Homepagina > Nederland > Contactbrieven > Contactbrief 2e kwartaal 2014. (nr. 192)

Contactbrief 2e kwartaal 2014. (nr. 192)

zondag 8 juni 2014, door Webmaster



.-.-.-.-.-.-.-.-.-.

EEN MEER AFRIKAANSE KERK
P. van der Pas
*

AFRIKAANSE TRADITIONELE RELIGIE
E. Ngona
*

OVERLEDEN FAMILIE EN VRIENDEN
*

EVANGELISATIE IS ALTIJD NIEUW
Roland Delay
*

DIALOOG MET DE KARAMOJONG
Roland Kamuntu
*

GOED NIEUWS UIT AFRIKA
Marien van den Eijnden
*

OVERLEDEN CONFRATERS
Carol Vismans
Harrie Hamers
Sjef Kuppens
*

HET LAATSTE WOORD IS AAN
Wim Wouters
*

.-.-.-.-.-.-.-.-.-.



Het vorige nummer van onze Contactbrief was gewijd aan de oude zowel als de nieuwe generatie Witte Paters: we zagen dat de oude Europese missionarissen het stokje over dragen aan hun jongere – veelal Afrikaanse – collega’s. Want missie moet doorgaan. In nummer 192, dat u nu in handen hebt, borduren we daar een beetje op voort met als thema: ’Inculturatie’, d.w.z. we moeten komen tot een Afrikaanse Kerk die de grondwaarden van de Afrikaanse cultuur en religie uitdiept en die verweeft met de grondwaarden van het Evangelie. Dat zou vooral moeten gebeuren door de Afrikaan zelf. Zoals onze stichter kardinaal Lavigerie al zei: "Wij missionarissen moeten aanstichters zijn. Het eigenlijke werk moet door de Afrikanen gebeuren."

In de voorbije eeuwen heeft het zwaartepunt van de christenheid altijd in Europa gelegen. De rest was missiegebied, geestelijk onderontwikkeld. Europese missionarissen en zendelingen traden met vurige geloofsdrift in de voetsporen van ontdekkingsreizigers en wereldveroveraars. In onze ijver om in Afrika bekeerlingen te winnen, liepen wij als vertegenwoordigers van de Katholieke Kerk soms akelig dicht achter bloedige veroveringen aan. We brachten die landen een christelijke beschaving, met in de hand – om met de Franse chansonnier Jean Ferrat te spreken – "le sabre et le goupillon" (het zwaard en de wijwaterkwast). Een Nederlandse auteur, van West-Afrikaanse origine, schreef een boek met als titel: “De God met de blauwe ogen”. Het is duidelijk: de Kerk was Eurocentrisch, gebouwd op de Europese cultuur. Wij hadden het voor het zeggen.
Zoals de koloniserende wereldmachten was ook de missionaris zeker van zijn raciale, culturele en geestelijke superioriteit. Als Kerk hebben we fouten gemaakt en onze inzichten, onze manier van kerk-zijn soms zelfs met geweld opgelegd. Pogingen zoals die van Matteo Ricci in China om in de 16de eeuw het christendom te enten op de waarden van de Chinese cultuur, werden door Rome pertinent veroordeeld en bestempeld als verraad aan de christelijke leer. Het werd de missionarissen verboden de Chinese riten te bekrachtigen, een besluit dat uiteindelijk desastreus bleek te zijn voor de missies van de Jezuïeten in China. Daarom werden in 1721 alle missies door de Chinese keizer gesloten en een christenvervolging van twee eeuwen lang was het gevolg. Ricci werd in 1939 door Pius XII van alle blaam gezuiverd, maar ondertussen was de schade wel aangericht.

Ook in Afrika hebben wij dikwijls alles wat als heidens werd beschouwd, overboord gegooid en hebben wij heilige grond met voeten getreden. Afrikaanse traditionele godsdiensten zijn jarenlang onderworpen geweest aan onderwaardering, stigmatisatie en misinterpretatie. Gelukkig waren er uitzonderingen, maar het blijft onmiskenbaar: de Afrikaanse ziel is hier en daar diep gewond geraakt. En wie denkt dat dit een handelwijze was uit een ver verleden heeft het mis: nog onlangs gaf een boek van Norman Lewis, ("The Missionaries: God against the Indians"), een beschamende beschrijving van de wrede en mensonwaardige behandeling van groepen Indianen uit Latijns-Amerika door Noord-Amerikaanse protestante fundamentalisten: een imperialistisch christendom in dienst van een niets ontziend kapitalisme.

Zouden tijden kunnen veranderen? Sinds ruim een jaar staat er een Paus uit het zuidelijk halfrond aan het roer van de Kerk. De dynamiek en het enthousiasme van het christelijke zuiden zoekt voorzichtig naar zijn kansen. Zou de katholieke Kerk echt universeel kunnen worden. Zou het woord ’katholiek’ echt thuis kunnen komen? Luisteren we naar de Jezuïet Agbonkhianmeghe E. Orobator (theoloog en provinciaal overste van de jezuïeten in Oost-Afrika):

