Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 4e kwartaal 2016 (nr. 202)

Contactbrief 4e kwartaal 2016 (nr. 202)

zaterdag 3 december 2016, door Webmaster





.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

EDITORIAAL
Piet van der Pas
*
ANECDOTES, UITSPRAKEN en WIJSHEDEN van WITTE PATERS e.a.

    -gastvrijheid
    - nieuw gezicht
    - brevier
    - limerick
    - drieling
    - bijnamen
    - hoge nood
    - korte beentjes
    - paardrijden
    - directeur
    - regenseizoen
    - tweedehands, e.a.


*
INTRODUCTIE
Frank Boomers
*
Jubilarissen 2017
*
Overleden Confraters

    - Frits van Vlijmen
    - Jo van de Ven
    - Hans Pauwels
    - Witte Zuster
    - Familieleden


*
HET LAATSTE WOORD
is aan Sector-overste
Piet Buijsrogge
*

.-.-.-.-.-.-.-.-.-.



De ‘Regel van Drie’ van de Witte Paters is een essentieel gegeven van ons communiteitsleven. Wij leven in gemeenschappen van tenminste drie man, met als doel ons gemeenschappelijk ideaal van broederlijkheid verstevigen en eenheid en respect onder elkaar versterken.

Daar moet ieder zijn verhaal kwijt kunnen, frustraties kunnen uiten en gehoord kunnen worden. Dat kan de uitvoering van onze gezamenlijke missionaire opdracht alleen maar ten goede komen, zo hield Kardinaal Lavigerie ons al lang geleden voor. Dat kan tot mooie gemeenschappen leiden, maar soms kan het ook wel eens anders lopen. Een ideaal blijft altijd iets waar je naar moet reiken.

Op momenten die we samen doorbrengen, b.v. tijdens maaltijden of avonduren, kunnen er opmerkingen worden gemaakt over levende of overleden collega’s en komen er allerlei verhalen over hen los, verteld met ingehouden pret of daverend gelach. Men plaagt elkaar, waarbij soms ook ironie en mild sarcasme om de hoek komt kijken. Zelden is er sprake van gemene steken-onder-water, want meestal zijn we daar net iets te netjes voor. Toch worden er ook karikaturen neergezet van medebroeders die soms nogal bot kunnen uitvallen; wij hebben immers (bijna) allemaal jaren in de bush doorgebracht en hebben daar ook onze ruige kanten aan over gehouden. Trouwens, als het over je medebroeders gaat, dan is het lijntje tussen spotten en beledigen nogal dun. Uitkijken dus, want grapjes maken over jezelf en je collega’s betekent: licht laten schijnen over je eigen schaduwzijden. Maar meestal is het toch zó, dat opgeruimdheid, goedbedoelde humor en gemoedelijkheid de boventoon voeren. In een club als de onze moet je trouwens weten te relativeren.

Naar aanleiding van bovengaande overweging is uitgave nr. 202 van de Contactbrief, die u nu in handen hebt, van iets lichtere aard dan gewoonlijk. We behandelen deze keer geen thema’s zoals migratie, mensenhandel, de Islam, de Afrikaanse vrouw, racisme of zo, maar een aantal Witte-Pater-anekdotes, vermengd met wat rake, humoristische of gevatte opmerkingen van collega’s, en geïllustreerd door tekeningen van Hans Pauwels. Kortom, wat we in een paar maanden tijd hebben kunnen verzamelen. We doen dat naar het voorbeeld van het ‘Bruine Brevier’ van de paters Kapucijnen, een uitgave van gedenkwaardige gezegden en anekdotes van die bruine paters. Als Witte Paters hebben wij beslist eenzelfde schat aan levenswijsheden en verhalen. Wij hebben tijdens onze jaren in Afrika allemaal talloze gedenkwaardige verhalen opgedaan en gebeurtenissen meegemaakt. Wij zouden dus ook best een soortgelijk ‘Wit Brevier’ kunnen produceren! Eigenlijk hadden we daar al veel eerder mee moeten beginnen, want veel leuks is jammer genoeg al verdwenen in de mist van het verleden, terwijl ons geheugen er niet beter op wordt.

Vanwege plaatsgebrek hebben we deze keer lang niet alle stukjes van confraters kunnen plaatsen. Die komen de volgende keer.




GASTVRIJHEID TEN TOP

- Marien van den Eijnden

In de beginjaren zeventig reed ik in Tanzania een Volkswagen. In Nederland heette die een ‘kever’, maar daarginds noemden ze die een "Kobe" (= schildpad). Eens moest ik voor een vergadering naar Mwanza aan het Victoriameer, een voor mij onbekend gebied. Tussen de plaatsjes Biharmulo en Geita was toen een soort niemandsland, met aan beide zijden van de eindeloos lange weg hoog struikgewas. In de late namiddag ergens halfweg kreeg ik panne met de auto; ik was alleen, kon niet ontdekken wat de oorzaak was en begon me paniekerig te voelen in een – wat ik dacht – immens groot en onbewoond gebied.

Na verloop van tijd kwamen er toch mannen uit de struiken die me vertelden dat er een paar dorpen verderop een zekere ‘Chotara’ woonde, een goeie automonteur, maar dat het nu te laat was om hem te roepen.

