam, Cor Smulders, zwager van confrater Karel Louwen
<br

HONGER

Op 11 september 2001 stierven bij de aanslagen op het World Trade Center bijna 3000 mensen. Diezelfde dag kwamen er elders in de wereld zo’n 25.000 mensen om van de honger. De dag daarna nog eens hetzelfde aantal, en de dag daarna en daarna en daarna.

Gemiddeld gaat er iedere 4 seconden iemand dood door ondervoeding. Dat is 17 per minuut, oftewel 9 miljoen doden op jaarbasis. Anderhalve Holocaust per jaar, zonder uitzicht dat het gauw zal veranderen.

Hongersnoden door oorlogen en natuurrampen halen nog wel eens het nieuws, maar structurele ondervoeding wordt doorgaans dood-gezwegen, terwijl die meer slachtoffers eist dan aids, tuberculose en malaria samen.

De Argentijnse schrijver Martin Capparós is woedend: “De voornaamste oorzaak is het feit dat enkelen zich meester maken van wat velen nodig hebben”. Het stoort hem dat het kapitalisme ondanks twee eeuwen economische groei nog een miljard mensen in extreme armoede laat verkommeren. Terecht hekelt hij het haast onbewuste wegkijken van de welgestelden en legt hiermee zijn vinger op het grootste litteken van de moderne tijd.

Uit Trouw, 30 mei 2015



V.l.n.r. Annie Keijsers-Duijf, José Hendriks-Croijmans en Marian Timmermans-Janssen


Tijdens de laatste maanden van het jaar is het de gewoonte om elkaar alle goeds toe te wensen. Vanwege het Kerstfeest wensen we elkaar: ”Zalig Kerstmis”, en vanwege het nieuwe jaar wensen we elkaar: ”Zalig Nieuwjaar”. Dat gebeurt meestal tussen mensen die elkaar kennen, soms sinds korte tijd, soms sinds langere tijd.
Voor mij is de situatie en beetje anders. Voor sommige van jullie ben ik een bekende. Voor anderen een onbekende. Sommigen kennen mijn naam, maar hebben me nooit ontmoet. Deze Contactbrief is dus een goede gelegenheid om me aan u voor te stellen.
Mijn naam is Jozef de Bekker, ik ben geboren en getogen in Brabant. In 1972 legde ik mijn missionaris eed af en in 1973 werd ik priester gewijd door Mgr. Bluyssen, op St Charles in Esch. Mijn “missiegebied” bevindt zich in verschillende landen: Burkina Faso (20 jaar), Ivoorkust (20 jaar) en Nederland (4 jaar in Karibu-Nijmegen).

Enkele maanden geleden, in de zomermaanden van 2017, werd mij gevraagd om de taak van Provinciaal Gedelegeerde op me nemen. Vroegere benamingen van deze functie zijn ”Provinciaal” en “Sector Overste”. Officieel ben ik benoemd met ingang van 01 juli 2017, maar in feite ben ik pas op 23 oktober 2017 definitief in Nederland komen wonen en heb ik mijn intrek genomen op “St Charles” in Heythuysen.

We gaan het Kerstfeest vieren, zoals elk jaar. De eerste keer werd de geboorte van Christus officieel gevierd in de 4de eeuw, toen een grote vervolging tegen de christenen voorbij was. Sindsdien wordt het elk jaar gevierd, volgens verschillende tradities en naargelang verschillende culturen. Maar in welk tijdperk ook, in welke cultuur ook, Kerstmis wordt gevierd als een feest van Vrede. Vrede in de wereld, Vrede in de samenleving, Vrede in gemeenschappen en gezinnen, Vrede in de harten van alle mensen. Niemand kan alles doen voor die Vrede, maar iedereen kan iets doen voor die Vrede. Mogen we “samen sterk zijn” om aan die Vrede te werken, daar waar we leven en zijn.

We gaan ook “Oud-en-Nieuw” vieren. Ook dat is sterk tijds- en cultuurgebonden. De viering van Oud-en-Nieuw wordt vooral bepaald door wat we zelf hebben beleefd in het afgelopen jaar en door wat we het komende jaar zullen beleven. Zo kan het zijn dat we in het voorbije jaar pijn en droefheid hebben gekend: vanwege een overlijden, een ziekte, een ongeluk. Het kan ook zo zijn dat we blijdschap en vreugde hebben ervaren vanwege een geboorte, een jubileum, een bruiloft.

Voor ons wordt 2018 een jubeljaar. In 2018 herdenken de Witte Paters, samen met de Witte Zusters, dat onze 2 instituten 150 jaar bestaan. Twee jaar geleden zijn we begonnen om dat jubileum te vieren. In 2016 hebben we dank gebracht voor alles wat we hebben beleefd en ervaren, met ook een zekere nadruk op het erkennen van fouten. Een jaar van dankzeggen vóór en ons verzoenen mét het verleden. In 2017 hebben we geprobeerd om de uitdagingen van de huidige wereld tegemoet te treden met de moed en het enthousiasme van onze stichter, Kardinaal Lavigerie, trouw aan zijn inspiratie en visie. In 2018 willen we hoopvol uitkijken naar de toekomst, een toekomst waarin we ons mogen verheugen in een groeiend aantal nieuwe Missionarissen van Afrika, zusters, broeders en paters. En dat stelt ons weer in staat om ons nog meer en op weer nieuwe terreinen in te zetten.

Namens alle Witte Paters die in Nederland wonen of uit Nederland afkomstig zijn, wens ik u allen een Zalig Kerstmis en Zalig Nieuwjaar. Mooie en fijne feestdagen, en tevens mooie en fijne gebeurtenissen in 2018. Misschien zullen we elkaar ontmoeten in het nieuwe jaar. Zeker is dat we met elkaar verbonden blijven in onze inzet en belangstelling voor de Missie van onze Sociëteit.
Jozef de Bekker

Portfolio


[1Uit J. van Stratum, ‘Tot elk goed Werk bereid’, Berne Media

[2François Renault, ‘Cardinal Lavigerie. Churchman, Prophet and Missionary’, The Athlone Press

[3`Frans-Sudan` (Frans: Soudan) was een kolonie in het gebied van Frans West-Afrika

[4De Maghreb (Arabisch: المغرب العربي – al-Maġrib al-ʿArabī) is een aanduiding voor het hele noordwestelijke deel van Afrika. In enge zin behoren ook Marokko, Algerije, Tunesië, Mauritanië en Libië tot de Maghreb.

[5François Renault, o.c. blz. 192

[6David Livingstone (1813-1873) was een Schotse ontdekkingsreiziger, zendeling en dokter, die het hart van Afrika opende voor missie. Hij bereisde ongeveer een derde van het werelddeel, van Zuid-Afrika tot in Congo vlak bij de evenaar, en van de Atlantische tot de Indische Oceaan.

[7Aylward Shorter, ‘Cross and Flag in Africa’, Orbis Books; blz. 24

[8De Franse douillette = lange jas, indertijd gedragen door geestelijken.

[9Zie Contactbrief nr. 202, blz. 9-11 over ‘Bijnamen van Missionarissen in Tanzania’.