"Voor christenen in het Zuiden biedt de apostolische exhortatie Evangelii Gaudium (van Paus Franciscus) enkele hoopgevende gezichtspunten, die er om vragen nader doordacht te worden. Het is een document waarin de paus afstand neemt van kerkelijk centralisme en een monotone eenheidscultuur…… Het is opvallend dat de paus uit heel diverse bronnen put. Dat doet hij nu eens niet alleen uit Vaticaanse documenten, maar ook uit documenten uit het Zuiden. Daarmee drukt hij de overtuiging uit dat de missionaire oproep tot evangelisering geldt voor de hele diversiteit van culturen. Alle culturen kunnen de bevrijdende en vernieuwende boodschap van het evangelie tot werking brengen. De boodschap, dat er niet één cultuur is die het monopolie op het evangelie heeft en die de rijkdom ervan geheel kan opnemen, is een vreugdevolle en bevrijdende uitspraak voor de kerk van Afrika, die zich lang genoeg de culturele en imperialistische bevoogding van een eurocentrische kerk heeft moeten laten welgevallen".
In Nr. 1048 van de ’Petit Echo’, een uitgave van onze Sociëteit in Rome, wordt uitvoerig aandacht besteed aan Afrikaanse Traditionele Religies (ATR) en de noodzaak de universele christelijke boodschap te enten op de volken en culturen van het Afrikaanse werelddeel. Vroeger verwaarloosde tradities staan weer in de schijnwerpers. Tijden veranderen inderdaad. Onze vorige Algemene Overste, pater Gérard Chabanon, schrijft in diezelfde Petit Echo, dat in onze huidige multiculturele samenleving zachtmoedigheid en respect basishoudingen moeten zijn wanneer we andere culturen tegemoet treden. “Te lang”, zegt hij, “hebben we geleefd in de overtuiging die de koloniale geschiedenis ons had opgedrongen, dat Afrikaanse volken geestelijk inferieur zouden zijn. Tot op de dag van vandaag houden de media, altijd op de uitkijk naar gemakkelijke stereotypen, het beeld in stand van de Afrikaan die altijd in de problemen zit en nooit verder komt zonder hulp van buiten. Afrika aan de wereld voorstellen als een werelddeel zonder een diepe eigen geestelijke dimensie, als een werelddeel met een religie die de naam niet waard is, laat bij de Westerse lezer een beeld achter dat gebaseerd is op ongegronde algemeenheden en eenzijdige informatie. Afrikaanse religies zouden een onontwarbare kluwen zijn van wrede en bloedige riten, bijgeloof, absurde en kinderlijke voorstellingen, alsook primitieve angsten die persoonlijke talenten in de weg staan en initiatieven blokkeren. Dat idee zou voor eens en voor altijd uit de westerse gedachten wereld verbannen dienen te worden”.

Kortom, het is zaak de Afrikaanse cultuur te herwaarderen en haar waardevolle elementen ten doop te houden. Afrikanen zijn bijzonder religieus en hun godsdiensten, ongeacht de verschillen in nationaliteit, taal of etniciteit, zijn altijd gericht op het leven van de mens in al zijn facetten. Daarom zijn ze in staat ingewikkelde sociale problemen binnen hun gemeenschappen op te lossen. Het bestuderen van hun godsdienstige gedachten wereld en haar praktijken moet daarom doorgaan. Vooral onze jongere opkomende generatie Afrikaanse Witte Paters zal een bijdrage moeten leveren aan de groei van een christenheid die geworteld is in haar eigen cultuur. Dat is noodzakelijk wil die christenheid in Afrika levensvatbaar blijven. Het is vooral aan onze jonge Afrikaanse confraters die ’inculturatie’, die diepere waarden van hun eigen cultuur en religie, te bewerkstelligen en die te verweven met de grondwaarden van het Goede Nieuws, dat ons gebracht is door Jezus van Nazareth. In deze editie van de Contactbrief laten we enkele actieve collega-missionarissen aan het woord met hun getuigenissen.
Piet van der Pas, M. Afr.; redactie


Afrikaanse Traditionele Religie is al sinds jaren op een negatieve manier van de hand gewezen als fetisjisme, animisme, toverij, heidendom, afgodendienst of vitalisme. Zij is nog in veel Afrikaanse gebieden in zwang. Maar zelfs waar ze ogenschijnlijk verdwenen is, bepalen traditionele geloofspraktijken nog steeds het gedrag van veel Afrikanen, ook van hen die zich hebben bekeerd tot de zogenaamde ’geopenbaarde godsdiensten’ zoals Islam en Christendom. Traditionele religie weet tot op de dag van vandaag te overleven in combinatie met die godsdiensten vooral aan het raakvlak van deze twee religieuze culturen die eigenlijk een radicaal ander antwoord verwachten.

Op het moment dat de Afrikaan zich keert naar de twee grote geopenbaarde godsdiensten die zo’n enorme vooruitgang boeken in Afrika, riskeert hij zijn traditionele gevoel van zekerheid te verliezen.

Traditionele religie heeft daarom, zowel in de stad als op het platteland, nog steeds een grote invloed op de Afrikaan en is dus niet beperkt tot de ongeletterde bevolking in achterlijke achteraf gelegen dorpjes. Het trekt professoren van universiteiten aan, alsook doctoren, politici, rechtsgeleerden, wetenschappers en zelfs geprofeste religieuzen.
Gelukkig heeft het Tweede Vaticaans Concilie traditionele godsdiensten positief benaderd. ’Nostra Aetate’, Nr. 2, zegt o.a.: "De Kerk spoort haar kinderen aan om met liefde, met begrip en als getuigen van christelijk geloof en leven en in dialoog en samenwerking met aanhangers van andere religies, te ontdekken dat er veel goede, morele, spirituele en de socio-culturele waarden in andere culturen te vinden zijn." Die uitspraak heeft de aanzet tot dialoog met andere godsdiensten in het algemeen, en die met traditionele religies in het bijzonder, vergemakkelijkt. Er zijn sindsdien boeken over dat onderwerp geschreven door professor Gerard Buakasa Tulu, door de Congolese schrijver Valentin Y. Mudimbe en anderen. Zij kwamen terug op de basisvraag die al in 1956 gesteld was door een 13-tal Afrikaanse priesters in hun boek ’Des prêtres noirs s’interrogent’: "Hoe kan vandaag iemand én Afrikaan én christen zijn?" Onlangs nog constateerde de Tweede Afrikaanse Synode (Africae Munus) dat – vanwege voortdurende oude angsten die verlammende gevoelens veroorzaken over gezondheid, welzijn, de kinderen, het klimaat en bescherming tegen kwade geesten – mensen weer toevlucht gaan nemen tot praktijken van traditionele Afrikaanse religie die onverenigbaar schijnen met het christelijk geloof. Het probleem van het syncretisme, dat van een ’dubbele aanhankelijkheid’ aan zowel het christendom als de Afrikaanse Traditionele Religies, blijft dan ook een constante uitdaging……

Wat doen we hiermee in de context van de Nieuwe Evangelisatie? We waarderen het werk van onze confraters die getracht hebben de positieve waarden bloot te leggen van de Afrikaanse Traditionele Religies, en we worden uitgenodigd daaraan verder te werken tijdens onze pastorale benadering. Het Kapittel van de Witte Paters van 2010 (CA. p. 31) gaf ons daartoe een goede oriëntatie en moedigde ons opnieuw aan tot een respectvolle ontmoeting te komen met vertegenwoordigers van die culturen.