Ik moest maar bij hen blijven overnachten. Samen duwden we de auto door de struiken naar het huisje van mijn gastheer. Ik schreef een briefje voor de monteur en begon: "Beste Meneer Chotara ..." Nee, nee, zeiden zij, dat moet je niet schrijven, dat is een scheldwoord voor "halfbloed"! Ik kende dat Swahiliwoord niet; dus weer wat geleerd. Vervolgens nodigden zij mij uit voor het gezamenlijke avondeten, en gaven ze mij een huisje met 2 vertrekken. Een was leeg, in het andere overnachtten de kippen! Ze legden een flinke stapel olifantsgras klaar als matras. Als kussen gebruikte ik het luchtkussen van mijn chauffeursstoel, en als deken mijn badhanddoek. Ik sliep als een prins, maar ’s morgens vroeg begon een haan vlak bij mijn hoofd uitdrukkelijk te kraaien. Ik schrok verschrikkelijk en was meteen klaar wakker. Wat later kwam de monteur. Ik weet niet meer wat hij deed, maar hij zei: "U kunt er Mwanza mee halen voor de garage". Ik betaalde hem, maar de gastheer wilde van géén betalen weten: ik was zijn gast geweest. Na hen uitbundig mijn erkentelijkheid te hebben betuigd, ging ik zeer dankbaar weer op weg en kwam veilig aan. Op de terugweg na de vergadering dacht ik me die bocht nog wel te kunnen herinneren, om hen nog eens te bedanken. Maar alle bochten, struiken en bomen leken op elkaar! Ik verwijt mezelf nog steeds dat ik toen niet op mijn kilometerteller gekeken heb. Hun spreekwoordelijke gastvrijheid is me altijd bijgebleven als een levensles.


NIEUW GEZICHT

- Piet van der Pas

Het enige huis dat nog eigendom was van de Witte Paters in Nederland, is onlangs verkocht en de laatste vier bewoners van Dongen zijn verhuisd naar St. Charles in Heythuysen. Al gauw, tijdens een van de eerste dagen, kwam een bediende van Restaurant Karibu naar de tafel waar Piet Buijsrogge was aangeschoven, en zei heel vriendelijk: “Kijk, wat leuk! Een nieuw gezicht!”, waarop Piet droogjes antwoordde: “Nee hoor, dat heb ik al jaren!”


TIMOTHY, DE MAASAI


René van der Mast

Tim Adivilah (27) was een student uit Ghana, West-Afrika, die in het kader van een uitwisselingsprogramma aan de universiteit van Dar es Salaam, zijn thesis wilde schrijven over de geschiedenis en gewoonten van de Maasai in Tanzania. Stel je voor, een Ghanees die in het Swahili over zo’n onderwerp wil schrijven: een man met lef!

Op een dag tijdens een ceremonie aan de universiteit, was niemand minder dan de Tanzaniaanse President William Mkapa de eregast. Tim werd uitgekozen om een gedicht voor te lezen in het Swahili en kreeg daarvoor de tweede prijs uit handen van de President. Hij was blij en het gaf hem het nodige zelfvertrouwen bij het schrijven van zijn thesis. Om zijn thesis wat te verlevendigen wilde hij graag wat foto’s hebben van enkele Maasai en liefst samen met hem zelf, gekleed als Maasai. Maar toen hij de Maasai daarom vroeg, weigerden die of vroegen er teveel geld voor. Hoe moest hij dat aanleggen?

Enkele jaren daarvóór kwam ik eens langs Oysterbay Hotel aan de Indische Oceaan gereden, toen ik vlak bij het hotel gestopt werd door één van de bedienden en zag ik dat er een Maasai bewaker op de grond lag en in feite lag dood te bloeden. Hij had het in zijn eentje opgenomen had tegen een bende van zeven dieven die het hotel hadden willen beroven. Hij had er vier van gedood en de anderen waren gevlucht; maar zelf was hij ook behoorlijk toegetakeld. Of ik wilde helpen om hem naar het ziekenhuis te brengen. Ongeveer een jaar later belde op zekere dag een Maasai Chief bij ons aan en vroeg naar ene broeder René, die me vroeg of ik degene was die het jaar daarvoor een Maasai naar het ziekenhuis gebracht had. Als plaatselijk Stamhoofd kwam hij me daarvoor bedanken, maar vond dat het gebruikelijke geschenk van een paar koeien in ons huis in de binnenstad van Dar es Salaam toch niet paste. Daarom had hij mijn naam bekend gemaakt over heel Maasai-land en mij een soort ereburger gemaakt van de stam. Mijn naam zou voortaan altijd garant staan voor hun hulp en gastvrijheid. Wat ‘n geschenk! En wat was ik trots.

Toen Timothy om foto’s verlegen zat, deed ik dus een beroep op de belofte van die Maasai Oudere. We reden naar dat Hotel en legden de dienstdoende bewaker uit wat ons probleem was. Eerst had hij er moeite mee om in te stemmen, maar toen ik vertelde dat ik broeder René was, was er helemaal geen probleem meer. Zie hier dus de foto’s van Timothy, de ‘Maasai’ uit Ghana.


BREVIER

- Piet van der Pas

Op speciale feestdagen van het kerkelijk jaar kwam het tijdens het gezamenlijke liturgische avondgebed soms voor dat hymnes, psalmen, antifonen, etc. op diverse plekken in het gebedenboek gezocht moesten worden: bladeren van voren naar achteren en weer terug. Toen dit op zekere dag weer het geval was, sloeg de oude (hij werd 99 jaar) Frans van Mechelen zijn boek met een klap dicht en zei: “Als bidden werken wordt, dan werk ik liever!”


LIMERICK

- Jo van de Ven


BIJNAMEN VAN MISSIONARISSEN IN TANZANIA

De Afrikaan is een psycholoog en een bijzonder scherp waarnemer. Hij weet mensen heel goed te observeren en veel missionarissen kregen dan ook bijnamen die hen meestal heel juist typeerden. Zo kreeg Hans Peters, (hij is 1.98 meter lang) in het land van de Baha in West-Tanzania, leuke bijnamen. Een klein kereltje van vijf, zoontje van de plaatselijke timmerman, vertelde hem eens dat de mensen hem ‘Rugori hamba’ noemden (‘moeilijk te begraven’, vanwege zijn lengte). Maar anderen noemden hem ook wel ‘kireshe’ (= de lange) of ‘umusunu’ (= bamboestok). Ook voor minder goede kwaliteiten hadden zij een naam, maar die werden meestal voor ons verborgen gehouden. Zo werd er een ‘tseetseevlieg’ genoemd vanwege zijn vurig, heftig karakter en een ander ‘pilipili’ (hete peper) om dezelfde reden. Hieronder een aantal voorbeelden:


