Homepagina > Nederland > MiniNieuwsbrieven Witte Zusters > Slavernij: goed praten of uitpraten?

Slavernij: goed praten of uitpraten?

maandag 29 april 2013, door Zr. Anne-Katrien

Slavernij: goed praten of uitpraten?


Met 9 van onze zusters hebben wij gehoor gegeven aan de Raad van Kerken om deel te nemen aan een dag aangaande de afschaffing van de slavernij. Deze werd gehouden te Utrecht op 20 februari. Het thema was: Slavernij goedpraten of uitpraten?

Dit jaar is het 150 jaar geleden dat de slavernij bij wet is afgeschaft in de voormalige Nederlandse koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen.
Het is onmogelijk om in het kort alles weer te geven van de 8 sprekers, die allen als getuigen opkwamen. De twee die ons bijzonder troffen waren:
Yose Höhne-Sparborth en Kathleen Ferrier (destijds lid van de Tweede Kamer).

Yose zei o.a.: “Vanmiddag wil ik spreken over het collectief “WIJ” van Nederland, wij, die aan slavernij deden; wij hebben een beladen verleden!
Ik wil getuigen van de beschadigingen die ik zag in Colombia, waar ik werkte.

  • Bij de Vrede van Utrecht in 1713 moesten we het recht de alleenhandel in slavernij op dat gebied afstaan aan Engeland. Daarna verhandelden wij slaven op illegale wijze. In Colombia leven nu ongeveer 5 miljoen nakomelingen van slaven.
  • Deze nakomelingen leven daar als een sociale minderheid onder dominante Europeanen.
  • Colombia telt 46 miljoen inwoners. Daarvan is 20% Europees, 11% is Afro. De Europeanen domineren alles. Afro’s komen nergens aan te pas. Op alle foto’s verschijnen Europeanen, niet één Indiaans gezicht, laat staan Afro’s. Dat is Colombia!”.

  • En Yose vervolgt: “Laten we vandaag de dag naar onze eeuwenlange daden rol kijken.

  • Wij Nederlanders, hebben de drang om rijk te worden en rijk te blijven.
  • We horen bij de 20 rijkste landen wereldwijd en wij willen stijgen op die ladder.
  • Wij hanteren een geraffineerde vorm van zichtbaar en onzichtbaar maken; bv. in Nederland mocht slavernij niet, wel ver weg, waar niemand het zag.
  • Onze burgerlijke samenleving hanteert verfijnde vormen om gemarginaliseerde groepen buiten het gesprek te houden.
  • Onze multinationals zijn er beter in geworden om slavernij onzichtbaar te maken. Het gebeurt ver weg, en het vergt studie en onderzoek, zodat wij consumenten weten waar slavernij aan te pas komt. Daardoor is ons collectieve gevoel bij slavernij: ver van mijn bed!

  • Als christenen staan wij voor spannende historische vragen. Ruim twee eeuwen was fort Elmina nabij Accra in Ghana een Nederlands slavenfort. In de kapel van dat fort staan de woorden van psalm 132 in het Nederlands:
    “Want de Heer heeft Sion uitverkoren”. Dat is zo’n belijdenis van `Onze handel gaat goed, dus God is met ons!` Hoe konden onze voorouders ooit tot die overtuiging komen? In een kapel boven de kelders waar de slaven soms maanden vastzaten totdat een schip uitvoer? Is dat geen godslastering? Voor Afrikaanse theologen is fort Elmina symbool voor de schuld van de christenen in deze geschiedenis.
    Onze voorouders hadden beter kunnen weten. Onze God schaarde zich aan de zijde van de slaven. En die God gaf het vluchtende slavenvolk de Tien Woorden in de woestijn. Op dat moment, toen ze al geen slaaf meer waren omdat ze op weg waren naar het beloofde land en zelf een volk zouden worden.