Verachting van de Afrikaanse cultuur heeft gelukkig plaats gemaakt voor respect en waardering. In de context van de ’Nieuwe Evangelisatie’ moet inculturatie een absolute noodzaak en prioriteit blijven, als Jezus Christus zich op de duur echt thuis wil voelen in Afrika.
Inculturatie is het geworteld zijn van de Evangelie Boodschap in de cultuur van een volk zoals ook de Ricci dat wilde doen in China. Daartoe zullen we veel werk moeten blijven investeren in de geschiedenis, de cultuur en de tradities van die volken. Een respectvolle dialoog met Afrikaanse Traditionele Religies zal leiden tot wederzijdse verrijking.


OVERLEDEN FAMILIELEDEN EN VRIENDEN


    Op 5 febr. te Bilthoven: J.J. Buckers, zwager van confrater P. Donders.
    Op 20 febr. te Oss: Paul Mak, uit de familie de Bekker.
    Op 1 maart te Uden: Jan Vogels, zwager van Peter van den Heuvel.
    Op 3 maart te Dreumel: Pierre Kurstjens, broer van + Leo Kurstjens.
    Op 7 maart: Mevr. M. Schulte-Erftemeijer, zus van + Paul Erftemeier.
    Op 8 maart te Teteringen: Nel Akkermans, zus van Kees Akkermans.
    Op 8 maart te Boxtel: Dhr. de Water, vriend van de Witte Paters.
    Op 16 maart te Breda: Ad Kragting-de Jong, zus van + Wim Kragting.
    Op 28 maart te Boxtel: Zr. Elisabeth Nederpelt, Witte Zuster.
    Op 28 maart: Zr .Lidwina, Dienares van Jezus Christus Priester.
    Ook in maart te Beverwijk: Mevr. Joke Backer-Berkhout, moeder van onze sector econoom in Dongen, dhr. Cees Backer.
    Op 25 april te Helmond: Trees Couwenberg, zus van + Piet Couwenberg.
    Op 28 april te Lobith: Paul Peters, broer van confrater Hans Peters.
    Op 8 mei te Boxtel: Zr. Ann Helwegen, Witte Zuster.


“Sommige christenen in Mali en ook enkele priesters hebben geen probleem met syncretisme (Een term die verwijst naar het naar elkaar toegroeien van religies in een poging om tegengestelde geloven met elkaar te combineren, Red.). Eén van hen vertelde mij eens: ‘Je kunt christenen niet vragen hun traditionele riten af te zweren; het is onderdeel van hun cultuur’.

Veel christenen leven in ambiguïteit: Hoe beleven we het christen-dom en respecteren we tegelijkertijd de waarden die we van onze voorouders hebben meegekregen? Al in december 1983 begonnen we cursussen te geven met als doel: het verduidelijken van de relatie tussen menselijke en godsdienstige tradities om vervolgens die waarden ten volle te kunnen beleven. We spraken over gezondheid en ziekten, over huwelijkstrouw en opvoeding van de kinderen, enz. We ontdekten dat trouw aan eigen identiteit niet zozeer bestond in het vasthouden aan oude overleveringen, instituties of riten, maar veeleer het verduidelijken van waarden die we vandaag willen beleven in de context van ons geloof in Christus.
Wij gaan door met onze reflecties over hoe cultuur en traditie actuele situaties beïnvloeden en hoe wij die als christenen kunnen beleven in de wereld van vandaag. De verklaring van paus Franciscus in Evangelii Gaudium plaatst de dimensie van inculturatie in perspectief, in de evangelisatie van culturen.”



“De Karamojong zijn veehouders uit Noordoost Uganda. Karamoja is een streek met een zwaar en vijandig klimaat. De kleine 400 duizend bewoners zijn herders/halfnomaden. Er is nauwelijks regen, wel een verschroeiende hitte. Via hun natuurlijke religie willen zij hun leven beschermen en bestendigen. Menselijke tussenkomst, zoals die van wijze mannen, profeten, zieners en genezers, waarborgt een maatschappij met een sacraal karakter. Ze maken gebruik van symbolen, openbare en geheime rituelen en mondelinge overlevering. Via gebeden, zegeningen, vervloekingen en geloften communiceert men met het bovennatuurlijke. De doden verhuizen naar een ’groot dorp’. Het Opperwezen schiep mens en koe. De koe heeft een bemiddelende rol in het leven van de mens. Onze confrater Franz Pfaff heeft de rol van de koe in die gemeenschap goed begrepen en schreef er een boek over: "Happy Cow, Happy People". De koe immers geeft leven: bescherm de koe en je beschermt het leven.

In deze context proberen wij als christenen relaties op te bouwen van vertrouwen, wederzijds respect en samenwerking. We getuigen vooral door onze manier van leven. Een agressieve en opdringerige evangelisatie zoals die gepraktiseerd wordt door sommige Pinkstergemeenten wijzen wij af. We zetten ontwikkelingsprojecten op en programma’s zoals ’Rechtvaardigheid en Vrede’, en proberen verzoening tot stand te brengen na de beruchte ’koeienoorlogen’ in deze vergeten conflict zone. Onze opdracht is: respect tonen, dialoog op gang houden, voortzetten van onze antropologische research, het beschermen van het culturele erfgoed van de inheemse minderheden en zorgen dat hun praktijken niet worden gemarginaliseerd. Via een ’dialoog van leven’ kan godsdienst een rechtvaardiger en vreedzamere gemeenschap creëren.”


Strijd tegen malaria levert resultaten.