FIETSEN

- Frank Dirven

Je kunt in Noord-Ghana een fiets voor van alles en nog wat gebruiken, maar gewoon zomaar een stukje gaan fietsen en van de natuur genieten, dat doe je niet. Wel om naar je farm, je akker te gaan. De Konkombas hebben hun bouwgrond niet achter het huis liggen, maar nogal ver weg in de bush waar geen knaagdieren zijn en waar de grond nog goed is. Goede farms liggen op nog onbebouwde grond en kunstmest wordt daar niet gebruikt. Fietsen zijn vooral nuttig als vervoer voor producten van het land. Ik denk met name aan yams, een groot soort aardappel, minstens 30 cm lang en minstens zo dik als een arm. Dat is goed voedsel en kan op velerlei manieren worden klaargemaakt. Zo worden fietsen vaak zwaar beladen met yams of brandhout en dan terug geduwd naar huis. Het is zwaar werk. Daarom zijn de “bagagedragers” ook van smeedijzer gemaakt.


GETROUWD?

- Jan Mol

Een confrater in Congo (Bunia) doopte enkele tientallen volwassen, mannen en vrouwen, die naderhand ook hun huwelijk wilden laten inzegenen. Hij ging de rij langs en allen spraken hun huwelijksbeloften uit, maar aan het eind van de rij gekomen, kreeg hij te horen: “Ja, maar mijn vrouw staat daarginds.” Het bleek dat ze in feite allemaal door elkaar stonden.


HOGE NOOD

- Jos Kuppens

Onze confrater Benoit de Kort (‘bijgenaamd de ‘Kabouter vanwege zijn mooie witte baard) wilde vroeger wielrenner worden, maar volgde tenslotte zijn broeder-missionaris roeping. Toch bleef hij ook in Afrika graag fietsen. Eens was hij in Mzambazi (Malawi) aan het bouwen samen met een andere Nederlander. Als Benoit iets nodig had van Lilongwe, 300 km naar het zuiden, dan sprong hij ‘s nachts bij volle maan op de fiets richting Lilongwe. Eens gebeurde het dat hij onderweg hoge nood kreeg. Hij stapte haastig van de fiets, ging wat meters de bosjes in en deed wat nodig was. Daarna klom hij weer op de fiets om na een poosje gestopt te worden door mensen die hem vroegen waar hij naar toe ging. “Naar Lilongwe natuurlijk!” “Sorry broeder, maar dan gaat u wel de verkeerde kant op!” In zijn haast was de fiets in de richting gevallen waar hij vandaan kwam.


KOPJE THEE?

- Jos Kuppens

Dezelfde Benoit de Kort stopte eens, bij wat hij dacht dat een tearoom was. Hij ging binnen bestelde thee en na een poosje kwam er een andere blanke binnen. Benoit riep de bediende en vroeg hem om ook tea te brengen voor de ‘bwana’. Tot zijn schrik en verbazing kreeg hij te horen dat hij binnengelopen was bij de eigenaar van een privé woning, en nog wel de District Commissioner.


ONDERDELEN

- Jos Kuppens

Broeder Euthyme (Frans de Groot) ging naar Limbe om onderdelen te kopen voor zijn timmerwinkel. Hij had een speciale methode om een lift te krijgen. In een kaki Gandoura ging hij midden op de weg staan en zei tot degene die stopte: “Ik moet naar het hoofdkwartier van de spoorwegen”. Het lukte altijd. Daar aangekomen zagen ze hem liever gaan dan komen: hij ging namelijk altijd eerst naar enkele werkers om te vragen of ze hadden wat hij zocht. Daarna pas naar de baas, maar die probeerde hem af te schepen met: “We hebben uw onderdeel niet”. Euthyme zei dan tussen neus en lippen: “Ik hoorde net van uw werkers dat het wel in stock is”. De man gaf opdracht: “Geef de broeder dat onderdeel”. En tot broeder zei hij : “Ik hoop je hier voorlopig niet meer te zien!” Dan het antwoord: “Oh, als u me niet gauw meer wil zien, geef dan maar twee van die dingen!” Het lukte nog ook.


SACRAMENTSPROCESSIE

- Jan Mol

In Mwanza, Tanzania, vergat Nico de Bekker tijdens de mis van Sacramentsdag dat hij een extra hostie nodig had voor de monstrans die zou worden meegedragen tijdens de Sacramentsprocessie. Daarna liep hij plechtig met gevouwen handen mee onder de baldakijn en zei later: “Ik had de communie ontvangen. De Heer was in mij. Dat is toch voldoende!”


KORTE BEENTJES

- Verzonnen

Hans Peters klaagde over pijn in zijn been en dat hij zo moeilijk kon staan: “De dokter heeft me gezegd, zo vertelde hij, dat mijn ene been korter is dan het andere en dat wreekt zich op de duur." Ad van de Laak, die maar net 1.45 groot is, hoorde dat aan en zei: "Bij mij is het nog veel erger; bij mij zijn allebei mijn benen te kort."



PAARDRIJDEN

- Jos Kuppens

Jean Guy was een Canadese confrater en zijn collega pater Houlihan was een Ier. Houlihan reed graag paard. Maar paarden waren er niet veel in Malawi. Niet getreurd! Jean Guy vertelde hem dat hij wel op zijn ezel mocht rijden. Maar ondertussen had hij het jong van de ezel ergens verborgen opgesteld en had hij stiekem een jongen de opdracht gegeven om, zodra Houlihan op de ezel zat, het jong eens flink te knijpen. Zo gezegd zo gedaan. Het ezelsjong maakte flink kabaal en moeder-ezel wierp Houlihan van zich af om het jong te hulp te snellen. Houlihan kwam met de schrik vrij. Of hij later nog eens wilde ‘paardrijden’ is niet bekend.


