Homepagina > Onze overledenen > Jaar 2015. > Pater Frans Fortuin overleden.

Pater Frans Fortuin overleden.

maandag 19 oktober 2015, door Webmaster

Dankbaar gedenken we

Pater Frans Fortuin
(Franciscus Wilhelmus Antonius ),

Missionaris van Afrika
(Witte Pater).

Overleden te Heythuysen op
19 oktober 2015.

_


Frans werd geboren op 2 augustus 1933 te Rotterdam. Om missionaris te worden volgde hij gedeeltelijk zijn opleiding in onze vormingshuizen van Sterksel en Santpoort. Filosofie deed hij in St. Charles bij Boxtel; deze studie onderbrak hij echter door in het leger te gaan en zijn roeping te overwegen.
Daarna ging hij naar ‘s Heerenberg en Totteridge, waar hij zich op 11 juli 1961, door een eed van trouw, verbond aan onze Sociëteit.
Op 29 juni 1962 werd hij priester gewijd te Santpoort. Enkele maanden later, in december, vertrok hij naar Uganda, de parochie Bukwali in het bisdom Fort Portal.

Frans was een doorzetter, een langzaam maar zekere werker, doorgaans opgeruimd. Steeds bereid een dienst te verlenen. In Uganda nam hij allerlei interessante initiatieven, en was zelfs voor gewapende overvallers niet bang. Hij had geen gemakkelijke start. Hij kwam uit een groot gezin; de studie aan het gymnasium in Rotterdam viel hem zwaar. Maar hij was een doorzetter.

In Bukwali legde hij zich toe op het leren van de taal en begon met werkreizen naar de dorpen. September 1963 verhuisde hij naar Wekomire, en september 1964 naar Bwamba aan de voet van het Ruwenzori gebergte, bedekt met een sneeuwkap. Op een bevolking van 63.000 waren er 8.500 Katholiek. Frans was toen vooral belast met jeugdwerk, hij begon met de verkennerij, en wilde de Katholieke Arbeiders Jeugd vereniging oprichten. Maar begin 1966 werd de streek getroffen door een verschrikkelijke aardbeving. Er waren vele doden en gewonden, en velen dakloos. Dit gevoegd bij de politieke spanningen in zijn streek, maakte dat hij toe was aan een vervroegd verlof in Nederland. Sinds zijn start in Uganda was hij elk jaar 2 tot 3 weken in het ziekenhuis wegens volkomen uitputting en infecties.

April 1965 kon hij terug, naar Butiti, dan naar Kasese, dan weer naar Butiti, en januari 1970 naar Wekomire. Januari 1975 na 1½ maand in het Rubaga ziekenhuis met een hernia aan een ruggenwervel, moest hij voor specialistische behandeling naar Nederland. Frans zei dat ze zijn ruggengraat maar moesten vervangen door die van een gorilla! Juli kon hij weer terug naar waar hij ging samenwerken met een juist gewijde Ugandese priester. Hij schreef: ”Het was fijn weer eens in Nederland te zijn geweest; het is ook fijn weer naar mijn oude bekenden in Uganda te gaan”.
In 1979 begon de bevolking zich langzaamaan te herstellen van het 8-jarige bewind van Amin op economisch, sociaal, en moreel vlak. Wel waren er nog veel wapens in handen van onbevoegden die de streek onveilig maakten.

In de beginjaren 80 werden de leden van onze Sociëteit in Uganda zich bewust van de nood in het Noord-Oosten van het land grenzend aan Soedan. Een dorre streek geteisterd door veedieven van twee vijandige etnische groepen, die de beschikking kregen over vuurwapens. Er was een nijpend tekort aan priesters, terwijl in de gebieden waar wij traditioneel werkten de plaatselijke kerk redelijk gevestigd was. Na breed beraad werd besloten dat vrijwilligers er naar toe zouden gaan, en de overigen zouden her-groeperen.
April 1984, Frans was toen al over de 50, ging Frans eerst naar Lunyoro en Kangole om de cultuur en taal te leren, en in september naar Nakapiripirit in het Moroto bisdom van de Karamoja streek. Een heel ander volk, Niloten geen Bantu, een heel andere taal, en een heel ander klimaat; het deed hem denken aan “een maanlandschap: hoge kale rotsen, met er tussenin vlakten die er erg dor uit zien”. Om er te komen moest men voor de veiligheid in konvooi rijden.