De investeringen in de we-reldwijde strijd tegen malaria blijken succesvol. Het afgelopen decennium is het aantal Afrikanen dat in malariavrije gebieden woont, gestegen van 75,7 miljoen naar 98,7 miljoen.
Malaria wordt overgedragen door muggen die besmette mensen hebben geprikt en vervolgens gezonde mensen prikken. Door de verbeterde bestrijding van malaria is het aantal doden wereldwijd sinds 2002 bijna gehalveerd, blijkt uit het jongste World Malaria Report van de Wereldgezondheidsorganisatie. In 2012 veroorzaakte Malaria nog de dood van naar schatting 627.000 mensen, waarvan 483.000 kinderen jonger dan vijf jaar. Negentig procent van de slachtoffers valt in Afrika. Nog steeds wonen 184 miljoen Afrikanen in gebieden waar ze meer dan 50 procent kans lopen om met malaria besmet te worden. Het risico is het grootst in tien landen: Nigeria, de Democratische Republiek Congo, Oeganda, Ivoorkust, Mozambique, Burkina Faso, Ghana, Mali, Guinea en Togo. Er is ondanks het succes dus nog een lange weg te gaan.
(Bron: IPS, 21/2/2014)

Tortilla’s in Burkina Faso. “In Burkina Faso is de consumptie van brood en andere voedingsmiddelen die van tarwe zijn gemaakt sterk toegenomen. In Koudougou is net een bakkerij geopend en dat terwijl er in Burkina geen tarwe wordt verbouwd! Elk jaar groeit onze afhankelijkheid van geïmporteerd voedsel. Daarom hebben we ons de vraag gesteld wat we daaraan kunnen doen. Er wordt in ons land wel steeds meer maïs verbouwd. Zo is het idee ontstaan om twee Mexicaanse kokkinnen uit te nodigen! Maïs is immers het basisvoedsel in Mexico. Onlangs zijn de vrouwen aangekomen in Koudougou. Na wat experimenten met het aanwezige keukenmateriaal, zijn ze begonnen enkele lokale vrouwen te leren hoe ze tortilla’s kunnen maken. Met een kilo maïs kun je tussen de 30 en 40 tortilla’s maken. Voor de vulling is er een overvloed aan ideeën! We gaan ook hiermee experimenteren om te ontdekken welke recepten het meest in de smaak vallen bij de Burkinezen. Ik kan al vertellen dat een tortilla, gedoopt in ‘dégué’ (een drank gemaakt van gierst), zeer wordt gewaardeerd. Ook een vulling met vissaus van onze buurvrouw, die een kraampje heeft op de markt, valt in de smaak. Ze heeft al berekend dat ze voor de prijs van een sandwich twee tortilla’s met vissaus kan verkopen, wat zeker voedzamer is dan die sandwich.”
Maurice Oudet, M. Afr., Koudougou

Fietsen voor armen.

Elvis Munis, Tanzaniaan van 27 jaar, is al 2 jaar door de wereld aan het fietsen om beurzen bijeen te sparen voor 10 bekwame en gemotiveerde jonge Tanzanianen die zich geheel willen inzetten voor het beheren van de landelijke wildparken, maar die studie niet kunnen betalen. Hij werd geboren aan de voet van de Kilimanjaro, en had een moeilijke jeugd bij zijn grootmoeder en later als straatjongen. Op zijn 15de verhuurde hij zich als drager voor de beklimmers van de Kilimanjaro voor zijn schoolgeld. “Hoe kunnen wij zelfredzaamheid bevorderen om armoede en afhankelijkheid te bestrijden?”, vraagt hij zich af, er aan toe voegend dat zijn fietstocht ingegeven is door het befaamde woord van Gandhi: ’Ben zelf de verandering die je in de wereld wenst te zien’. In die 2 jaren heeft hij 38.000 van de geplande 50.000 km afgelegd, en juist over $14.000.- opgehaald. Zijn tocht begon in Chili, en ging via Argentinië door Zuid en Noord Amerika; van Noorwegen verder via Nederland door Europa; via Marokko bereikte hij Senegal. Juni 2014 verwacht hij bij de Kilimanjaro terug te zijn.
Tanzania Daily News, 25-1-2014.

Vooruitgang in de bevrijding van Somalië.

Het Keniaanse leger heeft hele stukken van het door Al-Shabaab gecontroleerde Zuid-Somalië gepacificeerd. Bewoners die tientallen jaren geleden naar Kenia vluchtten, keren terug, handel bloeit op, verscheidene investeerders komen op zoek naar nieuwe kansen, en vele niet-gouvernementele organisaties willen hun werk hervatten. Het Keniaanse leger begeleidt de NGO’s en plaatselijke regeringsfunctionarissen en beschermt burgers en sleutel-instellingen en levert zelfgezondheidszorg. Het houdt zich bezig met oplossen van conflictsituaties en maken zo een eind aan stammenstrijd en argwaan tussen strijdende partijen. Soldaten helpen dammen en waterreservoirs herstellen. Een aantal scholen en ziekenhuizen is weer open, herstelwerkzaamheden zijn begonnen, Kismayu internationaal vliegveld is weer open na 23 jaren, alsook Afmadow wat al 5 jaar niet meer in gebruik was. Plannen zijn in werking gezet voor het bevrijden van de havenstad Barare en de Jillib landbouwgebieden die de hoofdbron van inkomsten waren voor Al-Shabaab.
Shabelle Media Network, Mogadishu, 26-1-2014

Coöperatieve bank helpt kraamklinieken.
De Coöperatieve Bank van Kenia heeft 10 miljoen shilling gegeven aan de vrouw van President Kenyatta voor haar Moeder & Kindzorg Halve Marathon initiatief. Dit wordt door haar georganiseerd om bewustwording te verhogen en steun te krijgen in de strijd tegen sterfgevallen bij geboorten. In Kenia sterven jaarlijks 5.500 vrouwen door complicaties bij zwangerschap en geboorten, en in 2012 stierven meer dan 100.000 baby’s vóór hun eerste verjaardag. Bankdirecteur Gideon Muriuki prees haar: “Alleen een moeder kan de uitdaging van onze moeders begrijpen bij alle moeilijkheden rond moederzorg, en hun verdriet bij het verlies van kinderen door oorzaken die vermeden kunnen worden als wij maar samen zouden werken.” “Onze bijdrage gaat naar de aanschaf van rijdende klinieken voor medische zorg in achterstandswijken en streken, waar Kenianen die het, het meest nodig hebben. Wij doen een beroep op andere organisaties en op Kenianen van goede wil om samen met Mevr. Kenyatta een vrouwenbeweging op te zetten rond het belang van gezond leven”.
CapitalFM, 5-2-2014.