DIRECTEUR

- Piet Buijsrogge

In Afrika wordt de chef medeverantwoordelijk gehouden voor welvaart, waarvan ook de vruchtbaarheid van land, mens en dier deel uitmaakt. Zo is mij het volgende overkomen:

Toen ik directeur was van een tamelijk groot vormingsinstituut met een groot aantal lekenmedewerkers, zowel Europeanen als Afrikanen, was er een jaar waarin er in de families van verschillende stafleden een baby werd geboren. Op een dag kwam een Afrikaanse medewerker in mijn kantoor juist toen de vrouw van een van de stafleden, die hoogzwanger was, naar buiten ging. Hij wees op haar buik en zei: “Dat is toch prachtig; mevrouw X heeft dit jaar ook een kleintje gekregen, en ook mijn eigen vrouw had dit jaar een baby. En dat allemaal dank zij God en u pater”.


PAARD

- Piet Buijsrogge

Jaren geleden, in een missiepost in het huidige Mali, had een zekere pater overste een kat, die tijdens de maaltijden behaaglijk op zijn knieën kroop en zich gedurende de maaltijd lekker liet voeren. Eén van zijn medebroeder kreeg daar op den duur zo’n gruwelijke hekel aan, dat hij op een gegeven dag het paard, waarmee hij in die tijd op safari ging, de eetkamer binnenbracht. “Wat moet dat paard hier?”, vroeg de overste verontwaardigd. “Nou”, zegt zijn medebroeder, “als jij tijdens het eten je kat kan voeren, dan mag ik toch ook mijn paard wel te eten geven.”

Dit verhaal was bekend bij de Witte Paters in heel West Afrika. Toen ik het in de jaren negentig vertelde in Noord Ghana, wist een oudere pater daar direct de namen te noemen van de betrokken collega’s.


VLIEGTUIG

- Piet Buijsrogge

Dezelfde pater die met zijn paard de eetkamer binnenstapte, wilde ook met de tijd mee gaan en, buiten weten van zijn oversten om, nam hij vliegles en kocht een vliegtuigje, waardoor hij natuurlijk in conflict kwam met zijn oversten. Hij stapte zelfs enige tijd uit de Sociëteit of werd er misschien wel uit gezet. Ook als vliegenier hield hij zich niet altijd aan de regels. In de stad waar hij toen woonde, was een vliegclub. Als leden van die club gingen vliegen en voor het opstijgen om het weerbericht vroegen, kon het gebeuren dat aan het weerbericht de volgende waarschuwing werd toegevoegd: “En opgepast, Pater B. zit in de lucht”.


RUSTIG AAN

- Uit de memoires van Nico de Bekker

Halfweg 1992 ontving ik een brief van de Regionale Overste, die me vertelde dat ik het van nu af aan wat rustiger aan mocht gaan doen omdat ik ondertussen 70 was geworden en dat een overplaatsing naar Bukumbi me goed zou doen. Op een zaterdagmorgen ging ik dus gepakt en gezakt op weg naar Bukumbi en hoorde onderweg in Nyegezi dat ik daar inderdaad die zelfde zaterdag verwacht werd omdat het (al meteen) mijn beurt zou zijn om daags daarna de eucharistieviering te doen in de centrale buitenpost van Ukirigulu. Toen ik daarvan terugkwam kreeg ik van overste Jan van der Geest te horen dat ook hijzelf een andere benoeming had gekregen en dat hij heel Bukumbi aan mij overdroeg. Op diezelfde zondagmiddag kwam Paul-Emile Leduc van de buurtparochie me zeggen dat ook Misungwi mijn domein zou zijn, omdat hij benoemd was voor het vormingscentrum voor catechisten. Daar sta je dan, na te horen te hebben gekregen dat je het wat rustiger aan mag gaan doen! Weloverwogen personeelsbeleid heet zoiets!

En daar bleef het niet eens bij! Fernand Bellemare zou me komen assisteren, maar zijn manier van werken was – wat mij betreft – eerder een beletsel. Pater Leduc wilde bovendien dat ik in Misungwi op precies dezelfde manier doorging zoals hij werkte. Tenslotte kreeg ik toch de belofte dat Adolf Pottrick ook hier benoemd zou worden, maar die moest eerst nog zijn taak van algemeen econoom overdragen aan zijn opvolger in Dar es Salaam, en dat bleek 16 maanden te moeten duren! Wie had het over ‘rustig aan doen’?


GLAZEN OOG!

- Jan Franse

Een broeder die de leiding had van een bouwproject met veel arbeiders, had een handicap; hij had namelijk een glazen oog. Toen hij op een gegeven moment even naar binnen wilde om koffie te drinken, en niet al te zeker was of zijn werklui tijdens zijn afwezigheid wel goed zouden doorwerken, nam hij zijn glazen oog uit en legde dat demonstratief op een centraal punt neer en zei: “Allemaal doorwerken; zelfs als ik even weg ben zie ik jullie toch allemaal.” Toen hij eenmaal weg was, kwam er een slimmerik gauw zijn pet over het oog leggen. De broeder heeft nooit geweten wat ze tussentijds hebben uitgehaald!


