Homepagina > Onze overledenen > Jaar 2012. > Pater Harry Mulders overleden.

Pater Harry Mulders overleden.

woensdag 17 oktober 2012, door Webmaster

pater Harry Mulders

In medeleven en dankbare herinnering
delen wij U mede dat

pater Harry Mulders
(Henricus, Aloysius, Johannes, Maria)

Missionarissen van Afrika
(Witte Pater)

op 16 oktober 2012 is overleden.

_

Harry werd geboren op 14 september 1923 te Tilburg. Om missionaris te worden was Harry 2 jaar op het klein seminarie van Mill Hill en vervolgde daarna zijn opleiding in onze vormingshuizen van Sterksel, St.Charles bij Boxtel, ’s-Heerenberg, Rossington-Hall, en Monteviot (Schotland), waar hij zich op 30 mei 1950 door de Missionariseed verbond aan onze Sociëteit, en op 31 mei 1951 priester werd gewijd in de kerk van Galashiels. Een oudere broer was al missionaris bij Mill Hill, in Borneo, Indonesië.

Harry had een gezond oordeel en een prettig, steeds opgeruimd karakter. Een rustige persoonlijkheid, een doorzetter, een harde en methodische werker, een man van aktie. Steeds bereid een dienst te verlenen, mee te denken en mee te werken. Ook was hij iemand die voor zijn opinie uitkwam.

In januari 1952 vertrok hij naar het bisdom Kigoma, Tanzania. De nacht van aankomst maakte hij zijn eerste aardbeving mee, en een flinke ook. Na enige dagen vertrok hij achter op een open 3 ton vrachtwagen van het bisdom naar zijn eerste parochie: Makere, voor hem “de mooiste en interessantste van heel het bisdom”. Hij moest er de plaatselijke taal Ha en de cultuur leren. Gelukkig behoorde de bevolking van het hele bisdom tot één etnische groep. Daarbij hielp hij de 3 andere priesters in de pastoraal en de bouw: houtzagerij, timmerwinkel, steenbakkerij en grote opslagplaats voor kalk. Dat jaar hadden zij 180 nieuwe christenen. Het was nog de tijd dat katholieken en protestanten wedijverden om bushschooltjes te vestigen; de voorgangers van Harry hadden de voornaamste plaatsen weten “in te pikken”. Zijn regionale overste schreef in december 1952 dat hij en anderen vol lof waren over Harry, maar voegde er aan toe dat hij de regel(s) wel wat breed interpreteerde!

Eind 1953 werd hij benoemd op het klein seminarie in Ujiji om Engels, Latijn, en Geografie te doceren. Vooral Latijn vroeg veel voorbereiding, en hij wilde het nu beter doen dan in zijn studentenjaren. Ook moest hij tijd vinden om de landstaal Swahili te leren. De communiteit beviel hem uitstekend. Maar hij vond dat het leven op een seminarie niets gemeen had met dat op een missiepost, en dat zelfs de studenten niet te vergelijken waren met de bush-jeugd. Hij verzuchtte: “Geef mij de bush maar”.
Op 26 december 1955 ging Harry met rector J.Steinkamp en 40 studenten van Ujiji naar Kaengesa, bisdom Sumbawanga, om daar een nieuw klein seminarie op te richten. Zij begonnen in tijdelijke gebouwen. In maart 1956 kwam de eerste groep Kajotters uit Nederland (KAJ: Katholieke Arbeiders Jongeren) en in mei de tweede groep. 6 jonge mannen, enthousiast en vol idealen. Zij legden de fundamenten en na 3 maanden was een derde van de gebouwen klaar. Het was een experiment en bleek succesvol, om een model te tonen van hoe lekenarbeiders vanuit hun katholiek-zijn leven en werken: met overtuiging, opgewektheid en offerbereidheid. Het maakte indruk op de bevolking. Het hoofdbureau van de KAJ was zeer te spreken over de samenwerking van Harry met de Kajotters.

Begin 1957 ging Harry terug naar het parochiewerk. Eerst in de stad Kigoma, in 1958 in Kakonko als pastoor en in oktober 1960 als pastoor in Mabamba, waar hij 13 jaren bleef. Het was de tijd waarin de leken meer werden betrokken in het animeren van hun medechristenen. Aanvankelijk door in alle kerkdorpen het Lekenapostolaat en het Legioen van Maria op te zetten. Later werden die vervangen door kleine christelijke gemeenschappen en kerkenraden met een overkoepelende parochieraad. De pastorale rol van catechisten was hierin van groot belang, en Harry besteedde dan ook veel aandacht aan hen. Het was de tijd van allerlei seminars en studiedagen!