Dar-es-Salaam haven open 7 dagen, 24 uur per dag.

Dar-es-Salaam, Tanzania, is een transithaven voor buurlanden Zambia, Kongo, Rwanda, Burundi en Oeganda. De Standaard Werk Procedure is nu getekend om de meeste diensten 24 uur, 7 dagen per week, te laten werken. Dit systeem maakt de haven het meest competent in de regio; het zal het inklaren van goederen versnellen, meer handel aantrekken, en immens bijdragen aan de economie. De Onderminister voor Transport, Dr. S. Mwinjaka, zei: “We moeten nu kunnen beginnen en de uitvoering goed in het oog houden”. Hij voegde er aan toe: ”Een van de taken om het systeem soepel te laten werken is het verminderen van opstoppingen door af en aan rijdende vrachtwagens. De bouw van een 3-baans hoofdweg naar de haven is gaande”. Leden die de akte van oprichting tekenden zijn o.a. de Tanzania Haven Autoriteit, Tanzania Belasting Dienst, Tanzania Vrachtwagen Eigenaren Vereniging, Tanzania Internationale Container Terminal Diensten, Tanzania en Zambia Spoorwegen Autoriteit en de Tanza-nia Spoorwegen.
Tanzania Daily News, 11-2-2014.

Dorpelingen doneren land voor Weeshuis. De bewoners van Gendro, Kenia, besloten met algemene stemmen om 2,5 ha, oorspronkelijk bestemd voor een marktplaats, te doneren voor de bouw van een bejaardenhuis en een weeshuis. Projectcoördinator M.O. Tamre zei dat het project van 50 miljoen shilling gezamenlijk wordt bekostigd door de Europese Unie, de Duitse regering en het Siaya kanton, voor de wezen en bejaarden van het gehele kanton. Tamre zei dat het te bouwen complex ook een ultramoderne lagere school zou krijgen, met vreemde talen op het lesprogramma. Er zal een centrale op zonne-energie zijn die elektriciteit verkoopt aan het nationale net om fondsen te genereren voor het beheren van de instellingen. Hij riep de streekbewoners op gebruik te maken van de werkgelegenheid, zodat het project ook een bijdrage levert aan de socio-economische groei van het kanton.
The Star, 13-2-2014.

Micro-credit voor Lage Inkomens. K-Finance BV, Tanzania, introduceerde 20-2-2014 een ‘woningverbetering credit’ voor lage inkomens, met een nog niet afgebouwd huis. De directeur van de firma, Mevr. Devotha Minz, zei dat het leningen verstrekt van € 100,- tot 25.000,- aan lage inkomens, ondernemers en individuen om een degelijk huis te hebben. De firma heeft ook een programma om ondernemers vaardigheden bij te brengen hoe zo efficiënt en winstgevend mogelijk zaken te doen. Tot nu toe hebben zij vanaf het begin in 2008, aan meer dan 3.000 personen een lening verstrekt. Zij zei dat kleine en middelgrote ondernemingen een laag wanbetaling ratio hebben, want 98% betaalt hun leningen terug. Naar schatting bedienen alle Micro Credit Instituties in Tanzania samen bijna een half miljoen kleine en middelgrote ondernemers; toch nog maar zo’n 5% van wat nodig zou zijn. Maar het is een goed begin!
Tanzania Daily News, 21-2-2014.

Verzameld door Marien van den Eijnden


"DIENSTBAAR - EEN WARE HERDER" - Pater Carol Vismans, M. Afr.

Carol werd geboren op 10 april 1931 te Rotterdam. Drie broers van zijn vader en een broer van zijn moeder waren Dominicaan. Een andere oom van moeders kant was priester van het bisdom. Carol zelf wou en zou Witte Pater worden. Hij studeerde in onze vormingshuizen van Sterksel, St. Charles bij Boxtel, in Algiers, Thibar en Carthago in Tunesië, waar hij zich op 17 juni 1958 door een missionaris-eed verbond aan onze Sociëteit. Hij werd priester gewijd te Rotterdam op 2 februari 1959.

Tijdens zijn vorming typeerde men hem als zeer gevoelig met een rijke verbeelding. Hij had een sterke wil, was een harde werker, iemand op wie je kon rekenen; hij wilde alles graag zelf tot in de puntjes regelen. Hij legde gemakkelijk contact, en was steeds bereid een dienst te verlenen.

In 1959 vertrok hij naar het bisdom Koudougou, Burkina Faso, waar hij allereerst de cultuur en taal begon te leren. Daarna begon hij zijn pastorale taken in Reo, en in de jaren die volgden in Imansho, Yako, Leo en Tenado. Carol leerde verschillende talen en sprak die ook goed. De gewoonten, gebruiken en taal van de bewoners waren nog niet echt bestudeerd. Samen met drie medebroeders nam Carol deze taak op zich. Daarnaast bouwden zij mee aan een menswaardig bestaan van de velen die nog verstoken waren van de meest elementaire levensbehoeften. Hij richtte een graanbank op als reserve voor de moeilijke maanden, en van de kleine winst konden zij graan uitdelen aan armen en zieken. Vanwege watertekort liet hij 20 waterputten slaan van 12 à 15 meter diep, en plantte hij 2.000 bomen waarvan de vrucht bovendien zeer proteïne- en vitaminerijk was. Zij bouwden een huis voor de catechist van elk kerkdorp met eenvoudige materialen om het als model te laten dienen voor de andere dorpelingen. Zijn regionale overste schreef over hem: “Carol is een ware herder en neemt goede initiatieven”.

Naast zijn pastorale werk realiseerde hij samen met de bevolking 7 dorpskerken, 65 waterputten, 5 dijken om regenwater op te vangen, 13 graanbankjes met aangrenzende vergaderzaal, 3 gemeenschapscentra, 2 apotheken, 2 kraamklinieken, behuizing voor leerlingen, en een 12-tal catechistenhuizen met wat grond. In samenwerking met een Internationale Taalkundige Organisatie begon hij in 1992 aan het vertalen van het Nieuwe Testament in de Nuni-taal. Hij schafte er een computer voor aan die werkte op zonne-energie.