BOUWEN

1. Broeder Godfried Strijbosch had de bijnaam: ‘de bouwer van Bamako’. Toen hij in een of andere post aankwam om een kerk te bouwen, vroeg de plaatselijke overste wat hij kwam doen. “Ze hebben mij gezegd dat ik hier een kerk moest bouwen”, was het antwoord. “Ja, daar zijn wel plannen voor, maar we hebben nog helemaal geen geld. Maar wat verderop kunnen ze je wel gebruiken.” Daags daarna is de broeder op de fiets gesprongen en is 500 km. verder naar buurland Guinee gereden. Hij hoefde de telegraaflijnen maar te volgen. Kon niet missen! Wim Schakenraad

2. Hugo van Bentum was meer een man van de administratie, van parochieregisters en zo; tamelijk onhandig trouwens en al helemaal geen bouwer. Toch was hij door omstandigheden gedwongen op een gegeven moment een wc te laten bouwen, d.w.z. zo’n ouderwetse buiten-wc met een diep gat waarboven je kon hurken. Hugo presteerde het om de deur van het ‘gemak’ net naast het gat te plaatsen, zodat iedere keer als er iemand binnen ging, hij zowat met één been in het gat verdween! Jan Franse


TWEEDEHANDS

- Piet van der Pas

Tweedehands kleren of andere spullen waren destijds op veel plaatsen in Tanzania erg welkom, maar het was lang niet altijd duidelijk waar een bepaald kledingstuk of gebruiksvoorwerp voor diende. Zo heb ik een van mijn parochianen op een gegeven ogenblik de kerk in zien komen in een keurig nette …. pyjama!

Iets soortgelijks overkwam Willem Schaepman, mijn eerste pastoor in Tanzania; hij had nogal wat medische spullen gekregen van Memisa, waaronder een 20-tal ‘nachtspiegels’. Hij zag het nut niet in van die dingen in een klein dispensarium en besloot die uit te delen aan onze catechisten in de verschillende buitenstaties. Toen ik later op een zondag in een van die posten na de Mis wat mensen bezocht in het dorp, zag ik tot mijn verbazing dat een club oude heren gezellig in een kring hun plaatselijke bier zaten te drinken uit zo’n p....t! Proost!




OECUMENE

- Marien van den Eijnden

Onze kerstgroep voor de kerk was aan vernieuwing toe. Er woonde een 20-jarige Moslim die voor toeristen beeldjes maakte van papier-maché. Ik vroeg hem of hij ‘katholieke’ beelden kon maken van 50 cm. Géén probleem. Omdat het wat delicaat was, ging ik het ook vragen aan zijn ouders. Opnieuw géén probleem. Het werd een schitterende groep met wat zij noemen "de profeet Isa" (= Jezus) in de kribbe.


INTRODUCTIE FRANK BOOMERS

Graag wil ik mijzelf even aan u voorstellen. Ik ben geboren in 1958 te Hengelo en heb dus Twentse wortels. Na mijn opleiding aan de HEAO te Enschede vertrok ik uit Twente en heb in verschillende landen gewoond en gewerkt. Mijn militaire dienst bracht ik als VN-militair in Libanon door en bezocht Kenia voor het eerst in 1980. De aanleiding was een Mill Hill Missionaris die in mijn jonge jaren regelmatig bij ons thuis op bezoek kwam. In 1982 trouwde ik met Anne en bezochten wij in 1983 samen het project van die missionaris in Kenia. Later besloten mijn vrouw en ik om ons aan te sluiten bij de Missionarissen van Mill Hill en werden we in 1990 uitgezonden naar de volksbuurten van Kisumu in West Kenia. Aldaar maakten wij deel uit van een internationaal team dat actief was in het stadsapostolaat dat door diezelfde missionaris was opgericht.

Daar hebben we met veel voldoening geleerd, gewoond en geleefd. De integratie van geloof en leven was voor ons een verrijking. Na vier jaar vertrokken we met een andere Mill Hill missionaris naar Yambio in Zuid-Soedan. Daar waren we twee en een half jaar voor het bisdom Tombura-Yambio en richtte mijn werk zich wederom op de financiën en projecten. In 1996 keerden wij terug naar Nederland en kreeg ik de verantwoordelijkheid van de financiën bij de Stichting Mensen in Nood en het begeleiden van de fusie die leidde tot Cordaid. In 2000 werd ons door Mill Hill een sabbatical van drie maanden gegund in Engeland. Toen die om waren vertrok ik wederom naar Kenia en werd daar benoemd tot econoom van Mill Hill voor de regio Kenia en Uganda. In die periode mocht ik ook aan een masters studie beginnen die ik later in Engeland afrondde met mijn dissertatie die als titel droeg: “Financial accountability of Mill Hill Missionaries within parishes of the Catholic Church in Kenya”.

In 2006 vertrokken wij wederom naar ons geliefde Kenia en werd ik benoemd als Financial Administrator van de Keniaanse Bisschoppenconferentie. Daar werd ik benoemd voor een interim opdracht gedurende een periode van twee jaar, waarin ik weer veel heb geleerd. In 2008 keerden we terug naar Nederland om dichter bij onze zieke ouders te zijn en besloot ik, na enige tijd, om als ZZP-er te gaan beginnen voor ‘Kerk en ontwikkelingswerk’. Sinds 2010 werk ik voor Caritas Internationalis in Rome, en ben ik provinciaal econoom voor de Kruisheren in Europa. Daarnaast neem ik incidentele opdrachten aan voor andere organisaties.

Toen de vacature zich aandiende voor econoom van de Nederlandse sector van de Missionarissen van Afrika heb ik niet lang getwijfeld. Ik had ooit in het Lourdel huis in Kampala gelogeerd en daar al met enkele Witte Paters kennis gemaakt. Ook in Nairobi mocht ik al enkelen ontmoeten. Ik ben onder de indruk van de kwaliteit van het werk van het economaat en zal mijn uiterste best doen een positieve bijdrage te leveren. Ik zie ernaar uit nader kennis met u te maken en stel het op prijs wanneer u mij aanspreekt en bevraagt. Twentenaren hebben die uitnodiging soms ook nodig.


PSV

- Anoniem

Een oudere witte pater op rust in Nederland is een vurig supporter van PSV, de voetbalclub uit Eindhoven. Bij elke thuiswedstrijd zit hij op de tribune. Hij leeft erg mee. Tegenwoordig hebben profvoetballers allerlei rare kapsels, maar één van de spelers van PSV was zo kaal als een biljartbal. Laatst wilde die koppen, maar schampte de bal zodat hij het doel miste. Riep de pater keihard: "Krijten, Piet..."