    Die God tegen slavernij trekt al ruim drie duizend jaar met ons op. Onze kerken zijn begonnen aan het verzoeningswerk. Voor een deel hoeven wij dus maar aan te sluiten. En we kennen een hele oude richtlijn uit Mattheus: “Wat je aan de geringste der Mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan”. Theologisch wil dat als volgt vertalen: `God was op de slavenschepen, God stierf er en werd overboord geworpen. God werd gemarteld en verkracht en als vuil behandeld, God schreeuwde en wanhoopte en kwam in verzet en overleefde met de slaven.` Wij kunnen kennelijk God doen sterven, maar we kunnen God ook tot leven doen komen. Dan kan onze belijdenis van een verrezen God weer een hoopvolle toekomst worden. Laten wij ons scharen aan de zijde van die God die zich bij slaven voegt en voor hun vrijheid opkomt”.

    Op een zeer bewogen en duidelijke wijze vervolgde Kathleen Ferrier het volgende: “ De afschaffing van de slavernij in 1863 ging niet vanzelf. Wij, in Nederland, waren een van de laatste landen. Slaven werden echter verplicht nog tien jaar op de plantages te blijven werken. Een compensatie van 300 gulden per slaaf werd toegewezen aan de slaveneigenaar, terwijl de slaven geen enkele tegemoetkoming kregen…!
    Ondanks de feitelijke afschaffing, is het slavenverleden niet voorbij. De gekleurde mens (Kathleen is van Surinaamse afkomst) en ik spreek uit eigen ervaring- heeft nog op vele terreinen te kampen met vooroordelen, racisme en discriminatie en de daarmee gepaarde minachting, sociale uitsluiting, armoede en onderdrukking. Tot op de dag van vandaag worden de meest fundamentele mensenrechten nog steeds geschonden, overal! Daarom blijft het opkomen voor mensenrechten, het centraal stellen daarvan in politiek en in de samenleving, onverminderd van prioritair belang. En dat begint met het erkennen van de feiten.

    Bijeenkomsten als deze, bieden ons allen te kijken naar ons beladen verleden en het erkennen van de feiten, maar zeker ook om vooruit te zien. De gezamenlijke geschiedenis van bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving maakt haarscherp duidelijk dat de beladenheid van deze feiten niet meer mag worden weggestopt. We kunnen en we moeten erover praten! We moeten vooral werken aan een gezamenlijke toekomstvisie vanuit gedeelde waarden.

    Daarvoor is nodig dat we werkelijk oog hebben voor elkaar en voor dat gedeelde verleden. Het gaat niet om de schuldvraag alleen, maar juist om het werken aan die gemeenschappelijke toekomstvisie.
    En we zullen het wel moeten! Door de huidige, financiële, economische, zware tijden, hebben we al onze talenten nodig om de zeilen bij te kunnen zetten. Want inmiddels zal het wel bij iedereen duidelijk zijn: op de Staat kunnen we steeds minder terugvallen. Ons heil vinden we niet bij de Staat en niet bij de Markt; die vinden we in de samenleving. Daar ligt de oplossing van problemen, in de relaties tussen mensen, alle mensen, daar, in het inclusieve burgerschap, ligt de ware kracht.
    We moeten elkaar zien zoals we zijn…de verschillen onder ogen zien, die erkennen, maar vooral benadrukken wat ons bindt. Als we dat doen, blijft de diversiteit niet een opstakel voor vooruitgang, maar juist een enorme bron van kracht. We hebben elkaar nodig; niet alleen omdat ik zie dat de tijden ons dwingen dit te erkennen, maar ook omdat ik zie hoe steeds meer mensen, jongeren ook, zich op nieuwe manieren met elkaar verbinden en voor mensenrechten opkomen. Niet meer verticaal, maar horizontaal, wereldwijd, via facebook en twitter.
    Vandaag de dag zie ik een generatie opstaan die niet in oude patronen wil denken, maar aan de slag wil! Hun eigen leven en hun land opbouwen. Laat dit jaar van herdenken daar een bijdrage aan leveren. Immers, alleen in de ogen van de ander kunnen we werkelijk onszelf en God erkennen.”

    Wat ieder van ons ook heel erg getroffen heeft deze dag; dat zijn de overeenkomsten die wij in onze congregatie momenteel beleven, weergegeven in onze documenten, waarin we bijna letterlijk op dezelfde grote punten terugkomen.

    Na al deze bewogen gesprekken hebben we gedurende 2 uur een wandeling door Utrecht gemaakt: de slavenroute. We hadden meer dan genoeg stof om te mediteren.

    Anne-Katrien