Frans wordt er pastoor, en ook deken in zuid Karamoja. Na een jaar belandde hij in het ziekenhuis en kreeg hij het advies om het rustiger aan te doen, en zeker een paar weken vakantie te nemen vóórdat hij zijn werk zou “hervatten”. Van de gelegenheid maakte hij gebruik om zijn eerste ervaringen op 3 A4-tjes uit te typen. “Het bevalt me best”. Zijn parochianen zijn voormalige veehouders, die naar het zuiden zijn afgezakt en daar opnieuw begonnen zijn, nu met landbouw. Zij zijn minder traditie gebonden dan de veehouders.
“Dezen trekken regelmatig door het gebied op zoek naar gras; de veedieven veroorzaken confrontaties met automatische geweren. Voor de rest ... is er rust en vrede.”

Zich aansluitend bij het Karamoja Ontwikkeling Project stimuleren zij de bevolking bomen te planten, waarvoor er voldoende grondwater is. Het creëert gesalarieerd werk, waardoor men eten kan kopen in dat dorre gebied. Het wordt bebost, en levert brand- en timmerhout. Meer dan de helft van de bevolking van 10.000 is Katholiek; prioriteit is niet zozeer dopen, maar evangeliseren en onderrichten van geloofsleerlingen, schooljeugd, parochie raadsleden, Catechisten, en dat doen bij pastorale bezoeken aan huis. Frans concludeert: “Het is zuiver pionierswerk, in een (voor hem) totaal vreemde cultuur, en soms gevaarlijke situaties. “Ik doe het graag” schreef hij.

Begin februari 1987 kwamen 15 gewapende Pokot mannen zijn pastorie bij de Karamojong, hun erfvijanden, overvallen. Een week lang kwamen zij terug met vrouwen en kinderen om al wat draagbaar was aan huisraad en privé bezittingen als buit mee te slepen. Frans en zijn collega´s besloten toch te blijven en door te gaan. Eind februari schrijft hij dat de enige bus van die streek overvallen is (3 doden, 10 gewonden, allen beroofd), en dat in een naburige parochie 80 dorpen werden afgebrand, met tientallen doden en gewonden. “Ondanks dat alles proberen we het hoofd boven water te houden.” Tijdens de Vastentijd organiseert Frans een processie waarin schoolkinderen de afbeeldingen van de kruisweg dragen, en onderwijzers een groot zwaar kruis, om te bidden voor vrede in hun streek. Het trok veel mensen.

Mei 1988 moest hij terug naar Nederland vanwege ernstige rugklachten, en in mei 1993 vanwege uitputting. Maart 1994 vult hij een hele brief met het mysterie van Jezus´ lijden – dood – verrijzenis. In Nakapiripirit ervaart hij dat mysterie aan den lijve, de verrijzenis inbegrepen. Juist voor het kerstfeest van 1993 hadden de bewoners van dat stadje moeten vluchten, en voor enkele maanden woonden de confraters in een “spookstad”. Met de regens rond het Paasfeest waren zij teruggekeerd om het land toch te bewerken.

In zijn Paas – verrijzenis brief van 1997 schreef hij: “Het vredige ’Kampvuur langs de Evenaar’ is veranderd in een vuurzee van wapengekletter”. Toch hield Frans hoop, en wilde “Afrika niet in de steek laten”. Dat jaar had hij een afgebroken voortand, hetgeen hem een autotocht kostte van 800 km waarvan 1 km op kniehoogte door een overstroming, en 9 km door zuigende modder dat zo glad was als een laag zeep.

Juni 2001 liet zijn gezondheid het echt afweten. Na 39 jaar Uganda, waarvan 17 in Karamoja, nam hij in oktober afscheid, wat hem zwaar viel, en kwam hij voorgoed terug naar Nederland.
Hij was niet op zijn gemak met vooral de kerkelijke situatie, die naar zijn gevoel wat doorgeschoten was. In november 2001 vestigde hij zich te Heythuysen.

In april 2007 had hij al sinds enige tijd overal pijn, en moeite met zitten. Toch kwam hij naar de kapel en naar de eetkamer. In de loop van 2010 kreeg hij steeds meer pijn, ondanks morfine pleisters, en had wisselend goede en minder goede dagen. Voor lange tijd onderging hij dialyse van de nieren, totdat dit niet meer mogelijk was. Toen begon de tijd om zich voor te bereiden op zijn afscheid.

“Weliswaar leeft u in de wereld in verdrukking,
maar hebt goede moed:
Ik heb de wereld overwonnen.

Joh. 16,33

De Uitvaart zal zijn op Vrijdag 23 oktober om 14.30 uur in Heythuysen, waarna begrafenis op het missiekerkhof van St. Charles, Heythuysen.

Namens de familie,
Dhr. & Mevr. Fortuin – Schrijnemakers
Dormansberg 14
6371 XG Landgraaf

Namens de Witte Paters
Pater Wim Wouters w.p.
Modestusstraat 20
5101 BP Dongen