Begin jaren 70 begon de regering de dorpspolitiek door te voeren. De bevolking woonde nogal verspreid; men kon de voorzieningen (scholen, gezondheidszorg, water) niet naar hen toe brengen, dus organiseerde men de mensen rond de voorzieningen. Harry en zijn medebroeders besteedden veel tijd om het nut hiervan aan de bevolking uit te leggen. Naast de gewone dorpen die zo ontstonden, waren er ook zogenaamde Ujamaa-dorpen waarin de bewoners eigen veldjes hadden en gezamenlijke velden waar zij samen op werkten, en de opbrengst deelden, volgens de visie van de 1e President, Nyerere: samen leven en werken. Met 19 jongeren startte Harry zo´n Ujamaa dorp en zij noemden het Nyabitaka. Hun huizen bouwden zij door eigen inspanning met subsidie van Habitat. Nyerere kwam zelf kijken en sprak toen ook persoonlijk met Harry. Nyabitaka ontwikkelde zich en bestaat nu nog.
December 1973 werd hij pastoor van Kasangezi; daar was hij 12 jaren. Toen hij er kwam was het een opkomend dorp vanwege de nieuwe dorpspolitiek. Het voormalige parochiecentrum van Marumba lag in de heuvels en was moeilijk bereikbaar. Daarom wilde men het verplaatsen naar Kasangezi. Een van zijn voorgangers, Frank Tryers, had de start al gemaakt. Harry ging er lange tijd alleen wonen langs de “grote weg” tussen Kigoma en Kasulu, in een grashut die nog eenvoudiger was dan de traditionele, en gebruikte er een petroleumlamp. Zijn medebroeders waren steeds bevreesd dat hij er zich levend zou verbranden! Tijdens zijn dagelijkse pastorale werk hield Harry toezicht op de bouw van de parochiekerk, de pastorie, een klooster voor missiezusters uit Burundi en hun polikliniek met kraamafdeling. Zijn pastorale beleid was een voortzetting van zijn laatste jaren in Mabamba, en hij deed dat met grote inzet. Dat is dan ook de reden dat Kasangezi zich ontwikkelde als het natuurlijk centrum van de parochie.
September 1986 ging Harry, toen 63, voor een jaar een priester vervangen in Kakonko, en daarna naar Makere, waar hij 6 jaren leefde en werkte als assistent pastor.

Juni 1993 was hij bijna 70 en kwam voor goed terug naar Nederland. Per 15 oktober werd hij Rector van het Bejaardenoord te Heelsum, als opvolger van een in mei overleden medebroeder. Hij ging in mei 2000 op rust in Vaassen, en verhuisde in juli 2002 naar Dongen. Daar, en in drie kloostergemeenschappen van Dongen, ging hij regelmatig voor in de Eucharistie, met overwegingen die zeer geapprecieerd werden. Hij nam opgewekt deel aan de corveediensten in huis. Hij keek graag naar een voetbalwedstrijd, genoot van zijn borreltje en stapte dagelijks op zijn elektrische fiets of maakte een wandeling. Voor enige jaren waren er 3 confraters uit Tilburg in huis, tijdgenoten, die alle drie in Tanzania geleefd en gewerkt hadden. Het was leuk te horen hoe zij elkaar goedaardig plaagden, of oude herinneringen ophaalden over het leven in hun stad.

In april 2011 verhuisde hij naar Heythuysen. Bij zijn afscheid zei de huisoverste dat hij een waardevol lid was van de gemeenschap; hij zei bv. steeds ‘Ja’ wanneer hij gevraagd werd voor een dienst, of die nu aangenaam of minder aangenaam was. Hij wist zich goed aan te passen in Heythuysen, maar zijn verblijf daar was maar kort.
20 augustus 2012 werd Harry ernstig ziek even opgenomen in het ziekenhuis van Roermond.

Harry overleed in Heythuysen op 16 oktober 2012.
Te midden van vele medebroeders werd hij daar op vrijdag 19 oktober 2012 te ruste gelegd op ons kerkhof.

De Heer werkte met hen mee en schonk kracht
aan hun woord door de tekenen die het vergezelde
”.
Mk.16,20


Familie Mulders

Jan Mol M.Afr.
Gedelegeerde Overste Nederland
Modestusstraat 20
5101 BP Dongen