Missionaris-eed

Naam
datum | jaren
J.J.C.A.M. de Bekker 2-4-1972 45 jaar
A.C. van Kessel 16-6-1967 50 jaar
G.P.M. Groenewegen 24-6-1962 55 jaar
J.M. van Haandel 26-6-1957 60 jaar
M.F.M. Mangnus 28-6-1962 55 jaar
H.F. Hinfelaar 2-7-1957 60 jaar
H.T.M. Peters 2-7-1957 60 jaar
J.W.H. Rademaker 6-7-1957 60 jaar
P.L.P.M.G. v. Nieuwenhove 19-7-1952 65 jaar
G.T.M. van Dieten 25-7-1952 65 jaar

Wijding

naam
datum | jaren
J.L.M. Remhs 21-4-1957 60 jaar
P.H.M. Bergmann 31-5-1952 65 jaar
H.J. van Kessel 31-5-1952 65 jaar
L.C.J. Sep 31-5-1952 65 jaar
H.C.J. Bonke 29-6-1962 55 jaar
W.C.J. Delen 29-6-1962 55 jaar
P.J. Nuijens 29-6-1962 55 jaar
W.A.F. Schakenraad 29-6-1962 55 jaar
T.C.M. Wijffels 29-6-1962 55 jaar
W.A.H.A.M. Wouters 29-6-1962 55 jaar
P.J.M. van Heijst 1-7-1967 50 jaar
A.W.M. Oostveen 1-7-1967 50 jaar
P.J.J. van der Pas 1-7-1967 50 jaar

1. Pater FRITS van VLIJMEN

Frits werd geboren in Hoorn op 3 nov. 1928 en verbond zich op 22-7-1955 aan onze Sociëteit en werd in Galashiels, Schotland, priester gewijd op 24-5-1956. Hij had een meer praktische dan theoretische belangstelling. Geschiedenis en feitenmateriaal boeide hem. Hij was zeer toegewijd, een doorzetter, met een groot plichtsbesef. Hij nam initiatieven en was ordelijk en methodisch; iemand van wie je op aan kon. Hij ging recht op zijn doel af, zei wat hij dacht, en had de gave iets duidelijk uit te leggen.

Na zijn wijding in sept. 1956 ging Frits naar Edinburg om een M.A. te behalen aan St. Andrews Universiteit om daarna Engels, Latijn, Geschiedenis en Geografie te kunnen doceren. Hij vertrok op 13-12-1960 naar het aartsbisdom Tabora in Tanzania en gaf les op de middelbare school St. Mary´s en op het klein seminarie van Itaga. Hij deed dat 14 jaren lang met veel plezier.

In Januari 1971 werd hij voor een jaar hulppastor van de parochie van de kathedraal van Tabora en werd in maart 1972 werd hij gevraagd voor zijn tweede grote levenswerk: rector-leraar te worden van de opleiding en vorming van de Dochters van Maria, de zustercongregatie van het bisdom, waar hij 21 lesuren had, en 1 conferentie per week, diverse preken, geestelijke begeleiding door gesprekken of briefwisseling, en bezinningsdagen. In 1995 werd hij de Archivaris van het aartsbisdom Tabora. Tijdens de weekeinden assisteerde hij in de kathedraal.

Op 9-1-2000 kwam hij voorgoed terug naar Nederland en werd Secretaris van de Provincie. Daarnaast assisteerde hij op de weekeinden in de Maria Regina kerk van Boxtel. Later in Dongen ging hij op zondag voor in de Benedictinessenabdij te Oosterhout en leidde retraites voor meerdere Zustergemeenschappen. Ook werd hij de geestelijke leidsman van de Broeders van Dongen.

Op 30-4-2005 droeg hij zijn werk als secretaris over aan zijn opvolger. Er kwam nu wat meer tijd voor zijn hobby’s: lezen, postzegels verzamelen, jaarkalenders en andere zaken publiceren met zijn computer, en stropdassen kopen! Eind april 2012 moest zijn milt verwijderd worden; het verzwakte hem enorm. Op 16 augustus verhuisde hij naar Heythuysen voor herstel en meer rust. Hij bleef veel lezen en boeken bestellen, met zowel detectiveverhalen als spiritualiteit. Hij kon daar geïnteresseerd over vertellen. Hij overleed in Heythuysen op 11 aug. 2016.


2. Pater JO van de VEN

Jo werd geboren in Vorstenbosch op 15 maart 1941. Hij ging studeren te St Charles in Esch, in Franklin in de Verenigde Staten en Ottawa in Canada. Op 25 juni 1965 verbond hij zich aan onze Sociëteit. Hij werd op 2 juli 1966 te Princenhage priester gewijd. Hij had 5 ooms die priester waren, waaronder onze medebroeder Henk van Kessel. Hij was hartelijk en opgeruimd, spontaan, recht door zee, zei hij wat hij vond, en niet altijd in diplomatieke termen. Hij wist wat hij wilde, nam initiatieven met verantwoordelijkheid en toewijding. Hij hield van muziek en sport en was heel goed in talen.
Zijn eerste benoeming was voor Mozambique, toen nog een Portugese kolonie, maar hij werd uitgewezen door de geheime politie. In plaats daarvan ging hij naar Uganda. Eind 1967 begon hij met het leren van de Baganda taal en cultuur. Hij ging die taal zo goed spreken, met typische spreekwoorden en gezegden, dat men graag naar hem kwam luisteren in kerk en vergaderingen. Hij vervulde verschillende pastorale taken in het bisdom Masaka. In 1983 trok hij als vrijwilliger naar de Karimojong in noordoost Uganda, de beruchte veedieven, waar in die tijd nog gewapende overvallen plaats vonden. Hij bevond zich in het "hartland van de rebellen”.