In januari 1995 kwam hij voorgoed terug naar Nederland en werd gevraagd voor een Missionair Project in Den Haag. Een andere Nederlandse Witte Pater was daarmee begonnen samen met een pater van SVD. In de Schilderswijk woonden veel immigranten (80%). Zij hadden een woning midden in die wijk en Carol voegde zich als derde bij hen. Hun ideaal was om vanuit hun katholieke inspiratie een bemiddelingsrol te spelen tussen de immigranten (velen uit Afrika) en de lokale bevolking. Vanwege de grote verschillen in taal en cultuur werkten zij toe naar een “gemeenschap van gemeenschappen”. Binnen dat project werd Carol in 1996 benoemd voor de pastorale zorg in de Antilliaans-Arubaanse gemeenschap, 11.000 personen in Den Haag en omstreken. Hij leerde de taal Papiamento en in de erediensten ging hij ook voor in die taal.

In 2002 zette hij in ons nieuwe onderkomen in Dongen de website van de Witte Paters op. Hij deed dat met verve, soms letterlijk dag en nacht. Hij verzamelde daarvoor stapels informatie en foto’s. In de weekeinden ging hij nog regelmatig voor in de Antilliaans-Arubaanse gemeenschap. Graag zette hij gezangen in tijdens de eredienst zodat de Broeders, toen zij nog naast ons woonden, hem “de zingende pater” gingen noemen.

In 2009 ging hij in Heythuysen wonen. In Augustus 2010 moest hij het auto rijden opgeven en niet veel later ook zijn pastorale werk. Geleidelijk aan ging zijn toestand achteruit. Op Zondag 2 februari ontving hij het sacrament van de zieken. Op woensdagmiddag, 5 februari 2014, stierf hij in de aanwezigheid van José en Annie, die hem de laatste maanden liefdevol hebben begeleid.

Op dinsdag 11 februari werd in de kapel van St. Charles Heythuysen tijdens een Eucharistieviering afscheid van Carol genomen, waarna hij te ruste werd gelegd op onze missie-begraafplaats aldaar.



“IK HEB MOGEN GEVEN EN ONTVANGEN" - Sjef Kuppens, M. Afr.

Sjef werd geboren op 18 april 1940 in Tungelroy bij Weert. Hij volgde zijn opleiding in onze vormingshuizen: filosofie in België en St. Charles bij Boxtel, noviciaat in Dorking, Engeland, en theologie in België, waar hij zich in 1966 door een missionaris eed verbond aan onze Sociëteit; hij werd gewijd te De Meern op 1 juli 1967. Een oudere broer is Kruisheer, nog steeds missionaris in Indonesië. Hij is een neef van onze medebroeders Zef en Jos Kuppens. Alle drie hun roepnamen komen van hun voorvader Josef.

Sjef was altijd begaan met armen en gemarginaliseerden, zwakke confraters inbegrepen. Hij was allergisch voor “macht van bovenaf” zowel kerkelijk als burgerlijk, en trachtte de kerkgemeenschap “van onderaf” op te bouwen. Hij leefde en werkte met grote ernst, vaak gespannen, in wat een regionale overste typeerde als: “zijn nogal persoonlijke manier van dingen doen”. Sjef was wilskrachtig, een doorzetter en harde werker. Hij werkte veel op zijn gevoel en intuïtie, en kon zich dan niet steeds duidelijk uitdrukken. Hij was een idealist en niet al zijn ideeën waren praktisch, maar hij consulteerde en was open voor advies. Hij was steeds bereid een dienst te verlenen, en had grote behoefte aan gemeenschapsleven. Hij genoot van muziek en zijn pijp.

In 1967 vertrok Sjef naar Ghana, het bisdom Tamale, waar hij de Dagaare-taal leerde en zich ging toeleggen op het pastorale werk. Het hoofdwerk was primaire evangelisatie en het vormen van Christelijke gemeenschappen. Zijn ideaal was een kerkgemeenschap “van onderaf” op te bouwen. Op plaatsen waar geen gezondheidszorg aanwezig was, behandelde hij zieken voor zover hij kon. Hij wilde heel toegankelijk zijn voor de parochianen met een open pastorie; wanneer zijn huisgenoten niet zover wilden gaan kon dat wrijving veroorzaken.

Hij gaf veel aandacht aan het opbouwen van Christelijke basisgemeenschappen om dichter bij de parochianen te zijn, en zodat de parochianen onderling meer contact konden hebben. Enige jaren later constateerde hij dat de parochie daardoor “erg in opbloei gekomen was”. Het land maakte een moeilijke periode door zowel politiek als economisch, en in 1983 kwam daar nog gebrek aan regen bij met als gevolg hongersnood. Sjef organiseerde een “graan-bank” voor de streek, wat door de bevolking zeer gewaardeerd werd. Zijn regionale overste wenste dat dit in andere parochies navolging zou vinden.

Hij begon zich oververmoeid te voelen en schreef juni 1984: ”Het is niet dat ik teleurgesteld ben in het missionarisleven, maar ik heb behoefte aan het zoeken naar nieuwe steunpunten”. In augustus kwam hij naar Nederland en ging deel uitmaken van onze missionaire bewustmaking gemeenschap Karibu in Nijmegen. Toen deze opgeheven werd, ging hij Missiologie en Spiritualiteit studeren aan de universiteit in die stad, en deed zijn doctoraal examen in mei 1991.

Daarna zocht hij naar mogelijkheden om in Nederland de wederkerigheid van missie gestalte te geven en zijn Ghana-ervaring ergens concrete vorm te geven. In 1992 werd dat het multicultureel missionair pastoraat in de Bijlmermeer, een wijk in Amsterdam. Het bisdom noemde het “een smeltkroes van culturen en volkeren”, en was blij met een missionaris. Er woonden 52.000 mensen waarvan 54% migrant; 33 landen van Afrika waren er vertegenwoordigd; de grootste groepen kwamen uit Nigeria en Ghana. Zijn doel was te komen tot een multiculturele parochie. Sjef sprak van “universeel broeder- en zusterschap”. In een evaluatie van die periode schreef hij in 1995: ”Dit soort ontwikkelingen hebben veel tijd nodig, besprekingen, zorg, geduld, wijsheid en vooral communicatie; ook een heel gamma aan participatie”.