In 1993 kwam hij op verlof naar Nederland; hij had behoefte afstand te nemen en aanvaardde een benoeming als pastoor te Bakel in Oost-Brabant. Maar al gauw ‘groeide er nostalgie in zijn hart voor Afrika en een WP gemeenschap’. Na anderhalf jaar onthief de bisschop hem eervol van zijn functies en keerde hij terug naar Uganda, om in het bisdom Moroto de nieuwe parochie Tapac te stichten.

Op 10-12-2007 ging hij op langer verlof naar Nederland. De 10 jaren in Tapac hadden veel van zijn krachten geëist; hij had fysieke en geestelijke herbronning nodig. Eind augustus 2008 werd hem gevraagd een nieuwe parochie op te zetten in Nabulagala, een buitenwijk van de hoofdstad Kampala en de plaats van de eerste vestiging van de Witte Paters in Oeganda in 1879 en waar de eerste Katholieken waren gedoopt, waaronder 4 toekomstige Martelaren. Dat deed hij totdat de sectoroverste het beter vond dat hij verzorging zocht in Nederland. In de loop van de jaren had hij namelijk COPD opgelopen en in 2011 had hij nog maar een longcapaciteit van 39 %. In 2015 kwam hij naar Heythuysen. Aanvankelijk realiseerde hij zich niet hoe verzwakt hij in feite was. Maar langzaam aan heeft hij moeten aanvaarden dat hij niet meer terug kon naar Uganda. Hij heeft het betreurd dat hij daar geen afscheid meer heeft kunnen nemen van zijn mensen.
Hij stierf in het ziekenhuis van Roermond op 21 augustus 2016.


3. Pater HANS PAUWELS

Hans werd op 21 januari 1932 te Voorburg geboren. Hij volgde de gebruikelijke opleiding voor Witte Paters in Esch, ’s-Heerenberg en Totteridge (Engeland). Hij verbond zich op 10 juli 1958 door een eed aan onze Sociëteit en werd priester gewijd 2 februari 1959 te Rotterdam. Een oom van hem, pater Antoon Coolen, overleden op 20 maart 1992, was hem al voor gegaan als Witte Pater.

Hans was opgewekt van aard, was kunstzinnig aangelegd en kon wat verstrooid en onrustig zijn. Hij was hartelijk en maakte gemakkelijk contact. Hij was een begenadigd tekenaar, maar had er veel tijd en energie voor nodig. Hij besteedde ook aandacht aan de vormgeving van eredienst, kerkgebouw, pastorie, enz.

In december 1959 vertrok hij naar het bisdom Mbeya in Tanzania. In zijn actieve jaren daar werkte hij in de parochies Kisa, Galula, Gua, Mwambani, Inyala, in Igogwe-Ilembo en Irambo.

Hij hechtte er groot belang aan in elk kerkdorp nauw samen te werken met de plaatselijke Catechist; regelmatig waren er dan ook voor de hele parochie werkvergaderingen met hen, en sessies voor hun verdere vorming.

In latere jaren vertelde hij nog enthousiast over zijn wederwaardigheden in Tanzania. Vooral over zijn trektochten om de inwoners te bezoeken in de heuvels en bergen, vaak tochten van 3 weken. De streek waar hij woonde en werkte was een van de mooiste van heel Tanzania. Het was als een natuurpark, met veel bos, watervallen, meertjes, en allerlei klein en groot wild, waar hij “overal lieve en aardige mensen ontmoette en steeds opnieuw zóveel gastvrijheid, hulp, begrip, vertrouwen en vriendschap ontving, dat ik maar moeilijk de moed kon verliezen”.

In mei 1994 werd hij een van de grondleggers van het Missionaire Project in de Haagse Schilderswijk, dat gemeenschapsopbouw beoogde tussen Nederlanders en buitenlandse vluchtelingen en immigranten. Hij gaf er bijbelcursussen en startte een jongerencafé. Hij werd de contactpersoon van de Katholieke Kerk in het opvangcentrum voor asielzoekers en had speciale aandacht voor vluchtelingen uit Afrika. De laatste jaren verleende hij pastorale diensten in enkele bejaardencentra.

Op 10 september 2009 verhuisde hij naar Dongen. Hij was toe aan rust, en zijn doofheid begon toe te nemen. Wel nam hij zijn toerbeurt voor de diensten in huis en wat pastorale assistentie bij een communiteit van zusters. Op 29 jan. 2015 verhuisde hij naar Heythuysen, waar hij genoot van de rust, maar ook wat verward begon te raken.

Op 21 oktober 2016 voelde hij zich niet zo goed en werd met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht in Roermond; zijn toestand bleek veel ernstiger dan verwacht. Op 26 oktober kwam hij weer terug naar zijn eigen appartement in St. Charles in Heythuysen, waar hij in de morgen van 27 oktober overleed.

Het aspect van Jezus wat hij, zijn hele leven overziend, vooral beleefde was: “Armen het blijde nieuws brengen en verbinden van wie het hart gebroken is”. Jesaja 61,1 / Lk.4,18-19

4. OVERLEDEN WITTE ZUSTER

Op 8 juli overleed na een kort ziekbed Zr. Josina van de Wiel, MSOLA, uit Nuland. Zij werd op 14 juli begraven op het kerkhof Munsel in Boxtel.

5. OVERLEDEN FAMILIELEDEN EN VRIENDEN:

  • 12 juli 2016 te Kaatsheuvel: mevr. Ita van der Linden-Wajon, schoonzus van confraters † Lambertus en † Leonardus van der Linden.
  • 19 juli 2016 te Eindhoven: Antonio Picokrie, broeder van Dongen.
  • 21 aug. 2016 te Brasschaat: dhr. Roland Cleiren, zwager van confrater Marien van den Eijnden.
  • 28 aug. 2016 te Maarheeze: mevr. Truus Verbeek, schoonzus van † confrater Wim Geraets.
  • 4 sept. 2016 te Den Dungen: dhr. Harrie Smits, oom van Piet v. d. Pas.
  • 14 okt. 2016 te Druten: Jo v. Kruijsbergen, zwager van J. v. Haandel.
  • 14 okt. 2016 te Venlo: Mathias Bloemen, zwager van † confrater Frits van Vlijmen.

KERSTMIS IN ZAMBIA (1963),

- Henk van der Steen

Ik zou de Nachtmis doen en mijn collega de rest. Voor hem betekende dat dat hij zou zorgen -voor de versiering (bloemen en bananenstaken, maar gelukkig niet de gebruikelijke slingers van gekleurd toiletpapier); hij zou zorgen -voor de verlichting (er was bij ons geen elektriciteitsnet, maar wel heel wat kapotte petroleumlampen). En natuurlijk ook: -voor de muziek (inlandse muziek, i.p.v. Europese melodieën met Afrikaanse tekst, was toen nog een twistpunt. Maar omdat mijn collega een expert was, toch maar gedaan). Om middernacht zou de Nachtmis beginnen in een bomvolle kerk. Veel muziek en gezang waaraan iedereen goed mee deed; een schot in de roos! Ook was een mooie en extra lange preek in die dagen een vereiste; maar ik schrok een beetje toen, bij iets wat ik zei, iemand hardop reageerde en riep: “Helemaal niet!” De man was dronken, maar niemand stoorde zich daaraan en iedereen ging blijmoedig door met genieten van de kerstviering.

Later vertelde een andere collega mij wat hij zelf het jaar daarvóór had meegemaakt: toen kwam een dame naar de Nachtmis, maar manlief was er niet bij . Die werd tegen de morgen thuis afgeleverd in een kruiwagen, stomdronken. Zijn vrouw was zo boos dat ook zij zich ging bedrinken. Wat later werd ook zij netjes thuisgebracht in een kruiwagen.



Van 5 tot 22 oktober heb ik in Rome deelgenomen aan een seniorenontmoeting. We waren daar met 10 zusters Missionarissen van O.L Vrouw van Afrika (Witte Zusters) en 10 Missionarissen van Afrika (Witte Paters) waarvan de leeftijd varieerde van 75 tot 85 jaar en van 8 verschillende nationaliteiten. Allen hadden het grootste deel van hun actieve leven doorgebracht in 9 verschillende landen van Afrika in een grote verscheidenheid werkterreinen: basis pastoraat, opleiding en vorming van priesters en religieuzen, onderwijs, zorg voor zieken en gehandicapten, emancipatie van de vrouw, jeugdwerk, verschillende vormen van ontwikkelingswerk, enz. Er was zelfs een zuster die timmerlui had opgeleid. Luisteren naar ieders verhaal was al een hele ervaring. Er was natuurlijk ook tijd voor geestelijke bezinning en met dankbaarheid terugkijken op het verleden. Daarnaast was er ook tijd voor wat toerisme, waaronder een uitstapje naar Assisi waar alles herinnert aan de H. Franciscus en de H. Clara.
En deze bijeenkomst had plaats in ons generalaat, waar het hoofdbestuur van onze Sociëteit is gevestigd. De vaste bewoners van het generalaat vormen een gemeenschap van 38 man en die vertegenwoordigen 22 verschillende nationaliteiten uit Europa, Afrika en Amerika. Je ontmoet er de leden van het hoofdbestuur en de confraters belast met verschillende algemene diensten zoals het secretariaat, het economaat, de bibliotheek, de archieven, enz. Dan zijn er een aantal studenten: confraters, maar ook een aantal Afrikaanse priesters, die verder studeren aan de Romeinse universiteiten. Al deze mensen hebben al enkele jaren pastorale ervaring opgedaan, voordat ze gevraagd werden hun studie op een of ander terrein voort te zetten. En dan heeft de communiteit nu ook twee vluchtelingen opgenomen, beiden moslims, een uit Senegal en een uit Ghana. En zo was deze seniorenontmoeting ook een ontmoeting tussen de oudere generatie en de jongere generatie.
We ontmoetten elkaar in de kapel, in de eetzaal, in de koffiekamer, in de gangen of ook in de kantoren van de verschillende diensten. Iedereen was erg behulpzaam om ons de weg te wijzen in het toch grote huis en ook om advies te geven als je de stad wou bezoeken. Je voelde je al heel gauw thuis in wat je echt een familiesfeer mag noemen. Wat daar natuurlijk ook toe bijdraagt is het feit dat ieder daar op het generalaat in Rome wel oude bekenden ontmoet, mensen die hij of zij gekend heeft tijdens de opleiding of mee samen heeft gewerkt in Afrika of elders in de wereld.

Een bijzondere ervaring was ook de publieke audiëntie van de Paus op het St. Pietersplein. Al meer dan een uur voor de aankomst van de Paus waren er duizenden, ja tienduizenden mensen op het plein: uit Europa, uit Noord en Zuid Amerika, uit Afrika, Azië en Australië. Als de audiëntie begint rijdt hij eerst wel een kwartier rond en stopt af en toe om een kind te omhelzen of om iemand de hand te schudden en een paar woorden te wisselen. Dat is allemaal op grote schermen te volgen, maar op een gegeven moment komt hij ook niet ver van je langs, zodat je hem van dichtbij kunt zien. Toen hij op het podium was aangekomen werd een tekst voorgelezen uit de brief van Jacobus over eerbied voor de arme. Daarop gaf hij een kort commentaar, waarin hij aandacht vroeg voor de concrete arme naast ons die we ontmoeten. Een samenvatting daarvan werd gegeven in verschillende talen. Wat opviel dat die grote menigte toch ingetogen luisterde. De audiëntie werd afgesloten met pauselijke zegen.

Als je op het generalaat ervaart wat het betekent om als Missionarissen van Afrika (Witte Paters en Witte zusters) tot een grote familie te behoren ondanks verschillen van leeftijd, nationaliteit en cultuur, word je er tijdens zo een openbare audiëntie op het St. Pietersplein even van bewust te behoren tot een wereldkerk en dat we geroepen zijn om met alle mensen als zusters en broeders samen te leven.