In 1996 ging hij deelnemen in een gelijksoortig project in Noord Hollywood, tussen de armen van Los Angeles; 75% kwam uit verschillende Spaans sprekende landen van Latijns Amerika. De parochie werd in 1986 voor het eerst door Witte Paters bemand, en had tien jaar later 55.000 bewoners waarvan de helft met katholieke achtergrond. Zij werkten met jeugdgroepen, echtparen die ergens thuis bijeenkwamen, een groep voor bejaarden, voedselbank, zangkoren, veel ziekenbezoek, en allerlei vormen van geloofsverdieping. Maar na een half jaar bleek de druk toch te groot, en na enige maanden bezinning en rust ging hij in 1998 naar Chicago voor een gelijksoortige benadering. Opnieuw bezweek hij onder de druk, en in 1999 kwam Sjef terug naar Nederland. In 1999 schreef hij: ”Toch kan ik zeggen dat het een verrijkende tijd is geweest, ik heb mogen geven en ontvangen”.

Eind 2000 ging hij in Den Haag naar ons Missionair Project in de Schilderswijk. Een gebied van een vierkante kilometer met 40.000 bewoners uit vele werelddelen: Afrikanen (8 tot 10.000), Surinamers, Turken, Antillianen, Aziaten, en een handjevol Nederlanders. Er werden over de 100 talen gesproken; er waren 11 moskeeën, 16 Christelijke gemeenschappen, en een Hindoe tempel, dus multicultureel en multireligieus. De missionaire taak in zulke omstandigheden was volgens Sjef een houding aankweken en er vormen voor vinden, waarin men open staat voor de ander. Voor hun rijkdom en ook voor hun zorgen, pijn, en schaduwzijden. Met als basis van spiritualiteit: elke mens is geschapen naar Gods beeld. En als doel: komen tot één gemeenschap van gemeenschappen.
Eerste aandachtsgroep voor Sjef waren de Afrikanen, voornamelijk uit Engelssprekend West Afrika. Urenlang woonde hij hun kerkelijke en sociale vieringen bij. In die tijd schreef hij: ”Missionair bezig zijn in deze tijd betekent voor mij het zoeken naar wegen van verbondenheid onder de mensheid en met de schepping. Opdat een nieuwe tijd mag aanbreken, waarin leven en vooral het leven van ieder mens geëerbiedigd en gevierd wordt. Het uitgangspunt (spiritualiteit) om deze weg op te gaan heeft als grondslag de verbondenheid met de Bron van liefde, zoals deze door Jezus zelf werd en wordt beleefd”.

In 2007 werden zijn hartklachten zo ernstig dat hij een pacemaker nodig had. In 2008 liep hij een virusinfectie aan zijn hart op en moest maanden in het ziekenhuis doorbrengen. Het maakte hem onzeker. In mei 2009 werd besloten tot een tweede openhartoperatie. Het vereiste opnieuw een wekenlang verblijf in het ziekenhuis. Hij knapte genoeg op om zorg te blijven dragen voor de Engelssprekende Afrikaanse gemeenschap.

In december 2010 verhuisde hij naar Heythuysen; daar begon hij met schilderen. Hij genoot van zijn pijp als van een vriend, die nooit klaagde of zeurde en er steeds 100% voor hem was wanneer hij contact zocht. Zijn stok was ook zo’n vriend, zij waren onafscheidelijk; zag je Sjef, dan zag je zijn stok. Hij had er moeite mee dat zijn lichaam niet deed wat hij wilde. De ene dag voelde hij zich beter dan de andere. Hij genoot er van om regelmatig op bezoek te kunnen gaan bij familieleden die in de buurt woonden.

Sjef overleed op 28 februari. De uitvaart was op zaterdag 8 maart in Tungelroy, waarna de begrafenis volgde op de begraafplaats van St Charles te Heythuysen.


ZACHTAARDIGE AIMABELE MAN - Harrie Hamers, M. Afr.
(Br. Alfons)

Harrie werd geboren op 13 juli, 1916, te Epen in Zuid-Limburg. Als kind verhuisde hij naar Mechelen. Om missionaris te worden sloot hij zich daarom aan bij de Belgische Provincie, en volgde de opleiding daar in onze vormingshuizen van Varsenare en Gits, waar hij zich op 8 september 1947 door een missionaris eed verbond aan onze Sociëteit. Zijn jongere broer Leo was al in 1939 met zijn opleiding begonnen in Boechout; evenals Harrie was hij werkzaam in Oost Congo. Leo overleed in 1997.

Harrie was een harde werker en heel aangenaam om mee samen te leven en te werken. Steeds bereid iemand te helpen. Hij was zachtaardig van karakter. Iemand die jaren met hem samen was getuigde: ”Ik heb hem nooit kwaad zien worden!” Naast zijn vele werk legde hij grote nadruk op bezinning en de innerlijke dimensie van zijn leven. Iemand schreef in december 2008: “Ik vermoed dat hij nog steeds te vinden is bij de Heer in de kapel”. Harrie was zeer sober; hij dronk geen alcohol, maar ook geen koffie of thee, alleen water; vandaar dat hij ook wel “de watervogel" genoemd werd.

In België werkte hij een tijd in Gits en in Varsenare in de groentetuin van de boerderij. Vier jaar lang initieerde hij er de novicen in de geheimen van het groenten kweken. In oktober 1952 vertrok hij naar het bisdom Bukavu in Oost Congo. Ook daar runde hij 10 jaar lang de boerderij van het klein seminarie voor de voedselvoorziening en had er een steen- en dakpannenbakkerij voor de bouwwerken die hij ondernam. Daarnaast runde hij nog de koffieplantage. Voor verlof in België en Nederland had hij eigenlijk geen tijd. In 1962 was Harrie bijna 8 maanden op de Procure in Bukavu om er het economaat te voeren en de bezoekers te ontvangen. In 1963 ging hij naar het domein van het Fomulac ziekenhuis, waar hij bijna 30 jaar woonde en werkte vanuit de Witte Paters gemeenschap daar. Hij tekende er de plannen voor zijn bouwwerken, en bouwde onder andere dat ziekenhuis en een school voor de kinderen van het ziekenhuispersoneel. Hij bouwde vakkundig met oog voor afwerking. Hij had er een houtzagerij, een timmerwinkel, een steen- en zandgroeve, plantte bomen en zorgde bovendien nog voor de boerderij. Hij kon goed overweg met zijn werklui en met de bevolking in het algemeen. Harrie hield er niet van om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Het verhaal gaat dat bij zijn eigen zilveren jubileum, waarvoor ook zijn broer Leo overgekomen was uit Bunia, Harrie zelf plots spoorloos verdwenen was!

Vanaf 1992 was hij in Murhesa, Bukavu, om er het economaat te voeren en te zorgen voor de grote tuin, een kleine koffieplantage, en een bos van eucalyptusbomen. Het hele jaar door bracht hij sla op tafel en ook andere groenten waren er in overvloed, evenals aardbeien, en koffie van zelf geroosterde koffiebonen waarvan alle priester- en zustergemeenschappen van de bisschopsstad konden genieten. Als een monnik verdeelde hij zijn tijd tussen gebed en werk, steeds beschikbaar voor hen die een beroep op hem deden. Elke vrijdag voormiddag ontving hij de armen die zich op de binnenplaats opstelden, een rij volwassenen en een andere rij kinderen. De volwassenen ontvingen wat geld; de kinderen bananen, snoepjes of koekjes. Ook wanneer hij ziek was wilde hij maar blijven doorwerken. De enige oplossing was dan om de overste te roepen om hem onder gehoorzaamheid te verplichten naar bed te gaan. Voor hem was dat heilig.
Eens was hij zo ziek dat ze hem voor opname en verpleging naar het Fomulac ziekenhuis brachten, waar hij zo lang geleefd en gewerkt had. Maar na 3 dagen hadden de confraters hem al teruggestuurd, want zij konden hem niet op zijn kamer houden omdat hij steeds ging meewerken met zijn vroegere personeel! Eens was er onenigheid tussen het ziekenhuis en een buurman over de grens van hun eigendom. De directeur ging Harrie in Murheza halen, en zonder te aarzelen liep hij trefzeker naar de juiste plek waar na wat graven het wettelijke grenspaaltje te voorschijn kwam. Probleem opgelost!

April 1996 kwam hij voorgoed naar Nederland, en vestigde zich te Heythuysen; hij was toen bijna 80 jaar oud. Hij was liever langer in Murheza gebleven, waar hij gelukkig was; zijn zieke broer Leo in Heythuysen deed hem besluiten terug te komen. Dag en nacht stond hij voor hem klaar en hij heeft hem tot het laatst toe verzorgd.

Hij hield van postzegels verzamelen, en van een potje kaarten; in 2010 begon dat lastiger te worden omdat hij steeds minder hoorde; toch bleef hij bij de andere kaarters zitten om toe te kijken. In december maakt hij een gemene val. Van toen af was hij aan een rolstoel gebonden, die hij zelf voort wilde bewegen. Je zag hem vaak in de kapel, en dikwijls zich voortbewegend door de lange gangen van het huis, met een rozenkrans in zijn hand. Hij had een vaste medebroeder die hij een paar keer per week bezocht voor een geestelijk gesprek. Echte gesprekken werden steeds moeizamer, omdat hij praktisch niets meer kon horen. Nooit hoorde men hem klagen; hij maakte de indruk van een tevreden mens. Hij begon sterk te vermageren, en kreeg wat moeite met zijn oriëntatievermogen. Eind februari viel hij opnieuw in zijn appartement en werd bedlegerig. Op 7 maart is hij overleden in zijn appartement in Heythuysen.

Wij vierden zijn lange leven in een Eucharistieviering op woensdag-middag 12 Maart, 2014, in de kapel van St. Charles te Heythuysen, waarna hij op ons kerkhof is begraven.



Veel lezers van ons Contactblad kennen geen Afrikaanse Witte Paters. Wel van gehoord natuurlijk of gelezen in ons laatste Contactblad. Ze zijn er dus wel! Zoals b.v. die jongeman, nu als missionaris werkzaam onder de Karamojong in Uganda, en met wie ik jaren heb gecorrespondeerd. Hij komt van een arme familie uit de Filipijnen, pas gewijd en werkt met enthousiasme onder een arme bevolkingsgroep. Hij schrijft lange brieven, zoals de oudere missionarissen onder ons dat ook deden, om met enthousiasme te vertellen over zijn mensen, en natuurlijk om te schooien!

Of zoals de twee jonge Afrikaanse witte paters, die ik vorige week ontmoette in Dublin, Ierland. Jong, vol enthousiasme, volkomen thuis in onze witte paters familie, actief, steeds te vinden in de keuken, oftewel om Afrikaans eten te maken, ofwel om de afwas te doen; dan weer te vinden in de kapel, samen met witte paters uit verschillende landen. En ondertussen steeds klaar voor een gesprekje, over voetballen of over hun ervaringen in de Ierse parochies. Nu ze hier zijn, moeten zij zich aanpassen aan onze cultuur, ook onze verborgen culturen, waarvan boosheid en angst de fundamenten zijn.

Ik heb eens een cursus gegeven aan ongeveer 30 Afrikanen over wat wij vroeger noemden de heidense cultuur. Ik had een echtpaar gevraagd om me te helpen en echt gebeurde verhalen te vertellen als illustratie van waar we het over hadden. Na een volle week vergaderen kwam een religieuze zuster (algemene overste van haar orde) me vertellen hoe diep die zogenaamde heidense gewoonten en gebruiken en gedachten waren verweven in haar leven. Ze was ermee opgegroeid… d.w.z. het betekende heel wat in haar dagelijks leven. Als je deze ontmoetingen bij je binnen durft te laten, dan is missionaris zijn geen last, je kunt er gelukkig oud mee worden!